Parketnummer: 24-001303-08
Parketnummer eerste aanleg: 19-830130-07
Arrest van 6 november 2008 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Assen van
29 april 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1962] te [gemeente 2],
zonder vaste woonplaats hier te lande,
thans preventief gedetineerd in Jeugdhuis van Bewaring De Sprang te 's-Gravenhage,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. L.S. Slinkman, advocaat te Hoogezand.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis ter zake van de onder 2 meer subsidiair, 3, 4 en 6 ten laste gelegde misdrijven veroordeeld tot een straf, heeft maatregelen opgelegd en heeft op de vorderingen van de benadeelde partijen beslist, en heeft verdachte ter zake van de onder 1, 2 primair en subsidiair en 5 ten laste gelegde misdrijven vrijgesproken, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De officier van justitie en de verdachte zijn op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Omvang van het hoger beroep
De raadsman van verdachte heeft verklaard, dat verdachte niet heeft beoogd hoger beroep in te stellen tegen de beslissingen van de rechtbank gegeven ter zake van de onder 1 en 5 ten laste gelegde misdrijven. Het hof zal het hoger beroep van verdachte aldus beperkt opvatten.
De advocaat-generaal heeft verklaard, dat het hoger beroep van de officier van justitie uitsluitend is gericht tegen de vrijspraak van de onder 1 en 2 ten laste gelegde misdrijven en de hoogte van de opgelegde straf. Het hof zal het hoger beroep van de officier van justitie aldus beperkt opvatten.
Derhalve zijn aan hoger beroep onderworpen de onder 1, 2, 3, 4 en 6 ten laste gelegde misdrijven.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van de onder 1 ten laste gelegde pogingen tot moord en ter zake van het onder 2 primair ten laste gelegde zal vrijspreken, verdachte ter zake van de onder 1 ten laste gelegde pogingen tot doodslag zal ontslaan van alle rechtsvervolging en verdachte ter zake van het onder 2 subsidiair, 3, 4 en 6 ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van voorarrest.
Met betrekking tot de op de aan dit arrest gehechte "lijst van inbeslaggenomen niet teruggegeven voorwerpen ex. artikel 309 SV." onder de nummers 5 en 6 genoemde voorwerpen heeft de advocaat-generaal de onttrekking aan het verkeer gevorderd.
Met betrekking tot de op de aan dit arrest gehechte "lijst van inbeslaggenomen niet teruggegeven voorwerpen ex. artikel 309 SV." onder de nummers 2 t/m 4, 15, 17, 20 en 22 t/m 28 genoemde voorwerpen heeft de advocaat-generaal de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gevorderd.
Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vordering en de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ad € 1.525,= zal toewijzen en ter zake van dat bedrag tevens een schadevergoedingsmaatregel zal opleggen.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis, voor zover aan hoger beroep onderworpen, vernietigen en in zoverre opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Na de door de rechtbank toegelaten wijziging is - voor zover voor dit hoger beroep van belang - aan verdachte ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 03 juni 2007 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2], een drankje met daarin GHB, althans een
bewustzijnsverminderende stof heeft toegediend/laten toe dienen/laten drinken en/of (vervolgens) met die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] naar het water (bij [recreatieplas]) is gegaan en/of die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] (terwijl zij onder invoed waren van die GHB, althans die bewustzijnsbeinvloedende stof) in het water heeft laten gaan en/of toen verdachte hoorde/bemerkte dat die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] mogelijk onwel waren (terwijl zij in het water lagen) geen, althans onvoldoende aktie heeft ondernomen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 03 juni 2007 in de gemeente [gemeente], met [slachtoffer 2] (geboren
9 november 1997), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer
handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], hebbende verdachte
- zijn verdachtes tong in/tegen de mond van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht/bewogen
en/of
- zijn verdachtes penis in/tegen de mond van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht/bewogen;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 03 juni 2007 in de gemeente [gemeente], door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en)
[slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het
- in/tegen de mond van die [slachtoffer 2] duwen/brengen/bewegen van de tong van
verdachte en/of
- in/tegen de mond van die [slachtoffer 2] duwen/brengen van de penis van verdachte
- het strelen/aanraken van de (ontblote) borst(en) van die [slachtoffer 2] en/of
- het strelen/aanraken van de vagina van die [slachtoffer 2] en
bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit
- uit het toe dienen/laten drinken van een drankje met daarin GHB, althans een
bewustzijnsverminderende stof en/of
- uit het vast houden van/in bedwang houden van en/of toezicht houden op die [slachtoffer 2]
en/of
- uit het aanmerkelijke verschil in leeftijd en/of lichaamskracht tussen hem, verdachte
en die [slachtoffer 2] en/of
aldus voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
althans, indien ook terzake van het laatstvermelde geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 03 juni 2007 in de gemeente [gemeente], met [slachtoffer 2], van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer 2] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn/haar geestvermogens leed dat die [slachtoffer 2] niet of onvolkomen in staat was zijn/haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd,
bestaande uit
- in/tegen de mond van die [slachtoffer 2] duwen/brengen/bewegen van de tong van
verdachte en/of
- in/tegen de mond van die [slachtoffer 2] duwen/brengen van de penis van verdachte
- het strelen/aanraken van de (ontblote) borst(en) van die [slachtoffer 2] en/of
- het strelen/aanraken van de vagina van die [slachtoffer 2];
3.
hij op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2006 tot en met 3 juni 2007 in de gemeente [gemeente] en/of in de gemeente [gemeente 2], althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of aanwezig heeft gehad XTC pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDA/MDMA, zijnde MDA/MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2006 tot en met
3 juni 2007 in de gemeente [gemeente] en/of in de gemeente [gemeente 2], althans in Nederland (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of vervaardigd en/of verstrekt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid GHB, (4-hydroxyboterzuur), zijnde GHB een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
6.
hij in of omstreeks 23 juli 2005 tot en met 25 juli 2005 in de gemeente [gemeente 2], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het
aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, Amfass Verzekeringen / Delta Lloyd heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- aangifte van diefstal gedaan van een motorvoertuig (Peugeot, kenteken [kenteken]) bij
de politie te [plaats] en/of
- formulieren van de verzekeringsmaatschappij ingevuld,
waardoor Delta Lloyd, althans een verzekeringsmaatschappij werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
hij op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 juli 2005 tot en met 25 juli 2005 in de gemeente [gemeente 2], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, (telkens) een of meer geschriften - verzekeringsformulieren -, welk(e) geschriften bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, hierin bestaande, dat verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) in strijd met de waarheid gegevens over een diefstal van zijn motorvoertuig (Peugeot, kenteken [kenteken]) heeft ingevuld, wetende dat deze diefstal niet heeft plaats gevonden en/of een handtekening op dat geschrift heeft geplaatst, zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Vrijspraak
Het hof acht niet bewezen hetgeen onder 2 primair aan verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Bewijsoverwegingen t.a.v. het onder 1 ten laste gelegde
Verdachte heeft ontkend dat hij degene is geweest die op 3 juni 2007 [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], toen beiden 9 jaar oud, een drankje (cola) met daarin GHB heeft laten drinken. Uit het onderzoek door het NFI (rapport d.d. 9 juli 2007) is gebleken dat beide meisjes een aanzienlijke hoeveelheid GHB in hun bloed hadden. Het betrof (een aantal uren na inname) respectievelijk 59 en 56 mg/l. Concentraties boven 5 mg/l in het bloed wijzen op inname of toediening van GHB.
Voor het hof staat vast dat verdachte dat heeft gedaan. Dit is af te leiden uit de verklaringen van de beide meisjes, [betrokkene 1] (moeder van [slachtoffer 1] en de toenmalige vriendin van verdachte) en [betrokkene 2] (het 11-jarige broertje van [slachtoffer 1]).
