Arrest d.d. 4 juni 2008
Zaaknummer 107.001.171/01 (voorheen 0600346)
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [appellant],
procureur: mr. R.W. de Casseres,
Fortis ASR Hypotheekbedrijf N.V.,
gevestigd te Utrecht,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: Fortis,
procureur: mr. S.A. Roodhof.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het kort geding vonnis uitgesproken op 16 juni 2006 door de voorzieningenrechter van de rechtbank Groningen.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 13 juli 2006 is door [appellant] hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van Fortis tegen de zitting van 26 juli 2006.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"Het is op deze gronden dat appellant de eer heeft te concluderen dat het Gerechtshof (zo nodig onder verbetering en/of aanvulling der gronden) bij arrest, waar mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, zal vernietigen het vonnis van de Voorzieningenrechter van de rechtbank Groningen d.d. 16 juni 2006, gewezen onder zaaknummer 86869 KG ZA 06-172 tussen partijen gewezen met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van beide instanties, welke veroordeling voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad zal zijn."
Bij memorie van antwoord is door Fortis verweer gevoerd met als conclusie:
"Opnieuw rechtdoende bij arrest voor zover wettelijk toelaatbaar uitvoerbaar bij voorraad, appellant zijn appèl niet ontvankelijk te verklaren, althans het tussen geïntimeerde als eiser en appellant als gedaagde door de voorzieningenrechter van de rechtbank Groningen op 16 juni 2006 onder rolnummer 86869 KG ZA 06-172 gewezen vonnis te bekrachtigen, met veroordeling van appellant en kosten van deze procedure zowel in eerste aanleg als in hoger beroep."
Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest. In het dossier van [appellant] ontbreken weliswaar de producties welke Fortis bij dagvaarding in eerste aanleg heeft overgelegd, doch Fortis heeft deze producties in hoger beroep (bij memorie van antwoord) andermaal overgelegd en als zodanig bevinden ze zich dus wel in het dossier van [appellant].
De grieven
[appellant] heeft twee grieven opgeworpen.
De beoordeling
1. Tegen de weergave van de vaststaande feiten onder de overwegingen 1.1 tot en met 1.3 van het vonnis waarvan beroep, is geen grief ontwikkeld, zodat ook het hof van die feiten uit zal gaan.
2. Kern van het geschil tussen partijen was de vraag of tussen partijen met betrekking tot een drietal panden aan de [adres 1] en een tweetal panden aan de [adres 2 ] te [plaats] al dan niet een huurovereenkomst bestond. De voorzieningenrechter heeft dat antwoord in het midden gelaten en geoordeeld dat ook als er sprake zou zijn van geldige huurovereenkomsten, [appellant] geenszins aannemelijk heeft gemaakt dat hij de daaruit voortvloeiende verplichtingen heeft voldaan. Zo zou er geen spoor zijn te vinden van door [appellant] gedane huurbetalingen, terwijl evenmin is gebleken dat Fortis is gewezen op haar onderhoudsplicht en dat [appellant] zich het recht heeft voorbehouden bij niet nakoming dit onderhoud zelf, op kosten van Fortis te verrichten. Bovendien kunnen – naar het oordeel van de voorzieningenrechter - de gestelde onderhoudskosten (€ 120.000,--) met inachtneming van artikel 6:136 BW niet voor verrekening in aanmerking komen nu Fortis een en ander betwist en de juistheid van bedoeld bedrag niet op eenvoudige wijze in het kader van de kortgeding procedure is vast te stellen.
3. De voorzieningenrechter heeft de gevorderde ontruiming bevolen en [appellant] veroordeeld de achterstallige huurpenningen/gebruiksvergoeding c.a. te betalen.
Met betrekking tot het beroep op niet ontvankelijkheid van het appel:
4. Fortis stelt zich op het standpunt dat [appellant] niet in zijn appel kan worden ontvangen omdat hij in het vonnis zou hebben berust door vrijwillig de sleutels van de te betrokken panden af te geven en de panden leeg op te leveren aan de deurwaarder die met ontruiming was belast. Fortis geeft daarbij aan dat [appellant] de betalingen, waartoe hij bij bedoeld vonnis eveneens is veroordeeld, niet heeft verricht.
5. Alhoewel [appellant] niet meer op de memorie van antwoord heeft gereageerd, maakt het hof uit het feit dat hij appel heeft ingesteld op dat bij hem geenszins de wil heeft voorgezeten in het vonnis waarvan beroep te berusten.
6. De vraag die derhalve dient te worden beantwoord is of de gedeeltelijke voldoening aan het beroepen vonnis (de ontruiming) voldoende is om berusting (als bedoeld in artikel 334 Rv) aan te nemen.
7. Volgens vaste rechtspraak kan van berusting slechts sprake zijn als de in het ongelijk gestelde partij na de uitspraak jegens de wederpartij een houding heeft aangenomen waaruit, in het licht van de omstandigheden van het geval, ondubbelzinnig blijkt dat hij zich bij de uitspraak (in eerste aanleg) neerlegt.
