ECLI:NL:GHLEE:2008:BD3729

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
11 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
107.000.891/01(voorheen rolnummer 0600066)
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Streppel
  • M. de Bock
  • J. Verschuur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake eigendom watergangen en maaipaden in herinrichtingsprocedure

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Leeuwarden werd behandeld, ging het om een hoger beroep van appellanten tegen een vonnis van de rechtbank Groningen. De zaak betrof de eigendom van watergangen en maaipaden in het kader van een herinrichtingsprocedure. Appellanten, [appellant 1] en [appellante 2], stelden dat zij op basis van een koopovereenkomst uit 2003 recht hadden op deze watergangen en maaipaden. Het hof oordeelde dat in kringen van rentmeesters algemeen bekend is dat watergangen en maaipaden die in beheer zijn bij een waterschap, in beginsel aan dat waterschap worden toebedeeld tijdens een herinrichting. Dit werd ondersteund door getuigenverklaringen van deskundigen die bevestigden dat het gebruikelijk is dat watergangen in het kader van herinrichting aan het waterschap worden overgedragen. Het hof concludeerde dat appellanten niet redelijkerwijs konden aannemen dat zij deze watergangen en maaipaden zouden ontvangen op basis van de koopovereenkomst. De rechtbank had ten onrechte aangenomen dat de feiten van algemene bekendheid waren, maar dit leidde niet tot vernietiging van het vonnis. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde appellanten in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

Arrest d.d. 11 juni 2008
Zaaknummer 107.000.891/01(voorheen rolnummer 0600066)
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de derde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
1. [appellant 1],
wonende te [woonplaats],
2. [appellante 2 ],
wonende te [woonplaats],
appellanten,
in eerste aanleg: eisers,
hierna gezamenlijk te noemen: [appellanten ],
procureur: mr. P. Tuinman,
tegen
1. [naam 1] Vleesvee B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats ],
hierna te noemen: [geïntimeerde 1],
2. Vexpro B.V.,
gevestigd te Gilze,
hierna te noemen: Vexpro,
geïntimeerden,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna gezamenlijk te noemen: [geïntimeerden ],
procureur: mr. J.V. van Ophem.
De inhoud van het tussenarrest d.d. 21 maart 2007 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
Ingevolge het tussenarrest van 21 maart 2007 heeft op 18 juni 2007 getuigenverhoor plaatsgevonden aan de zijde van [geïntimeerden ].
Gehoord zijn [getuige 1 ], partijgetuige; [getuige 2 ], makelaar; [getuige 3], projectleider landinrichting bij het Kadaster te Assen; [getuige 4 ], projectleider bij de Dienst Landelijk Gebied; [getuige 5 ], akkerbouwer en lid van een ruilverkavelingscommissie, en [getuige 6 ], rentmeester.
Vervolgens heeft op 1 november 2007 een tegen-getuigenverhoor plaatsgevonden aan de zijde van [appellanten ] Gehoord zijn [appellant 1], partijgetuige; [getuige 8 ], rentmeester; [getuige 9 ], rentmeester en [getuige 10 ], rentmeester.
Hierna hebben achtereenvolgens [geïntimeerden ] en [appellanten ] een memorie na enquête genomen.
Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De verdere beoordeling
1. In het tussenarrest van 21 maart 2007 heeft het hof [geïntimeerden ] een tweetal bewijsopdrachten verstrekt. De eerste daarvan was het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat in kringen van rentmeesters bekend mag worden verondersteld dat in het kader van elke herverkaveling als uitgangspunt geldt dat eigendom van watergangen en maaipaden die in onderhoud en beheer zijn bij een waterschap, wordt overgedragen aan het Waterschap, zodat [appellanten ] redelijkerwijs er niet vanuit mochten gaan dat art. 13 van de koopovereenkomst d.d. 25 november 2003 impliceerde dat zij ook watergangen en maaipaden die zich in de gekochte percelen bevonden, zouden krijgen toebedeeld, te meer nu zij ook een overbedelingsvergoeding verschuldigd waren voor de in het kader van de herverkaveling hen als overbedeling en compensatie toebedeelde 3.71.00 hectare grond.
2. Van de door de verschillende getuigen die aan de zijde van [geïntimeerden ] zijn gehoord acht het hof met name de volgende verklaringen van belang.
Getuige [getuige 2 ] (verkopend makelaar van [geïntimeerden ]) heeft, zakelijk weergegeven, verklaard dat het vanzelfsprekend is dat sloten die in beheer zijn bij het waterschap, in het kader van een herinrichting in beginsel aan het waterschap worden toegedeeld. Dit is anders wanneer sprake is van sloten waarop geen water van derden wordt afgewaterd, maar dat is hier niet aan de orde.