Rekening houdend met de tijd die verstrijkt voordat GHB in het lichaam actief wordt (volgens de forensisch geneeskundige Snijders: na 15-30 minuten, pg. 746(I)) en het eet- en drinkpatroon voorafgaand aan het onwel worden van de meisjes, moet de GHB in de cola hebben gezeten. Die cola hebben zij gedronken voordat zij samen met verdachte naar "[recreatieplas]" in hun woonplaats [gemeente] zijn gegaan om te zwemmen. Verdachte heeft ter zitting van het hof aangegeven dat hij de meisjes heeft gevraagd of zij voor het vertrek nog iets wilden drinken.
Zowel de beide meisjes ([slachtoffer 1], pg. 671 en [slachtoffer 2], pg. 554) als [betrokkene 2] (pg. 628), hebben verklaard dat het verdachte is geweest die in de keuken de cola voor de meisjes heeft ingeschonken. Volgens [betrokkene 2] pakte verdachte de glazen daarvoor uit de kast. Vast staat dat de moeder van [slachtoffer 1] en [betrokkene 2], [betrokkene 1], op dat moment niet thuis was. [betrokkene 3], de 13-jarige (andere) broer van [slachtoffer 1], was evenmin thuis (pg. 612, verklaring [betrokkene 3], en pg. 576, verklaring [betrokkene 1]). Volgens verdachte zeiden de meisjes dat ze de cola vies vonden. [slachtoffer 2] wilde de cola daarom eigenlijk niet meer hebben. Op aandringen van verdachte hebben ze toch (bijna) alles opgedronken (pg. 556 en 673-674). Dat aandringen is ook gehoord door [betrokkene 1] die op dat moment weer thuis kwam. Zij hoorde dat verdachte riep dat ze hun cola nog moesten opdrinken. Hij riep [slachtoffer 1] terug en [betrokkene 1] hoorde hem zeggen: "Ik heb het niet voor niks ingeschonken".
Onderzoek heeft uitgewezen dat de GHB zich niet heeft bevonden in de flessen met cola, die in de woning aanwezig waren en in de koelkast zijn aangetroffen (NFI-rapport d.d. 10 augustus 2007). Verder is gebleken dat de meisjes in de (relevante) periode rond het drinken van de cola niets anders hebben gegeten of gedronken ([slachtoffer 1], pg. 680, en [slachtoffer 2], pg. 571).
Verdachte was op 3 juni 2007 reeds bekend met het gebruik van GHB. Hij noemde het tegenover de politie en ook bij het hof een levensgevaarlijk middel. Hij wist dat de hoeveelheid bepalend is voor het effect op lichaam en geest en dat een te grote dosis, gemeten in milligrammen, kan leiden tot een coma/bewusteloosheid. Een grote hoeveelheid kan volgens verdachte zelfs leiden tot de dood. Hij had het middel voordien zelf gebruikt, had ervaringen met andere gebruikers uitgewisseld en via (een) site(s) op het internet informatie ingewonnen. Ook was het hem bekend dat een groot persoon meer kan verdragen dan een klein mens (zoals zijn vriendin [betrokkene 1]) of - naar hij zich kon voorstellen - een kind.
Zelf gebruikte hij indertijd GHB door het met een (injectie)spuitje toe te voegen aan cola of een ander drankje.
In de woning van [betrokkene 1], waar verdachte (meestentijds) woonde, zijn na de aanhouding van verdachte onder het luik in de gang twee flessen met GHB aangetroffen. Volgens [betrokkene 1] kwam verdachte op enig moment thuis met een plastic fles met doorzichtig spul. Hij wilde daarvoor glazen flessen hebben (pg. 591). Hij heeft toen gesproken over het luik in de hal. Daar heeft hij volgens [betrokkene 1] "iets" in gezet (pg. 520). Verder bleek er zich enige dagen na verdachtes aanhouding op de (hoge) koelkast in de keuken een ketjapfles met inhoud te bevinden. Uit onderzoek bleek het ook hier om GHB te gaan. [betrokkene 1] heeft de politie op die fles attent gemaakt (pg. 601).
