ECLI:NL:GHLEE:2008:BG3484

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
4 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
107.004.616 (voorheen rekestnummer 0700872)
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Bosch
  • J. Makkinga
  • M. Jonkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van alimentatieverplichting na twaalf jaar huwelijk

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden, staat de verlenging van de alimentatieverplichting centraal. De man, appellant in het principaal appel, heeft de beschikking van de rechtbank Groningen van 25 september 2007 aangevochten, waarin zijn alimentatieverplichting na twaalf jaar huwelijk werd vastgesteld. De man verzocht om de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoekschrift, of in ieder geval om de alimentatieverplichting te verlengen tot juni 2009 met specifieke bedragen voor de jaren 2007 en 2008. De vrouw, geïntimeerde in het principaal appel, heeft in haar verweerschrift het verzoek van de man bestreden en incidenteel beroep ingesteld om de alimentatieverplichting te verlengen tot 15 januari 2011.

Het hof heeft de feiten uit de eerdere beschikking overgenomen, waarbij de man betwistte dat de vrouw haar werk had opgegeven na de geboorte van hun eerste kind. Het hof oordeelde dat de man verantwoordelijk is voor de situatie waarin de vrouw zich bevindt, aangezien hij heeft toegestaan dat zij lange tijd niet heeft gewerkt. Het hof heeft ook overwogen dat de vrouw niet kan worden verplicht om haar woning te verhuren, gezien de impact op haar privacy. De man had onvoldoende bewijs geleverd voor zijn stelling dat de vrouw over een aanzienlijk vermogen beschikt.

Uiteindelijk heeft het hof de beslissing van de rechtbank bekrachtigd om de alimentatieverplichting van de man te verlengen tot 15 januari 2011, het moment waarop de vrouw AOW zal ontvangen. De rechtbank's beslissing om verdere verlenging uit te sluiten werd eveneens bekrachtigd. De kosten van het geding werden gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt dat na twaalf jaar huwelijk de welstand tijdens het huwelijk niet meer als uitgangspunt kan dienen voor de alimentatieverplichting.