Getuige [getuige 3] heeft, zakelijk weergegeven, verklaard dat bij een herinrichting in het herinrichtingsplan wordt bepaald welke waterlopen naar het waterschap gaan. Op basis daarvan wordt een inventarisatieplan opgesteld, waarin in beginsel alle waterlopen met maaipaden naar het waterschap gaan, tenzij sprake is van opheffing van een watergang of wanneer het gaat om sloten die geen hoofdwatergang zijn. Laatstbedoelde sloten vallen buiten de toewijzing en worden niet opgenomen in een herinrichtingsplan. [getuige 3 ] kan zich niet voorstellen dat iemand met deskundigheid van een rentmeester, zich niet realiseert dat de watergangen in het kader van een herinrichting naar het waterschap gaan. Wel zal hij in het veld moeten kijken of sprake is van een hoofdwatergang, dan wel daarvoor het herinrichtings- of inventarisatieplan raadplegen.
Getuige [getuige 4 ] heeft verklaard, zakelijk weergegeven, dat voorafgaand aan het opstellen van een plan van toedeling, watergangen en maaipaden worden toebedeeld aan het waterschap. Dit is algemeen bekend bij notarissen, rentmeesters en makelaars in het landelijk gebied. Sommige watergangen worden niet aan het waterschap toebedeeld. Welke watergangen wel of niet worden toebedeeld aan het waterschap, is te zien in het herinrichtingsplan.
Voorts heeft getuige [getuige 5 ] verklaard, zakelijk weergegeven, dat normaal gesproken alle wegen en waterlopen in het kader van een herinrichting worden toebedeeld aan de beherende instantie, de waterschappen en gemeentes. Sloten die niet in onderhoud of beheer bij een waterschap zijn, blijven bij de eigenaar. Welke sloten dit zijn is te zien in het herinrichtingsplan. Normaal gesproken worden alle waterschapssloten met maaipaden toebedeeld aan het waterschap.
Tenslotte heeft getuige [getuige 6 ] verklaard, zakelijk weergegeven, dat in het kader van een herinrichting de hoofdwatergangen, die in beheer en onderhoud bij het waterschap zijn, zonder meer worden toebedeeld aan een waterschap. Dit is een algemeen uitgangspunt, waarvan verwacht mag worden dat dit bij een ieder in rentmeesterskringen bekend is. In zijn beleving kan het niet zo zijn dat iemand denkt dat je watergangen die in onderhoud zijn bij een waterschap, in een herinrichtingssituatie zelf krijgt.
3. Van de aan de zijde van [appellanten ] afgelegde getuigenverklaringen acht het hof de volgende gedeeltes van belang.
De getuige [getuige 8 ], destijds adviserend rentmeester van [appellant 1 ], heeft verklaard, zakelijk weergegeven, dat hem niet bekend was en ook niet is meegedeeld dat de sloten met maaipaden aan het waterschap worden toebedeeld. Voorts verklaart [getuige 8 ] dat hem bekend is dat bij twee ruilverkavelingen – Salland-West en Marshoek-Hoonhorst - watergangen niet aan het waterschap zijn toebedeeld.
De getuige [getuige 9 ], directeur van Eelerwoude BV (het rentmeesterkantoor waaraan [getuige 8 ] destijds verbonden was), heeft verklaard, zakelijk weergegeven, dat het allerminst gebruikelijk is dat in het kader van een herverkaveling als uitgangspunt geldt dat eigendom van watergangen en maaipaden die in onderhoud en beheer bij een waterschap zijn, wordt overgedragen aan het waterschap. Altijd wordt maatwerk geleverd.
Tenslotte heeft de getuige [getuige 10 ], voorheen werkzaam als rentmeester bij Eelerwoude BV en ook betrokken geweest als adviseur van [appellant 1 ] in deze zaak, verklaard, zakelijk weergegeven, dat hem twee gevallen bekend zijn dat watergangen bij een herinrichting in eigendom werden gehouden bij een landgoed. Hij heeft daarbij dezelfde twee situaties genoemd als [getuige 8 ] in diens verklaring.
4. Naar ’s hofs oordeel blijkt uit de hiervoor aangehaalde gedeeltes van de getuigenverklaringen – gelezen in hun context en onderlinge samenhang – in toereikende mate dat in kringen van rentmeesters algemeen bekend is dat in het kader van een herinrichting alle sloten die in beheer zijn bij een waterschap, met maaipaden in beginsel worden toebedeeld aan het waterschap. In de regel blijven alleen sloten die geen water afvoeren van derden, in eigendom bij particuliere eigenaren. [geïntimeerden ] zijn derhalve geslaagd in hun bewijsopdracht sub (a).
Het hof overweegt hiertoe dat alle getuigen consistente en op hoofdpunten gelijkluidende verklaringen hebben afgelegd. Voorts acht het hof van belang dat de getuigen [getuige 3 ], [getuige 4 ], [getuige 5 ] en [getuige 6 ] als op dit punt deskundige getuigen kunnen worden gekwalificeerd, terwijl er bovendien geen enkele aanwijzing is dat zij in enig opzicht een belang hebben bij het afleggen van een bepaalde verklaring.