Uit het voorgaande vloeit voort dat verdachte op 3 juni 2007 de beschikking had over GHB, dat hij de (schone) glazen uit de kast in de keuken heeft gepakt en de cola voor de meisjes heeft ingeschonken, waaraan hij de GHB moet hebben toegevoegd, en dat hij er op heeft aangedrongen dat zij die cola geheel zouden opdrinken.
Niet aannemelijk is geworden dat die meisjes zelf dan wel een of meer anderen dat hebben gedaan of zelfs maar hebben kunnen doen.
Uit de verklaring van de forensisch geneeskundige H. Snijders (pg. 746) als ook uit openbare bronnen blijkt dat GHB van origine een narcosemiddel is. Snijders heeft er op gewezen dat het een middel betreft dat met heel veel zorg moet worden gebruikt. Omdat het een onbedwingbare slaperigheid bewerkstelligt, dient het niet te worden gebruikt in combinatie met o.a. alcohol, autorijden en zwemmen. Je bent namelijk volgens hem niet meer bij machte om dat te doen wat nodig is om jezelf in leven te houden. Het tast bovendien je korte-termijngeheugen aan. Hij merkte op dat de beide meisjes zich mogelijk niets meer van het gebeuren in het water zouden herinneren, hetgeen ook inderdaad blijkt uit hun verklaringen tijdens de studioverhoren.
Verdachte was zich bewust van de gevaren van GHB, zoals hiervoor al aangegeven. Ook kende hij de gevaren voor personen met een geringe lengte/omvang. Toch heeft hij twee negenjarige kinderen GHB toegediend.
Vervolgens is hij met de meisjes meegegaan naar "[recreatieplas]" en heeft hij hen in het water laten gaan. Verdachte bleef aan de kant en heeft zelfs toen hij hoorde en bemerkte dat de meisjes in het water mogelijk onwel waren geen aktie ondernomen.
Verdachte heeft gezien dat [slachtoffer 1] raar deed en met haar hoofd tolde (verdachtes verklaring ter zitting van het hof). Uit de verklaring van [betrokkene 3] blijkt dat [slachtoffer 1] kreunde. [betrokkene 3], die zich op dat moment ook op de kant bevond (pg. 614), heeft daarop aan verdachte gevraagd of hij, [betrokkene 3], [slachtoffer 1] uit het water zou halen. Verdachte heeft geantwoord dat [slachtoffer 1] vast weer een grapje maakte en dat het niet hoefde. Desondanks is [betrokkene 3] kort daarop het water ingegaan. Toen [slachtoffer 1] wegdreef en verdachte hier niets van zei heeft [betrokkene 3] haar samen met zijn broertje [betrokkene 2], die met de meisjes in het water was, vastgepakt, naar de kant gebracht en daar neergelegd.
Op de kant heeft verdachte [slachtoffer 1] op een handdoek gelegd. [slachtoffer 1] was toen in elk geval buiten bewustzijn (verdachte, pg. 325/326).
Toen [betrokkene 3] zag dat [slachtoffer 2] steeds kopje onder ging en haar hetzelfde zag doen als [slachtoffer 1] is hij naar haar toe gezwommen en heeft hij haar uit het water "gesleurd". [slachtoffer 2] bevond zich in dieper water, op een plaats waar [betrokkene 3] niet kon staan (pg. 614/615). [betrokkene 3] heeft ook haar naar de kant gebracht en daar heeft verdachte haar op een handdoek gelegd. Ook [slachtoffer 2] was bewusteloos (verdachte, pg. 326).