8. Een in eerste aanleg gewezen vonnis heeft rechtskracht, zolang het in hoger beroep niet is vernietigd. Voldoening aan een dergelijk vonnis betekent niet ipso facto dat de schuldenaar erin berust dat de rechter het door hem verdedigde standpunt heeft afgewezen. Nu in casu bovendien sprake is van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis, waaraan – kennelijk ter voorkoming van een dreigende executie – slechts gedeeltelijk (enkel de ontruiming) is voldaan, is van berusting in vorenbedoelde zin geen sprake. [appellant] kan derhalve in zijn hoger beroep worden ontvangen.
Met betrekking tot de grieven:
9. De grieven leggen het geschil in volle omvang ter beoordeling aan het hof voor. Ze zullen gezamenlijk worden behandeld.
10. Tussen partijen bestaat verschil van inzicht over het antwoord op de vraag of er sprake is van het bestaan van geldige huurovereenkomsten tussen partijen met betrekking tot de panden in kwestie. Fortis, die zich op het standpunt stelt dat daarvan geen sprake is, vordert in dit kort geding een voorschot op de huurpenningen en - zo er van huur geen sprake is - bij wijze van schadevergoeding een vergoeding voor het gebruik.
11. De voorzieningenrechter heeft een voorschot als verzocht toegewezen, daarbij in het midden latend of bedoeld voorschot ten titel van huur, dan wel ten titel van een gebruiksvergoeding is toegekend.
12. Nu enkel een grief is gericht tegen de hoogte van het toegekende voorschot, kan ook in hoger beroep in het midden blijven ten titel waarvan die vergoeding is toegekend en behoeven eventueel daarmee samenhangende vragen geen beantwoording.
13. Het hof leest in hetgeen [appellant] in de grieven heeft aangevoerd geen andere stellingen en verweren dan hetgeen reeds in eerste aanleg door hem waren aangevoerd, met dien verstande dat [appellant] zich thans – ter onderbouwing van een en ander – beroept op een aantal kwitanties, die door hem bij de memorie van grieven als producties zijn overgelegd.
14. De voorzieningenrechter heeft in het beroepen vonnis duidelijk en gemotiveerd aangegeven op grond waarvan hij de stellingen en verweren van [appellant] heeft verworpen en de gevorderde voorzieningen heeft bevolen. Het hof verenigt zich met deze overwegingen en neemt die hierbij over. Het hof voegt daar nog het volgende aan toe.
15. Het hof kent voorshands geen waarde van betekenis toe aan de door [appellant] eerst in hoger beroep overgelegde kwitanties, nu deze kwitanties niet zijn ondertekend. Daar komt nog bij dat de op de kwitanties genoemde [betrokkene 1] de moeder van [appellant] is.
16. Het hof stelt vast dat [appellant] van de beweerdelijk door hem gemaakte onderhoudskosten ook in hoger beroep geen begin van bewijs heeft aangebracht. Nu uitgebreide bewijslevering het kader van een kort geding procedure te buiten gaat, moet ook aan die stelling van [appellant] voorshands worden voorbij gegaan, nog daargelaten dat gesteld noch gebleken is dat Fortis in verzuim was met het verhelpen van de gestelde gebreken (zie artikel 7: 206 BW).
17. [appellant] bestrijdt in appel de hoogte van achterstallige huur/gebruiksvergoeding, zoals die door Fortis per datum dagvaarding in eerste aanleg (29 mei 2006) is berekend. Daarbij gaat hij uit van huur/gebruik van de panden vanaf 1 januari 2005. Het hof gaat aan dit betoog van [appellant] voorbij nu Fortis in eerste aanleg, zoals ook blijkt uit het door Fortis bij inleidende dagvaarding overgelegde overzicht (productie 8), steeds ook aanspraak heeft gemaakt op huur/gebruiksvergoeding voor de panden [adres 1] en [adres 2] en wel vanaf 15 maart 2004. [appellant] heeft niet betwist dat hij de bedoelde panden reeds vanaf 15 maart 2004 huurt c.q. in gebruik heeft en legt zelfs ter zake van die panden in hoger beroep ook kwitanties over waaruit zou moeten blijken dat de huur over 2004 betaald is.
18. Het hof merkt tenslotte op de kort geding procedure zich juist bij uitstek leent voor het treffen van voorlopige voorzieningen als de onderhavige, zulks teneinde te voorkomen dat de achterstand ten aanzien van de huur/gebruiksvergoeding verder oploopt, met alle risico's van dien voor de eigenaar.
De slotsom.
19. Het vonnis waarvan beroep dient te worden bekrachtigd met veroordeling van [appellant] als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding in hoger beroep (salaris procureur: 1 punt tarief V).
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die aan de zijde van Fortis tot aan deze uitspraak op € 5.455,-- aan verschotten en € 2.632,-- aan salaris voor de procureur;
verklaart dit arrest voor wat de kostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr Mollema, voorzitter en mrs Kuiper en De Hek, raden, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van
4 juni 2008 in bijzijn van de griffier.