Naar ’s hofs oordeel leggen de andersluidende verklaringen van [getuige 8 ], [getuige 9 ] en [getuige 10 ], hiertegenover onvoldoende gewicht in de schaal. Niet alleen is uit de door hen genoemde uitzonderingen onvoldoende duidelijk geworden dat dit afdoet aan de regel dat als uitgangspunt geldt dat watergangen die in beheer zijn bij een waterschap, aan dat waterschap worden toebedeeld; die regel laat immers de mogelijkheid open dat in bijzondere gevallen anders geschiedt. Voorts geldt voor deze drie getuigen dat zij allen betrokken zijn bij de onderhavige zaak, hetzij als adviseur van [appellanten ] hetzij als directeur van het bureau waaraan de adviseurs verbonden waren.
5. Het slagen van [geïntimeerden ] in hun bewijsopdracht sub (a) brengt mee dat er thans van moet worden uitgegaan dat in kringen van rentmeesters bekend mag worden verondersteld dat in het kader van elke herverkaveling als uitgangspunt geldt dat eigendom van watergangen en maaipaden die in onderhoud en beheer zijn bij een waterschap, wordt overgedragen aan het Waterschap, zodat [appellanten ] redelijkerwijs er niet vanuit mochten gaan dat art. 13 van de koopovereenkomst d.d. 25 november 2003 impliceerde dat zij ook watergangen en maaipaden die zich in de gekochte percelen bevonden, zouden krijgen toebedeeld.
Dit betekent dat grief 2 en grief 3 niet tot vernietiging van het bestreden vonnis kunnen leiden. Het hof overweegt hierbij nog dat de rechtbank ten onrechte hetgeen door het hof onder (a) als te bewijzen is opgedragen, kennelijk als feit van algemene bekendheid heeft beschouwd. Inzoverre slaagt grief 3, maar dit kan, als gezegd, niet leiden tot vernietiging van het vonnis.
6. Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de stelling van [appellanten ], dat [geïntimeerden ] niet hebben geleverd waarop [appellanten ] op grond van art. 13 van de koopovereenkomst aanspraak konden maken, niet opgaat. Zowel het beroep op schending van een garantiebepaling, als het beroep op non-conformiteit en dwaling, faalt.
7. Volledigheidshalve overweegt het hof nog het volgende met betrekking tot de tweede bewijsopdracht. Deze hield in dat [appellanten ] reeds op 25 november 2003, in het kader van het overleg over de redactie van de koopovereenkomst, van [geïntimeerde 1] en/of Vexpro de stukken hadden ontvangen die [getuige 1 ] heeft gevoegd bij zijn brief van 17 mart 2004, op grond waarvan voor [appellanten ] duidelijk had kunnen zijn, dat watergangen en maaipaden niet in de koop waren begrepen maar aan het waterschap zouden worden toebedeeld.
8. De getuigen [getuige 1 ] en [getuige 2 ] hebben verklaard dat op de bijeenkomst op 25 november 2003, die plaatsvond op het kantoor van de notaris, de betreffende stukken zijn getoond aan [appellant 1 ]. Door [geïntimeerden ] is hieraan in hun memorie na enquête nog toegevoegd dat dit ook het geval moet zijn geweest, omdat op basis van de uit die stukken blijkende gegevens de akte is aangepast.
Zowel [getuige 8 ] als [appellant 1 ] hebben echter ontkend dat de betreffende stukken bij de notaris ter tafel zijn gekomen.
Voor wat betreft de schriftelijke verklaring van notaris [betrokkene 1 ] d.d. 10 augustus 2007 is het hof van oordeel dat aan deze verklaring in deze geen doorslaggevende betekenis kan toekomen ten gunste van [geïntimeerden ], alleen al nu de notaris niet ten overstaan van het hof is gehoord als getuige. Ook het argument dat alleen op basis van de bedoelde stukken de akte aangepast kan zijn, acht het hof onvoldoende, nu de precieze gang van zaken rondom de aanpassingen van de akte niet duidelijk is geworden.
In dit licht komt het hof tot het oordeel dat [geïntimeerden ] niet zijn geslaagd in de tweede bewijsopdracht. Uit het voorgaande blijkt echter reeds dat dit [appellanten ] niet kan baten.
De slotsom
9. Hetgeen is overwogen bij rechtsoverweging 6 leidt tot afwijzing van de vorderingen van [appellanten ] en bekrachtiging van het bestreden vonnis. Grief 4 kan verder onbesproken blijven.
Als de in hoger beroep in het ongelijk te stellen partij zullen [appellanten ] worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep (tarief IV, 3 punten).
Het gerechtshof:
De beslissing
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Groningen van 5 oktober 2005;
veroordeelt [appellanten ] in de kosten van het hoger beroep en begroot die aan de zijde van [geïntimeerden ] tot aan deze uitspraak op € 3.816,20 voor verschotten en € 3.47.4,-- aan salaris.
Aldus gewezen door mrs. Streppel, voorzitter, De Bock en Verschuur, raden,
en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 11 juni 2008 in bijzijn van de griffier.