Gezien het bij [slachtoffer 1] door de jongens waargenomen gedrag (ze dreef weg, ze kreunde) en de door hen ondernomen actie, was [slachtoffer 1] blijkbaar niet in staat zelf te zwemmen (pg. 614 en 631/632)
Verdachte heeft ter zitting van het hof verklaard dat hij niet in aktie hoefde komen toen de meisjes in het water onwel werden omdat [betrokkene 3] en [betrokkene 2] zich dicht bij hen in het water bevonden. Tegenover de politie heeft verdachte aangegeven dat hij niet het water in ging omdat hij een nog niet geheel genezen operatiewond in zijn buik had.
Uit het bovenstaande blijkt dat verdachte, wetende dat de meisjes onder invloed van GHB waren en wetende dat GHB een levensgevaarlijk middel is, het aan jongens van respectievelijk 13 en 11 jaar heeft overgelaten om hen, vrijwel tegelijkertijd, van een verdrinkingsdood te redden. Hij heeft hen bovendien geen aanwijzingen gegeven om de meisjes te helpen. Integendeel, hij bagatelliseerde de situatie tegenover een van de jongens en weerhield hem ervan om al eerder het water in te gaan.
Door geen actie te ondernemen heeft verdachte een groot risico genomen dat de meisjes zouden verdrinken. Het is aan de jongens te danken dat de meisjes gered zijn. Uit het feit dat [slachtoffer 2] al een paar maal kopje onder was gegaan voor [betrokkene 3] haar bereikte, leidt het Hof af dat voor haar de redding maar net op tijd kwam.
Van een vrijwillige terugtred van verdachte, waar de advocaat-generaal ter zitting van is uitgegaan, is in het geheel niet gebleken.
Door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], beiden 9 jaar oud, GHB, waarvan hij de risico`s kende, toe te dienen, door hen kort daarna te laten zwemmen en vervolgens, toen zij in het water onwel werden, hen niet te redden, maar volkomen passief te blijven, heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat de meisjes om het leven zouden komen. Als [betrokkene 3] en [betrokkene 2] niet hadden ingegrepen, zouden de meisjes niet zelf uit het water hebben kunnen komen. Daarmee heeft verdachte zich ten aanzien van beide meisjes schuldig gemaakt aan poging tot doodslag.
De rechtbank heeft ter motivering van de vrijspraak overwogen dat verdachte naar haar oordeel geen belang had bij de dood van de meisjes. Het hof veronderstelt dat de rechtbank bedoeld heeft te zeggen dat haar niet is gebleken van een motief voor verdachte.
Verdachte heeft het feit echter ontkend en daardoor geen inzicht gegeven in zijn denkwereld. Een (eventueel) belang of motief is daardoor niet vastgesteld kunnen worden. Wat daarvan zij, het gaat er om of bij verdachte sprake was van (voorwaardelijk) opzet op de dood van de meisjes. Dat opzet acht het hof - zoals hiervoor reeds uiteengezet - aanwezig en bewezen.
Bewijsoverwegingen t.a.v. het onder 2 subsidiair ten laste gelegde
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 3 juni 2007 zich ten aanzien van [slachtoffer 2] heeft schuldig gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid. Verdachte heeft het slachtoffer cola laten drinken waaraan hij kort daarvoor GHB heeft toegevoegd. Verdachte heeft geweten dat het slachtoffer daardoor in staat van bewusteloosheid of onmacht zou (kunnen) raken. Later die dag is het slachtoffer inderdaad als gevolg van de door verdachte toegediende GHB onmachtig geworden en buiten bewustzijn geraakt. Aldus heeft de verdachte 'geweld' gepleegd als bedoeld in art. 81 Sr. Verdachte heeft toen de bewezen verklaarde handeling verricht. Weliswaar is niet gebleken dat verdachte met de toediening van de GHB reeds beoogd heeft het slachtoffer seksueel te misbruiken, maar zulks staat niet in de weg aan een bewezenverklaring van het ten laste gelegde 'door geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het dulden van' de ontuchtige handeling. Verdachte heeft het slachtoffer willens en wetens in die toestand gebracht en heeft haar vervolgens - zij het enige tijd later - gedwongen de bewezen verklaarde handeling te ondergaan.
