ECLI:NL:GHLEE:2008:BF0903
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- J. Janse
- A. Zandbergen
- M. Telman
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de bank om kredietovereenkomsten op te zeggen wegens betalingsachterstanden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 16 september 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep over de opzegging van kredietovereenkomsten door Friesland Bank N.V. De appellant, die in eerste aanleg eiser was, had zijn betalingsverplichtingen niet nagekomen, wat leidde tot structurele saldotekorten op zijn rekening. Het hof oordeelde dat de bank op goede gronden bevoegd was om de overeenkomsten op te zeggen op basis van artikel 14a van de algemene voorwaarden, ondanks de beperkte hoogte van de saldotekorten. Het hof benadrukte dat de bank bij de uitoefening van haar bevoegdheid de eisen van redelijkheid en billijkheid in acht moest nemen, maar concludeerde dat de bank voldoende zorgvuldigheid had betracht en de gerechtvaardigde belangen van de appellant had meegewogen.
De appellant voerde aan dat de bank onterecht gebruik had gemaakt van haar recht van parate executie en dat de voorwaarden die de bank stelde voor een minnelijke regeling onredelijk waren. Het hof verwierp deze argumenten en stelde vast dat de bank voldoende had geprobeerd om een oplossing te vinden voor de betalingsachterstanden. De appellant had echter niet adequaat gereageerd op de verzoeken van de bank en had geen toereikende feiten aangedragen om zijn stellingen te onderbouwen. Het hof concludeerde dat de opzegging van de overeenkomsten door de bank niet onaanvaardbaar was en dat er geen grond was voor schadevergoeding.
Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde de appellant in de proceskosten van het hoger beroep. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van zowel de bank als de debiteur in het kader van kredietovereenkomsten en de gevolgen van het niet nakomen van betalingsverplichtingen.