ECLI:NL:GHLEE:2008:BD8854
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep kort geding
- Zuidema
- Breemhaar
- Van Wassenaer van Catwijck
- Rechtspraak.nl
Toewijzing bij voorraad van een geldvordering in kort geding en spoedeisend belang
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Leeuwarden diende, ging het om een hoger beroep in kort geding. De appellant, die in eerste aanleg eiser was, had een vordering ingesteld tegen Binnenhof Projecten B.V. De kern van de zaak was de vraag of er plaats was voor toewijzing bij voorraad van een geldvordering. Het hof benadrukte dat de rechter niet alleen moet onderzoeken of de vordering van de eiser voldoende aannemelijk is, maar ook of er sprake is van een spoedeisend belang. Dit laatste moet zelfstandig door de appelrechter worden beoordeeld.
De appellant stelde dat hij spoedeisend belang had bij de toewijzing van zijn vordering, maar het hof oordeelde dat de onderbouwing van deze stelling onvoldoende was. De appellant had niet overtuigend aangetoond dat hij in financiële problemen verkeerde door het uitblijven van loonbetalingen door Binnenhof. Bovendien had hij niet blijk gegeven van enige urgentie in het zoeken naar een andere werkkring om zijn schade te beperken. Het hof concludeerde dat de vorderingen van de appellant niet toewijsbaar waren, omdat het vereiste spoedeisende belang niet voldoende aannemelijk was gemaakt.
Het hof bekrachtigde het kortgedingvonnis van de rechtbank Groningen en veroordeelde de appellant in de kosten van het geding in hoger beroep. De uitspraak werd gedaan op 23 juli 2008, waarbij het hof de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaarde. De zaak illustreert de strenge eisen die aan het spoedeisend belang worden gesteld in kort geding procedures.