Bewezenverklaring
Het hof acht het onder 1, 2 subsidiair, 3, 4 en 6 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande, dat:
1.
hij op 03 juni 2007 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] een drankje met daarin GHB heeft laten drinken en vervolgens met die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] naar het water ([recreatieplas]) is gegaan en die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2], terwijl zij onder invloed waren van die GHB, in het water heeft laten gaan en toen verdachte hoorde/bemerkte dat die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] (mogelijk) onwel waren, terwijl zij in het water lagen, geen aktie heeft ondernomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2 subsidiair:
hij op 03 juni 2007 in de gemeente [gemeente], door geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, bestaande uit het
- tegen de mond van die [slachtoffer 2] brengen van de penis van verdachte
bestaande dat geweld uit
- het laten drinken van een drankje met daarin GHB;
3.
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 1 mei 2006 tot en met 3 juni 2007 in Nederland, opzettelijk heeft verkocht en verstrekt en vervoerd XTC pillen, bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4.
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 1 december 2006 tot en met 3 juni 2007 in de gemeente [gemeente], opzettelijk heeft verwerkt en verstrekt een hoeveelheid GHB
(4-hydroxyboterzuur), zijnde GHB een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
6.
hij in de periode van 23 juli 2005 tot en met 25 juli 2005 in de gemeente [gemeente 2], tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, Amfass Verzekeringen/Delta Lloyd heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag, hebbende verdachte en zijn mededader met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- aangifte van diefstal gedaan van een motorvoertuig (Peugeot, kenteken [kenteken]) bij
de politie te [plaats] en
- een formulier van de verzekeringsmaatschappij ingevuld,
waardoor Delta Lloyd werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
hij in de periode van 23 juli 2005 tot en met 25 juli 2005 in de gemeente [gemeente 2], tezamen en in vereniging met een ander, een geschrift - verzekeringsformulier -, welk geschrift bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, hierin bestaande, dat verdachte en zijn mededader in strijd met de waarheid gegevens over een diefstal van het motorvoertuig (Peugeot, kenteken [kenteken]) heeft ingevuld, wetende dat deze diefstal niet heeft plaats gevonden en een handtekening op dat geschrift heeft geplaatst, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2 subsidiair, 3, 4 en 6 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
onder 1:
poging tot doodslag, meermalen gepleegd;
onder 2 subsidiair:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
onder 3:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
onder 4:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
onder 6:
medeplegen van oplichting
medeplegen van valsheid in geschrift.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de in hoger beroep op te leggen straf bepaald op grond van de aard en de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte. Het hof heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 3 juni 2007 gepoogd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], toen beiden 9 jaar oud, van het leven te beroven. Hij heeft hen een drankje (cola) met daarin GHB laten drinken. Gebleken is dat beide meisjes een aanzienlijke hoeveelheid GHB in hun bloed hadden. Verdachte was van het gevaar van het gebruik van dat middel op de hoogte. Hij wist dat je bij inname van een grote hoeveelheid GHB in coma kon geraken en dat inname van een dergelijke grote hoeveelheid ook dodelijk kon zijn. Tevens kende hij de gevaren voor personen met een geringe lengte/omvang. Hij is korte tijd later met de beide meisjes naar "[recreatieplas]" gegaan. Hij heeft hen, terwijl hij wist dat zij onder invloed waren van GHB en wist van de gevaren van inname daarvan, het water in laten gaan. Toen verdachte even later hoorde/bemerkte dat de beide meisjes zich anders gedroegen in het water dan zij normaal deden als zij in het water aan het spelen/zwemmen waren, en (mogelijk) onwel waren, heeft hij geen actie ondernomen. Louter aan het adequate optreden van de tevens aanwezige 13-jarige [betrokkene 3] en de 11-jarige [betrokkene 2] is het te danken geweest dat de beide meisjes aan de verdrinkingsdood zijn ontsnapt. Beiden raakten bewusteloos.
