ECLI:NL:GHLEE:2008:BC8196

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
19 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
600308
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Streppel
  • J. Verschuur
  • M. Onnes-Wind
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging advertentie-overeenkomst tussen De Schatten van Leeuwarden en Uitgeverij het Noorden

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Leeuwarden werd behandeld, ging het om een geschil tussen B.V. De Schatten van Leeuwarden en Uitgeverij het Noorden over de beëindiging van een advertentie-overeenkomst. De Schatten van Leeuwarden, in hoger beroep geïntimeerde, stelde dat er overeenstemming was bereikt met de medewerker van de geopposeerde partij over het plaatsen van advertenties in 2002 en de beëindiging daarvan in 2003. Echter, de verklaringen van de partijgetuigen, waaronder de directeuren van De Schatten van Leeuwarden, werden niet als voldoende bewijs beschouwd. De getuigenverklaringen waren inconsistent en ontbeerden eigen wetenschap, wat leidde tot de conclusie dat de Schatten van Leeuwarden niet in haar bewijsopdracht was geslaagd.

Het hof oordeelde dat de verklaring van de partijgetuige [directeur 1] niet werd ondersteund door andere getuigen en dat de partijgetuige [directeur 2] slechts van horen zeggen kon verklaren. De getuige van de geopposeerde partij weersprak de stelling van de Schatten van Leeuwarden en ook de getuigen in contra-enquête gaven geen steun aan de claim van de Schatten van Leeuwarden. Het hof concludeerde dat er geen bewijs was voor de gestelde beëindiging van de advertentie-overeenkomst en verklaarde het verzet van de Schatten van Leeuwarden ongegrond.

De uitspraak, gedaan op 19 maart 2008, leidde tot de veroordeling van de Schatten van Leeuwarden in de kosten van de verzetprocedure, waarbij het hof de kosten begrootte op nihil aan verschotten en € 1.896,-- aan salaris voor de procureur. Het hof bevestigde het eerdere tussenarrest en wees de vorderingen van de Schatten van Leeuwarden af.

Uitspraak

Arrest d.d. 19 maart 2008
Rolnummer 0600308
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de derde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
B.V. De Schatten van Leeuwarden,
gevestigd te Leeuwarden,
opposante,
in eerste aanleg: gedaagde, in hoger beroep: geïntimeerde,
hierna te noemen: de Schatten van Leeuwarden,
procureur: mr. O.A. van Oorschot,
tegen
[geïntimeerde], handelende onder de naam Uitgeverij het Noorden,
gevestigd te [woonplaats geïntimeerde],
geopposeerde,
in eerste aanleg: eiser, in hoger beroep: appellant,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
procureur: mr. B. Korvemaker.
Het door het hof op 21 maart 2007 in deze zaak gewezen tussenarrest wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
Ingevolge voormeld tussenarrest hebben op 12 juni 2007 en 3 september 2007 getuigenverhoren plaats gevonden. De daarvan opgemaakte processen-verbaal bevinden zich in afschrift bij de stukken.
Partijen hebben vervolgens ieder een conclusie na enquête genomen.
Ten slotte heeft [geïntimeerde] de stukken (wederom) aan het hof overgelegd voor het wijzen van arrest.
De verdere beoordeling
1. Bij voormeld tussenarrest heeft het hof de Schatten van Leeuwarden toegelaten feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit volgt dat de tussen partijen bestaande advertentie-overeenkomst met instemming van [geïntimeerde] per ultimo 2002 is beëindigd.
2. Ter voldoening aan die bewijsopdracht heeft de Schatten van Leeuwarden twee partijgetuigen voorgebracht, te weten haar directeuren de heer [directeur 1] en mevrouw [directeur 2], alsmede de getuige [geïntimeerde].
3. Als uitgangspunt heeft te gelden dat, blijkens het bepaalde in art. 164 lid 2 Rv, hetgeen door een partijgetuige, op wie de bewijslast rust, is verklaard geen bewijs te haren voordele kan opleveren indien geen aanvullende bewijzen voorhanden zijn die zodanig sterk zijn en zodanig essentiële punten betreffen, dat zij die partij-verklaring (voldoende) geloofwaardig maken.
4. De verklaring van partijgetuige [de directeur 1] dat tijdens een telefoongesprek met een medewerker van [geïntimeerde] zij het er uiteindelijk over eens zijn geworden dat de Schatten van Leeuwarden in het jaar 2002 nog advertenties zou plaatsen, maar in 2003 niet meer, staat op zichzelf en vindt geen bevestiging in de verklaringen van de overige getuigen.
De partijgetuige [directeur 2] heeft slechts van horen zeggen kunnen verklaren. Zij ontbeert derhalve eigen wetenschap omtrent de beweerdelijk tussen partijen gemaakte afspraak. Bovendien heeft zij verklaard dat zij van haar man, getuige [directeur 1], heeft vernomen dat de tussen partijen gesloten deal inhield dat ook de advertentie van januari 2003 geplaatst en betaald zou worden. Getuige [directeur 1] heeft, zoals hiervoor weergegeven, echter verklaard dat alleen nog in 2002 advertenties zouden worden geplaatst.
In de verklaring van getuige [geïntimeerde] zijn evenmin aanknopingspunten te
vinden die de stelling van de Schatten van Leeuwarden staven dat partijen overeenstemming hebben bereikt over tussentijdse beëindiging van de advertentie-overeenkomst. Hij heeft zulks immers nadrukkelijk weersproken. Hetzelfde geldt voor de verklaringen van de door [geïntimeerde] in contra-enquête voorgebrachte getuigen [getuige 1 en getuige 2].
5. Dit alles leidt het hof tot de conclusie de Schatten van Leeuwarden niet in het haar opgedragen bewijs is geslaagd.
6. Op grond hiervan is het verzet van de Schatten van Leeuwarden tegen het arrest van 8 maart 2006 ongegrond.
Als de in het ongelijk te stellen partij zal de Schatten van Leeuwarden worden veroordeeld in de kosten van het verzet (3 punten, tarief I).
De beslissing
Het gerechtshof:
verklaart het verzet ongegrond;
wijst af hetgeen de Schatten van Leeuwarden in verzet in hoger beroep heeft gevorderd;
veroordeelt de Schatten van Leeuwarden in de kosten van de verzetprocedure, welke tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] worden begroot op nihil aan verschotten en € 1.896,-- aan salaris voor de procureur.
Aldus gewezen door mrs. Streppel, voorzitter, Verschuur en Onnes-Wind, raden, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 19 maart 2008 in bijzijn van de griffier.