ECLI:NL:GHLEE:2009:BH2020
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- G. Dam
- J. Hielkema
- G.J. Niezink
- Rechtspraak.nl
Vernieling en beschadiging van eigendommen van derden
Op 5 februari 2009 heeft het Gerechtshof Leeuwarden uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig had gemaakt aan het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen en beschadigen van goederen die toebehoren aan anderen. De verdachte was eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten en had een strafblad. De zaak betreft twee incidenten: op 3 november 2003 vernielde de verdachte een ruit van een bedrijfsgebouw dat toebehoorde aan garagebedrijf [benadeelde 1], en op 3 augustus 2006 beschadigde hij een deur van een ketelhuis dat toebehoorde aan [benadeelde 2]. De politierechter in de rechtbank Leeuwarden had de verdachte eerder veroordeeld, maar de verdachte ging in hoger beroep.
Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de verdachte zou vrijspreken van het primair ten laste gelegde, maar hem zou veroordelen tot een werkstraf van 40 uren voor de subsidiaire tenlasteleggingen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde, maar achtte de subsidiaire tenlasteleggingen bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een werkstraf van 40 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien hij de werkstraf niet naar behoren verrichtte.
Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De beslissing van het hof is in lijn met de eerdere veroordelingen van de verdachte en de aard van de gepleegde feiten. Het hof heeft de artikelen 22c, 22d, 57, 63 en 350 van het Wetboek van Strafrecht toegepast in zijn overwegingen.