Nadat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op de kant waren gebracht, heeft verdachte zich met [slachtoffer 2] bezig gehouden. Op enig moment heeft hij toen zijn broek (deels) naar beneden gedaan, zijn penis uit de broek gehaald en deze tegen de mond van de nog steeds bewusteloze [slachtoffer 2] gebracht. Derhalve heeft verdachte door geweld [slachtoffer 2] gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling.
Ter zitting van het hof heeft verdachte er geen blijk van gegeven enig besef te hebben van de ernst van de hiervoor beschreven door hem gepleegde feiten en de gevolgen daarvan voor de beide slachtoffertjes.
Voorts heeft verdachte op meerdere tijdstippen in de periode van 1 mei 2006 tot en met
3 juni 2007 opzettelijk XTC-pillen verkocht, verstrekt en vervoerd. Het gebruik van deze drugs is bedreigend voor de volksgezondheid. Verdachte heeft deze feiten kennelijk gepleegd mede ten behoeve van eigen financieel gewin.
Daarnaast heeft verdachte op meerdere tijdstippen in de periode van 1 december 2006 tot en met 3 juni 2007 opzettelijk een hoeveelheid GHB (4-hydroxyboterzuur) verwerkt en verstrekt.
In juli 2005 heeft verdachte samen met zijn mededader een verzekeringsmaatschappij opgelicht en een verzekeringsformulier valselijk opgemaakt. Verdachte heeft bij de politie valse aangifte gedaan van diefstal van een auto en heeft vervolgens met betrekking tot die diefstal een verzekeringsformulier ingevuld. Hierdoor is de verzekeringsmaatschappij bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van ruim
€ 3.000,=.
Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat een langdurige vrijheidsbenemende straf moet worden opgelegd. De aard van de feiten en de omstandigheden, waaronder die feiten zijn gepleegd, met name de onder 1 en 2 subsidiair bewezen verklaarde feiten, zijn zo ernstig dat oplegging van een dergelijke straf noodzakelijk is.
Het hof zal aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren opleggen. Bij het bepalen van deze straf heeft het hof, naast het hiervoor overwogene, tevens in aanmerking genomen dat verdachte blijkens het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 7 augustus 2008 - op een overtreding na - niet eerder is veroordeeld.
Deze straf is veel hoger dan de gevangenisstraf die de rechtbank heeft opgelegd
(30 maanden) en die door de advocaat-generaal is gevorderd (36 maanden). De reden daarvan is gelegen in de omstandigheden, dat de rechtbank - anders dan het hof - verdachte heeft vrijgesproken van de onder 1 ten laste gelegde pogingen tot doodslag en het onder 2 subsidiair ten laste gelegde feit en de advocaat-generaal - anders dan het hof heeft beslist - heeft gevorderd verdachte ter zake van de onder 1 ten laste gelegde pogingen tot doodslag te ontslaan van alle rechtsvervolging.
Bewaring ten behoeve van de rechthebbende.
Nu met betrekking tot de op de aan dit arrest gehechte "lijst van inbeslaggenomen niet teruggegeven voorwerpen ex. artikel 309 SV." onder de nummers 2 t/m 6, 15, 17, 20, 22 en 25 t/m 27 genoemde voorwerpen geen perso(o)n(en) als rechthebbende(n) kan/kunnen worden aangewezen, zal het hof met betrekking tot die voorwerpen de bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n) gelasten.
