ECLI:NL:GHLEE:2008:BD9882

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
6 augustus 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
107.001.430/01 (voorheen rolnummer 0600605)
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
  • M. Streppel
  • A. Mollema
  • J. Zuidema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verval van instantie in hoger beroep kort geding

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Leeuwarden diende, ging het om een hoger beroep in een kort geding. De appellante, wonende te [woonplaats appellante], had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden, uitgesproken op 16 oktober 2006. De zaak was aanhangig gemaakt door middel van een exploot van 10 november 2006, met een zitting gepland op 29 november 2006. De procedure in hoger beroep liep echter vertraging op, omdat de memorie van grieven niet tijdig werd ingediend. Het hof had eerder uitstel verleend tot 9 april 2008 voor het indienen van deze memorie of voor het vorderen van verval van instantie door de Staat der Nederlanden.

Op de rol van 9 april 2008 bleek dat de procureur van de appellante geen memorie van grieven had ingediend. De procureur van de Staat vorderde daarop verval van instantie, wat inhoudt dat de zaak niet verder behandeld zou worden. Het hof oordeelde dat aan de eisen van artikel 251 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering was voldaan en verleende het gevorderde verval van instantie. De appellante werd bovendien veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep, die door de Staat werden begroot op € 248,-- aan verschotten en € 316,-- aan salaris voor de procureur.

De uitspraak werd gedaan op 6 augustus 2008 door de derde kamer voor burgerlijke zaken van het Gerechtshof Leeuwarden, onder leiding van voorzitter M. Streppel en de raden A. Mollema en J. Zuidema. De beslissing werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Arrest d.d. 6 augustus 2008
Zaaknummer 107.001.430/01 (voorheen rolnummer 0600605)
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de derde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellante],
wonende te [woonplaats appellante],
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: [appellante],
toevoeging,
procureur: mr. M.J. van Rooij,
tegen
De Staat der Nederlanden, de Minister van Justitie, de Officier van Justitie,
domicilie gekozen te Leeuwarden,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: De Staat,
procureur: mr. J.V. van Ophem.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het kort geding vonnis uitgesproken op 16 oktober 2006 door de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 10 november 2006 is door [appellante] hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis genoemd vonnis met dagvaarding van De Staat tegen de zitting van 29 november 2006.
De zaak staat sedert 10 januari 2007 voor het nemen van een memorie van grieven.
Omdat deze memorie niet werd genomen, heeft het hof ter rolle van 12 maart 2008 een laatste uitstel tot 9 april 2008 verleend voor het nemen daarvan dan wel voor het vorderen door De Staat van het verval van instantie.
Bij brief van 13 maart 2008 heeft de procureur van De Staat aan de procureur van [appellante] medegedeeld ter rolle van 9 april 2008 verval van instantie te zullen vorderen indien niet van instantie zou worden gediend.
Ter rolle van 9 april 2008 heeft de procureur van [appellante] geen memorie van grieven genomen, waarna de procureur van De Staat in overeenstemming met zijn voormelde brief verval van instantie en veroordeling in de kosten heeft gevorderd.
Vervolgens heeft de procureur van De Staat de stukken overlegd voor het wijzen van arrest.
De motivering
Nu de daartoe in art. 251 Rv gestelde eisen in acht zijn genomen, zal het hof het gevorderde verval van instantie verlenen.
[appellante] wordt veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.
(tarief I, 0,5 punt);
De beslissing
Het gerechtshof:
verklaart de instantie van [appellante] vervallen;
veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die aan de zijde van De Staat op € 248,-- aan verschotten en op € 316,-- aan salaris voor de procureur.
Aldus gewezen door mrs. Streppel, voorzitter, Mollema en Zuidema, raden,
en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 6 augustus 2008 in bijzijn van de griffier.