ECLI:NL:GHLEE:2008:BG8457
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- H. Hermans
- A. de Hek
- M. Asscheman-Versluis
- Rechtspraak.nl
Vervangende toestemming voor erkenning van een minderjarige en de belangen van de moeder
In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 24 december 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vervangende toestemming voor de erkenning van een minderjarige door de man, waarbij de vrouw zich hiertegen verzet. De rechtbank Groningen had eerder op 26 februari 2008 de man toestemming verleend om de minderjarige, geboren op [datum] 2006, te erkennen. De vrouw, appellante in deze zaak, is van mening dat de erkenning de band tussen haar en het kind ernstig zal verstoren. Tijdens de zitting op 20 november 2008 zijn de vrouw, haar advocaat, de man, zijn advocaat, de bijzonder curator en een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming verschenen.
Het hof heeft de argumenten van de vrouw overwogen, waaronder haar angst voor een nieuwe strijd over omgangsregelingen, maar oordeelt dat deze angst niet voldoende onderbouwd is. De vrouw heeft niet aangetoond dat de erkenning van de man de belangen van het kind of haar eigen belangen zal schaden. Het hof benadrukt dat de erkenning door de man een belangrijke stap is in de ontwikkeling van de relatie tussen hem en de minderjarige. De vrouw heeft onvoldoende bewijs geleverd voor haar stelling dat de erkenning schadelijk zal zijn voor de band met het kind.
Het hof concludeert dat de bestreden beschikking van de rechtbank moet worden bekrachtigd. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het hof stelt dat de vrouw niet tegen beter weten in in hoger beroep is gekomen, waardoor er geen aanleiding is om haar in de kosten te veroordelen. De beslissing van het hof bevestigt de noodzaak van erkenning voor de minderjarige en de belangen die daarmee gemoeid zijn.