Uitspraak

Beschikking d.d. 4 november 2008
Zaaknummer 107.004.616 (voorheen rekestnummer 0700872)
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats],
appellant in het principaal appel,
geïntimeerde in het incidenteel appel,
hierna te noemen: de man,
advocaat (gewezen procureur) mr. P. Tuinman,
behandelend advocaat mr. C. Heijs, kantoorhoudende te Groningen,
tegen
[de vrouw ],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde in het principaal appel,
appellante in het incidenteel appel,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat (gewezen procureur) mr. J.V. van Ophem,
behandelend advocaat mr. P.A.K. van Eck, kantoorhoudende te Groningen.
Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van 25 september 2007 van de rechtbank Groningen waarvan de inhoud bij partijen bekend is.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen bij de griffie op 18 december 2007, heeft de man verzocht, de beschikking van 25 september 2007 te vernietigen en opnieuw beslissende:
* primair de vrouw in haar inleidend verzoekschrift niet-ontvankelijk te verklaren, althans haar dit te ontzeggen, althans zodanig te beslissen als het hof juist acht;
* subsidiair de vrouw in haar inleidend verzoekschrift niet-ontvankelijk te verklaren, althans haar dit te ontzeggen en een verlengde onderhoudsplicht van de man aan te nemen tot juni 2009, met bepaling dat na verstrijken van deze termijn geen verlenging mogelijk is, en dat de alimentatiebijdrage voor het jaar 2007 wordt vastgesteld op € 1.000,- bruto per maand, voor het jaar 2008 op
€ 750,- bruto per maand en tot juni 2009 op € 500,- bruto per maand, althans een zodanige termijn en zodanig bedrag vast te stellen als het hof juist acht;
* de vrouw te veroordelen in de kosten van beide instanties.
Bij verweerschrift, binnengekomen bij de griffie op 15 januari 2008, heeft de vrouw het verzoek bestreden en verzocht de man in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, althans hem dit te ontzeggen, onder de bepaling dat de vrouw niet gehouden zal zijn hetgeen door de man mogelijk als onverschuldigd is voldaan aan hem terug te betalen, althans zodanig te bepalen als het hof juist acht.
Tevens heeft de vrouw bij voormeld verweerschrift incidenteel beroep ingesteld en daarin verzocht de beschikking van 25 september 2007 te vernietigen en opnieuw beslissende de alimentatieverplichting van de man te verlengen tot 15 januari 2011, onder de bepaling dat de man de tussen partijen overeengekomen bijdrage ongewijzigd dient te voldoen.
Bij verweerschrift, binnengekomen bij de griffie op 15 januari 2008, heeft de man het verzoek in het incidenteel beroep bestreden.
Het hof heeft verder kennisgenomen van de overige stukken van het geding, waaronder een brief van 21 mei 2008, met bijlagen, van mr. Van Eck.
Ter zitting van 2 juni 2008 is de zaak behandeld. Verschenen zijn de man, bijgestaan door mr. Heijs, en de vrouw, bijgestaan door mr. Van Eck. Van de zijde van de man en de vrouw zijn pleitaantekeningen overgelegd.
De beoordeling
De vaststaande feiten
1. Tegen de weergave van de vaststaande feiten in de beschikking waarvan beroep is door partijen geen grief ontwikkeld, zodat ook in hoger beroep van die feiten zal worden uitgegaan.
De kern van het geschil
2. Door de inhoud van de grieven in het principale appel wordt het geschil in volle omvang aan het oordeel van het hof onderworpen. Dit geschil betreft in de kern de vraag of de onderhoudsverplichting van de man, die van rechtswege is geëindigd twaalf jaren na de inschrijvingsdatum van de echtscheidingsbeschikking, dient te worden verlengd en zo ja, of deze verlenging dient plaats te vinden tot de datum waarop de man de pensioengerechtigde leeftijd bereikt of tot de datum waarop de vrouw 65 jaar oud wordt. Daarnaast betreft het geschil de vraag of, indien de alimentatieplicht wordt verlengd, een gefaseerde afbouw in de hoogte van de alimentatiebijdrage dient plaats te vinden en zo ja, welke. Tot slot speelt de vraag of van de vrouw verlangd mag worden dat zij eventueel teveel door de man betaalde alimentatie terugbetaalt.
Het oordeel
3. Het hof leest in de grieven van de man en de daarop gegeven toelichting geen andere relevante stellingen of verweren dan die reeds in eerste aanleg waren aangevoerd en door de rechtbank gemotiveerd zijn verworpen. Het hof onderschrijft hetgeen de rechtbank ter motivering van haar beslissing heeft overwogen en neemt die motivering over.
4. Ter aanvulling voegt het hof daar nog het volgende aan toe.
Hoewel de man bestrijdt dat partijen gezamenlijk hebben besloten dat de vrouw haar werk zou opgeven na de geboorte van hun eerste kind, staat wel degelijk vast dat de vrouw tijdens het huwelijk na de geboorte van het oudste kind niet meer heeft gewerkt en dat de man deze situatie heeft laten bestaan, hoezeer hij het er
- naar zijn zeggen - ook niet mee eens was. In dit laatste ziet het hof aanleiding om de omstandigheid dat de vrouw lange tijd uit het arbeidsproces is (geweest) en aldus een lagere WAO-uitkering ontvangt, mede voor rekening en risico van de man te laten komen.
Anders dan de man is het hof van oordeel dat van de vrouw niet gevergd kan worden dat zij een deel van haar woning verhuurt, aangezien de vrouw onweersproken heeft gesteld dat haar privacy bij verhuur zal worden geschaad, daar een huurder slechts via haar woonkamer op de bovenverdieping kan komen.
Het hof is van oordeel dat de man zijn stelling dat de vrouw over een aanzienlijk vermogen beschikt, in het licht van het verweer van de vrouw, onvoldoende heeft onderbouwd. Immers, uit de belastingaanslagen van de vrouw - die zich anders dan de man stelt wel bij de stukken bevinden - blijkt niet van enig vermogen in box 3. De vrouw heeft met betrekking tot de stelling van de man verklaard, dat zij in de periode na de beëindiging van de alimentatieverplichting tot de beschikking van de rechtbank waarbij deze werd verlengd, zuinig heeft geleefd van een belastingteruggave en van haar in de loop der jaren opgebouwde geringe spaarbedrag. Het hof acht deze verklaring aannemelijk.
5. Aangezien een onderhoudsverplichting jegens een ex-echtgenoot in beginsel na twaalf jaar eindigt is voor de beoordeling van de hoogte van de nadien ingevolge verlenging van de termijn te betalen bijdrage in de kosten van het levensonderhoud van die ex-partner naar het oordeel van het hof de welstand tijdens het huwelijk niet meer onverkort het uitgangspunt. Door het tijdsverloop vervaagt het verband tussen de huwelijkse en de nahuwelijkse welstand. Om diezelfde reden mag van de onderhoudsgerechtigde na ommekomst van de termijn van twaalf jaren in beginsel gevergd worden dat deze met een afnemende welstand genoegen neemt voor zover daarin door de ex-partner nog moet worden voorzien.
6. Gelet op al het vorenstaande zal het hof de beslissing van de rechtbank tot verlenging van de onderhoudsverplichting tot 15 januari 2011, zijnde het moment waarop de vrouw een AOW-uitkering zal krijgen en uit die bron (deels) in haar levensonderhoud zal kunnen voorzien, bekrachtigen.
Nu partijen niet hebben gegriefd tegen de beslissing van de rechtbank om verdere verlenging uit te sluiten, zal het hof ook die beslissing bekrachtigen. Aangezien, zoals hiervoor overwogen, van de vrouw enige terugval kan worden gevergd, zal het hof de door de rechtbank bepaalde afbouwfasering in stand laten. De door de man voorgestelde fasering, welke aanmerkelijk grover is, acht het hof in redelijkheid een te ingrijpende terugval voor de vrouw.
Slotsom
7. Op grond van het voorgaande dient de beschikking waarvan beroep te worden bekrachtigd. Reeds om die reden is terugbetaling van door de man betaalde alimentatie door de vrouw niet aan de orde.
8. Nu partijen gewezen echtgenoten zijn worden de kosten van het geding in beide instanties gecompenseerd in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten van het geding in beide instanties draagt.
Aldus gegeven door mrs. Bosch, voorzitter, Makkinga en Jonkman, raden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 4 november 2008 in bijzijn van de griffier.