2. De grieven II en III zijn gericht tegen de vaststelling van de feiten door de rechtbank in respectievelijk r.o. 2b en 2e. Het hof acht termen aanwezig om de feiten - voor zover van belang voor de beslissing in hoger beroep - opnieuw en wel als volgt vast te stellen.
2.1 De gemeente heeft in het kader van de dorpsvernieuwing van het dorp [dorp] eind december 1994/begin januari 1995 een overeenkomst met [betrokkene 1] (hierna mede te noemen: [betrokkene 1]) gesloten, die - voor zover hier van belang - inhield dat [betrokkene 1] het transportbedrijf dat hij destijds op het perceel [adres 1] te [dorp] uitoefende, binnen twee jaar na het sluiten van de overeenkomst diende te verplaatsen naar een industrieterrein en dat de op het perceel aanwezige loods/schuur c.a. (verder: de loods) uiterlijk op dat tijdstip gesloopt moest zijn. [betrokkene 1] kreeg hiervoor een bedrag van fl. 130.000,00 van de gemeente.
2.2 De gemeent heeft een soortgelijke overeenkomst met [betrokkene 2] gesloten, die op het perceel [adres 2] een bedrijf uitoefende.
2.3 Het college van gedeputeerde staten van de provincie Drenthe (GS) heeft de gemeente voor de uitvoering van de overeenkomsten een saneringsbijdrage uit het provinciaal stads- en dorpsvernieuwingsfonds verstrekt.
2.4 De raad van de gemeente Beilen (de rechtsvoorgangster van de gemeente Midden-Drenthe), verder te noemen: de raad, heeft in zijn vergadering van 16 januari 1995 besloten om de hiervoor bedoelde overeenkomsten met [betrokkene 2] en [betrokkene 1] te bekrachtigen.
2.5 De raad heeft in zijn vergadering van 31 augustus 1995 het bestemmingsplan "[naam 1]" vastgesteld. De bestemming "bedrijfsdoeleinden" die op de percelen [adres 1] en [adres 2 ] rustte, is hierbij herzien in de bestemming "woondoeleinden". De op deze percelen aanwezige loodsen zijn hierbij onder het overgangsrecht van het bestemmingsplan gebracht.
2.6 [geïntimeerden ] hebben in maart 1997 de woning op het perceel [adres 3] te [dorp] gekocht. Dit perceel grenst aan het deel van het perceel [adres 1] waarop zich de loods bevindt.
2.7 Voordat [geïntimeerden ] de woning kochten hebben zij van de verkopende makelaar gehoord dat de loods zou worden gesloopt. [geïntimeerden ] hebben vervolgens een bezoek aan het gemeentehuis gebracht en geïnformeerd of deze informatie juist was. De ambtenaar heeft naar aanleiding van deze vraag de overeenkomst tussen de gemeente en [betrokkene 1] laten zien.
2.8 [betrokkene 1] heeft binnen de in de overeenkomst gestelde termijn van twee jaar zijn bedrijfsactiviteiten aan de [adres 1] beëindigd, maar hij heeft de loods niet gesloopt.
2.9 [betrokkene 1] heeft in 2002 aan de gemeente gevraagd of de schuur zou mogen blijven staan omdat hij deze voor privé-doeleinden wilde gebruiken. De gemeente heeft hierop positief gereageerd en nadien aan [betrokkene 1] een bouwvergunning verleend voor het wijzigen van een gevel van de loods.
2.10 [geïntimeerden ] hebben bij brief van 15 maart 2004 de gemeente aansprakelijk gesteld voor de schade die zij stellen te lijden als gevolg van de omstandigheid dat de gemeente [betrokkene 1] heeft ontslagen van zijn contractuele verplichting om de loods af te breken.
2.11 [geïntimeerden ] hebben de woning in juni 2006 verkocht voor een bedrag van € 295.000,00.