De dwaling
4. Het hof zal eerst het door [appellante ] gedane beroep op dwaling behandelen, nu dit als verst strekkende verweer heeft te gelden.
4.1 [appellante ] heeft gesteld dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat niet is komen vast te staan dat [appellante ] de overeenkomst onder dwaling heeft gesloten, dan wel dat de DCU's niet aan de door Minorplanet gewekte verwachtingen voldoen. Bovendien is, aldus [appellante ], ten onrechte overwogen dat [appellante ] niet binnen bekwame tijd bij Minorplanet heeft geprotesteerd.
4.2 [appellante ] heeft de huurovereenkomst bij brief van 14 april 2004 opgezegd omdat de DCU's niet voldoen aan de haar voorgespiegelde verwachtingen omtrent de werking ervan. Nog daargelaten dat, zoals hiervoor ook al is overwogen, een tekortkoming in de nakoming van een duurovereenkomst geen grond voor opzegging is, maar dat in dat geval de overeenkomst slechts kan worden ontbonden, heeft [appellante ] ook in hoger beroep niet aangetoond dat zij vóór de brief van 14 april 2004 bij Minorplanet heeft geklaagd over de vermeende tekortkomingen van de DCU's.
4.3 De stellingen van [appellante ] omtrent haar eerdere mededelingen aan Minorplanet over haar onvrede over de werking van de DCU's zijn weinig concreet en onvoldoende onderbouwd. Bovendien acht het hof het weinig geloofwaardig dat het zo lange tijd zou hebben geduurd voordat duidelijk werd dat de DCU's niet naar behoren functioneerden, zoals [appellante ] ingang wil doen vinden. Indien het gestelde door [appellante ] omtrent de beperkingen in de werking van de DCU's juist zou zijn, zouden die beperkingen gelet op de aard ervan immers reeds na korte tijd kenbaar moeten zijn geweest. Indien derhalve aangenomen zou moeten worden dat de DCU's niet de verwachte eigenschappen bezaten, dan had het voor de hand gelegen dat [appellante ] dit eerder aan Minorplanet had gemeld dan bij de brief van 14 april 2004. Daarbij komt dat in de opzeggingsbrief van [appellante ] van 16 februari 2004 met geen woord wordt gerept over de gestelde gebrekkige werking van de DCU's. Ook het voorstel van [appellante ] in haar brief van 16 februari 2004 om de DCU's aan anderen, onder wie [appellante ]s zoon, over te doen laat zich niet rijmen met de thans beweerde tekortkomingen.
4.4 Het hof verenigt zich dan ook met het oordeel van de kantonrechter dat op grond van het bepaalde in art. 6:89 BW [appellante ] haar rechten en bevoegdheden heeft verloren die haar op grond van de (gestelde) gebrekkigheid in de prestatie van Minorplanet ten dienste stonden.
4.5 De conclusie moet zijn dat er geen grond is voor vernietiging van de overeen-komst wegens dwaling van [appellante ], noch voor ontbinding van de overeenkomst wegens toerekenbaar tekortschieten aan de zijde van Minorplanet.