ECLI:NL:GHLEE:2008:BG6600

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
9 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.012.529/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
  • M. Mollema
  • A. Kuiper
  • J. Breemhaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijkheid in kort geding met betrekking tot de zorg voor een minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 9 december 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep van een kort geding dat eerder was behandeld door de voorzieningenrechter van de rechtbank Assen. De appellante, hierna te noemen [appellante], had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 3 juli 2008. In eerste aanleg was [appellante] eiseres in conventie en verweerster in reconventie, terwijl de geïntimeerde, hierna te noemen [geïntimeerde], gedaagde in conventie en eiser in reconventie was. De zaak betrof de zorg voor een minderjarige, die sinds augustus 2008 weer bij [appellante] verbleef.

Tijdens de behandeling in hoger beroep heeft [geïntimeerde] aangegeven geen verweer te willen voeren en in te stemmen met de huidige situatie, wat het spoedeisend karakter van de vorderingen van partijen deed vervallen. Het hof oordeelde dat [appellante] geen belang meer had bij haar hoger beroep, aangezien de proceskosten in eerste aanleg al waren gecompenseerd en er geen onderbouwde grieven waren ontwikkeld tegen deze beslissing. Het hof benadrukte dat een verklaring voor recht in kort geding niet kan worden gegeven en dat de vordering van [appellante] verder niet in behandeling zou worden genomen.

De slotsom was dat [appellante] niet ontvankelijk werd verklaard in haar hoger beroep. De kosten in hoger beroep werden gecompenseerd, gezien de ex-echtelijke relatie tussen partijen. De uitspraak werd gedaan door de eerste kamer voor burgerlijke zaken van het Gerechtshof Leeuwarden, met mr. Mollema als voorzitter en mrs. Kuiper en Breemhaar als raden.

Uitspraak

Arrest d.d. 9 december 2008
Zaaknummer 200.012.529/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellante],
wonende te [woonplaats appellante],
appellante,
in eerste aanleg: eiseres in conventie en verweerster in reconventie,
hierna te noemen: [appellante],
toevoeging aangevraagd,
advocaat: mr. A.H. Lanting, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats geïntimeerde],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiser in reconventie,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. S.A. Roodhof, kantoorhoudende te Leeuwarden.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het kort geding vonnis uitgesproken op 3 juli 2008 door de voorzieningenrechter van de rechtbank Assen.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 28 juli 2008 is door [appellante] hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van 13 augustus 2008.
Bij de memorie van grieven zijn producties overgelegd. De conclusie van deze memorie luidt:
''bij arrest uitvoerbaar bij voorraad het vonnis op 13 juli 2008 door de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Assen, tussen partijen gewezen met kenmerk 67949 / KG ZA 08-130, te vernietigen en voor recht te bepalen dat de huidige situatie in stand blijft, althans, opnieuw rechtdoende de vordering van appellante alsnog toe te wijzen, met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van beide instanties.''
Bij memorie van antwoord is door [geïntimeerde] verweer gevoerd met als conclusie:
''om bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
I. het verzoek van [appellante] om [geïntimeerde] te veroordelen in de proceskosten in beide instanties,
af te wijzen.
II. Voor het overige: tot referte!''
Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellante] heeft twee grieven opgeworpen.
De beoordeling
1. Tegen de weergave van de vaststaande feiten onder overweging 2 (2.1 tot en met 2.5) van het beroepen vonnis, waarvan een afschrift aan dit arrest is gehecht, is geen grief ontwikkeld, zodat ook het hof van die feiten uit zal gaan.
Voorts staat in appel, als gesteld en erkend, dan wel niet (voldoende) betwist vast dat [de minderjarige] (inmiddels 14 jaar oud) sedert augustus 2008 weer feitelijk verblijf houdt bij [appellante]. [de minderjarige] heeft daartoe zelf het initiatief genomen.
2. [geïntimeerde] heeft bij memorie van antwoord aangegeven om hem moverende redenen in appel geen verweer te zullen voeren en in te stemmen met de situatie zoals die zich thans voordoet, te weten het feit dat [de minderjarige], de zoon die uit het tussen partijen bestaand hebbende huwelijk is geboren, feitelijk verblijf houdt bij [appellante].
Een en ander brengt mede dat het - ook voor een kort geding in hoger beroep van belang zijnde - spoedeisend karakter aan de door partijen over en weer ingestelde vorderingen is komen te ontvallen. Nu de proceskosten in eerste aanleg volledig zijn gecompenseerd en tegen die beslissing geen onderbouwde grief is ontwikkeld, heeft [appellante] geen belang (meer) bij haar hoger beroep en kan zij daarin niet worden ontvangen.
Het hof tekent hierbij nog aan dat een verklaring voor recht, als door [appellante] (voor zover noodzakelijk onder 12 van de memorie van grieven) gevorderd, in kort geding niet kan worden gegeven. Het hof zal dan ook aan die vordering verder voorbijgaan.
De slotsom.
3. [appellante] zal niet ontvankelijk worden verklaard in haar hoger beroep. Omdat partijen ex-echtelieden zijn, zullen ook de kosten in hoger beroep worden gecompenseerd, zoals hieronder nader aan te geven.
De beslissing
Het gerechtshof:
verklaart [appellante] niet ontvankelijk in haar appel;
belast ieder der partijen met de eigen kosten.
Aldus gewezen door mr. Mollema, voorzitter en mrs. Kuiper en Breemhaar, raden, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 9 december 2008 in bijzijn van de griffier.