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
Gebleken is, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat haar vordering in eerste aanleg niet is toegewezen en dat zij zich binnen de grenzen van haar eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Vaststaat dat door het onder 1 bewezen verklaarde feit door de benadeelde partij rechtstreeks schade is geleden, voor welke schade verdachte jegens genoemd slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De benadeelde partij heeft een vergoeding gevorderd voor immateriële schade tot een bedrag van € 1.000,= en voor materiële schade een bedrag van € 25,=. Verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij bestreden, stellend, dat hij het onder 1 ten laste gelegde feit niet heeft gepleegd. Het hof passeert dit verweer, nu het dit feit bewezen acht. Naar het oordeel van het hof is komen vast te staan dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden tot in ieder geval een bedrag van
€ 1.000,= en materiële schade tot een bedrag van € 25,=. Het hof acht de vordering van de benadeelde partij dan ook toewijsbaar tot een bedrag van € 1.025,=. Het komt het hof gewenst voor om dit bedrag tevens toe te wijzen in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel.
De gevorderde wettelijke rente is eveneens voor toewijzing vatbaar.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
Gebleken is, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat haar vordering in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Vaststaat dat door de onder 1 en 2 subsidiair bewezen verklaarde feiten door de benadeelde partij rechtstreeks schade is geleden, voor welke schade verdachte jegens genoemd slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De benadeelde partij heeft een vergoeding gevorderd voor immateriële schade tot een bedrag van € 1.500,= en voor materiële schade een bedrag van € 25,=. Verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij bestreden, stellend, dat hij de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten niet heeft gepleegd. Het hof passeert dit verweer, nu het beide feiten bewezen acht. Naar het oordeel van het hof is komen vast te staan dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden tot in ieder geval een bedrag van € 1.500,= en materiële schade tot een bedrag van € 25,=. Het hof acht de vordering van de benadeelde partij dan ook toewijsbaar tot een bedrag van € 1.525,=. Het komt het hof gewenst voor om dit bedrag tevens toe te wijzen in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel.
De gevorderde wettelijke rente is eveneens voor toewijzing vatbaar.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f (oud), 45, 47, 57 (oud), 63 (oud), 225, 246, 287 en 326 (oud) van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 (oud), 2, 3, 10 (oud), 10, 11 (oud) en 11 van de Opiumwet .
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, voor zover aan hoger beroep onderworpen, en in zoverre opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 2 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte onder 1, 2 subsidiair, 3, 4 en 6 ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2 subsidiair, 3, 4 en 6 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van acht jaren;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
gelast de teruggave aan verdachte van de op de aan dit arrest gehechte "lijst van inbeslaggenomen niet teruggegeven voorwerpen ex. artikel 309 SV." onder de nummers 23, 24 en 28 genoemde voorwerpen;
gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de op de aan dit arrest gehechte "lijst van inbeslaggenomen niet teruggegeven voorwerpen ex. artikel 309 SV." onder de nummers 2 t/m 6, 15, 17, 20, 22 en 25 t/m 27 genoemde voorwerpen;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 1], wonende te [gemeente], tot een bedrag van duizend vijfentwintig euro, vermeerderd met het bedrag van de wettelijke rente, te rekenen vanaf dag waarop de schade is ontstaan;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van duizend vijfentwintig euro, vermeerderd met het bedrag van de wettelijke rente, te rekenen vanaf dag waarop de schade is ontstaan, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], wonende te [gemeente];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van twintig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 2], wonende te [gemeente], tot een bedrag van duizend vijfhonderdvijfentwintig euro, vermeerderd met het bedrag van de wettelijke rente, te rekenen vanaf dag waarop de schade is ontstaan;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van duizend vijfhonderdvijfentwintig euro, vermeerderd met het bedrag van de wettelijke rente, te rekenen vanaf de datum dag waarop de schade is ontstaan, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], wonende te [gemeente];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van dertig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. Koolschijn, voorzitter, mr. Koers-van der Linden en mr. Hielkema, in tegenwoordigheid van Boersma als griffier, zijnde
mr. Koers-van der Linden voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
(I) de genoemde pagina's maken deel uit van het proces-verbaal van Regiopolitie Drenthe, met dossiernummer PL032E/07-103311, d.d. 10 augustus 2007.