ECLI:NL:GHLEE:2008:BG6035

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
18 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
107.002.369/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Mollema
  • A. Breemhaar
  • J. de Hek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en afwijzing vordering DTW Beheer B.V. in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 18 november 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep. De zaak betreft een geschil tussen [appellant] en D.T.W. Beheer B.V. over een vermeende koopovereenkomst voor een BMW auto. In eerste aanleg had de Rechtbank Groningen, sector kanton, de vordering van DTW als eiseres toegewezen. [Appellant] heeft echter in hoger beroep vier grieven ingediend, waarbij hij betwist dat er een koopovereenkomst tot stand is gekomen. Tijdens de comparitie van partijen op 7 april 2008 is er geen schikking tot stand gekomen, waarna het hof de grieven gezamenlijk heeft beoordeeld.

Het hof heeft geoordeeld dat DTW niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar vordering. Het hof heeft vastgesteld dat de vordering van DTW als oorspronkelijk eiseres moet worden afgewezen, omdat er geen koopovereenkomst is aangetoond. Het vonnis van de rechtbank is vernietigd en DTW is veroordeeld in de kosten van het geding in beide instanties. De kosten in eerste aanleg zijn op nihil gesteld, aangezien [appellant] in persoon heeft geprocedeerd. Voor het hoger beroep zijn de kosten begroot op € 335,31 aan verschotten en € 1.264,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat.

De uitspraak van het hof benadrukt het belang van voldoende bewijs in civiele zaken en de verantwoordelijkheden van partijen in het bewijsaanbod. Het hof heeft de vordering van DTW afgewezen en de kostenveroordeling in beide instanties vastgesteld, waarmee het hof de rechtsgang heeft afgesloten.

Uitspraak

Arrest d.d. 18 november 2008
Zaaknummer 107.002.369/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats appellant],
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [appellant],
toevoeging,
advocaat: mr. A.H. Lanting, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen
D.T.W. Beheer B.V.,
gevestigd te Delfzijl,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: DTW,
advocaat: mr. P.R. van den Elst, kantoorhoudende te Leeuwarden.
De inhoud van het tussenarrest d.d. 30 januari 2008 wordt hier overgenomen
Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
Ingevolge het genoemde tussenarrest heeft na het aanbrengen van de zaak een comparitie van partijen op 7 april 2008 plaatsgevonden. Een schikking is niet tot stand gekomen. Van de comparitie is procesverbaal opgemaakt.
Hierna heeft een memoriewisseling plaatsgevonden.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
''[...] het vonnis van de Rechtbank Groningen, sector kanton, locatie Groningen van 7 november 2007 gewezen tussen appellante als gedaagde en geïntimeerde als eiseres onder zaak/rolnummer 325032 CV EXPL 07-4946 te vernietigen en opnieuw rechtdoende de vordering van oorspronkelijk eiseres af te wijzen met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van de procedure, in beide instanties.''
Bij memorie van antwoord is door DTW verweer gevoerd met als conclusie:
''[...] de grieven van [appellant] ongegrond te verklaren, althans het hoger beroep te verwerpen, en het vonnis van de rechtbank Groningen, sector kanton, locatie Groningen van 7 november 2007 (met zaak/rolnummer 325032 CV EXPL 07-4946) te bekrachtigen, met veroordeling van [appellant] in de kosten verbonden aan de procedure in eerste aanleg en in de kosten verbonden aan de procedure in hoger beroep.''
Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd en heeft het hof een dag bepaald voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellant] heeft vier grieven opgeworpen.
De beoordeling
Met betrekking tot de grieven:
1. De grieven leggen het geschil tussen partijen in volle omgang het hof ter beoordeling voor. De grieven zullen daarom gezamenlijk worden behandeld.
2. DTW heeft in de inleidende dagvaarding aan haar vordering ten grondslag gelegd dat zij aan [appellant] heeft verkocht en geleverd een auto van het merk BMW, type 525 TDS Touring voor de koopsom van € 1.450,--. Blijkens de memorie van antwoord handhaaft DTW deze grondslag van haar vordering ook in hoger beroep uitdrukkelijk (zie memorie van antwoord, nr. 6). Het hof zal daarom moeten voorbijgaan aan hetgeen DTW in de conclusie van repliek heeft aangevoerd, welke conclusie op zich de uitleg zou toelaten dat DTW niet beoogde bedoelde grondslag te handhaven
3. [appellant] heeft naar het oordeel van het hof gemotiveerd betwist dat tussen partijen een koopovereenkomst ter zake van de litigieuze auto tot stand is gekomen.
4. DTW heeft ter zake van haar stelling in hoger beroep geen voldoende gespecificeerd bewijsaanbod gedaan, zodat het hof er niet van kan uitgaan dat de litigieuze auto ten titel van koop in het vermogen van [appellant] is overgegaan.
5. Het vorenstaande brengt derhalve mee dat de vordering van DTW als oorspronkelijk eiseres moet worden afgewezen.
De slotsom
6. Het vonnis waarvan beroep dient te worden vernietigd. De vordering van DTW als oorspronkelijk eiseres moet alsnog worden afgewezen. DTW zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in beide instanties. De kosten van het geding in eerste aanleg zullen voor wat het salaris voor de gemachtigde betreft op nihil worden gesteld, nu [appellant] in eerste aanleg in persoon heeft geprocedeerd. De kosten van het geding in hoger beroep zullen voor wat het te liquideren salaris voor de advocaat betreft worden berekend naar het liquidatietarief voor de hoven (tarief I, 2 pt.).
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep
en opnieuw rechtdoende:
wijst de vordering van DTW als oorspronkelijk eiseres alsnog af;
veroordeelt DTW in de kosten van het geding in beide instanties en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van [appellant]:
in eerste aanleg op nihil aan verschotten en op nihil aan geliquideerd salaris voor de gemachtigde,
in hoger beroep op € 335,31 aan verschotten en € 1.264,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat.
bepaalt dat van voormelde bedragen aan de griffier dient te worden voldaan € 272,56 aan verschotten en € 1.264,-- voor geliquideerd salaris voor de advocaat, die daarmee zal handelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 243 Rv.
Aldus gewezen door mrs. Mollema, voorzitter, Breemhaar en De Hek, raden, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 18 november 2008 in bijzijn van de griffier.