ECLI:NL:GHLEE:2009:BH2020

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
5 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001903-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernieling en beschadiging van eigendommen van derden

Op 5 februari 2009 heeft het Gerechtshof Leeuwarden uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig had gemaakt aan het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen en beschadigen van goederen die toebehoren aan anderen. De verdachte was eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten en had een strafblad. De zaak betreft twee incidenten: op 3 november 2003 vernielde de verdachte een ruit van een bedrijfsgebouw dat toebehoorde aan garagebedrijf [benadeelde 1], en op 3 augustus 2006 beschadigde hij een deur van een ketelhuis dat toebehoorde aan [benadeelde 2]. De politierechter in de rechtbank Leeuwarden had de verdachte eerder veroordeeld, maar de verdachte ging in hoger beroep.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de verdachte zou vrijspreken van het primair ten laste gelegde, maar hem zou veroordelen tot een werkstraf van 40 uren voor de subsidiaire tenlasteleggingen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde, maar achtte de subsidiaire tenlasteleggingen bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een werkstraf van 40 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien hij de werkstraf niet naar behoren verrichtte.

Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De beslissing van het hof is in lijn met de eerdere veroordelingen van de verdachte en de aard van de gepleegde feiten. Het hof heeft de artikelen 22c, 22d, 57, 63 en 350 van het Wetboek van Strafrecht toegepast in zijn overwegingen.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001903-08
Parketnummer eerste aanleg: 17-842062-07
Arrest van 5 februari 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 14 april 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1969] te [geboorteplaats],
volgens eigen opgave postadres hebbende te [postadres],
thans verblijvende in PI Noord, gevangenis De Marwei te Leeuwarden,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. G.A. Pots, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal vrijspreken ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde en hem zal veroordelen ten aanzien van het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde tot een werkstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 3 november 2003 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (bedrijfs)pand (gelegen aan of bij de [straat 1] aldaar) weg te nemen goederen van zijn gading en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan het garagebedrijf [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot dat pand te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, opzettelijk:
- een ruit van voornoemd pand heeft ingeslagen en/of ingegooid en/of (vervolgens)
- forcerende en/of brekende handelingen aan een (achter die ruit gemonteerd) traliewerk heeft verricht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 3 november 2003 te [plaats], (althans) in de gemeente
[gemeente], opzettelijk en wederrechtelijk een ruit en/of een (achter die ruit
gemonteerd) traliewerk van een (bedrijfs)pand (gelegen aan of bij de [straat 1]
aldaar), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het garagebedrijf [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
2.
hij op of omstreeks 3 augustus 2006 te [plaats], (althans) in de gemeente
[gemeente], opzettelijk en wederrechtelijk een deur (van een ketelhuis en/of aanbouw gelegen aan of bij de [straat 2] aldaar), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of
onbruikbaar gemaakt.
Vrijspraak
Het hof acht niet bewezen hetgeen onder 1 primair aan verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. subsidiair
hij op 3 november 2003 te [plaats], opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een (bedrijfs)pand (gelegen aan de [straat 1] aldaar), toebehorende aan het garagebedrijf
[benadeelde 1], heeft vernield;
2.
hij op 3 augustus 2006 te [plaats], opzettelijk en wederrechtelijk een deur (van een ketelhuis en/of aanbouw gelegen aan of bij de [straat 2] aldaar), toebehorende aan [benadeelde 2], heeft beschadigd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 subsidiair en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
feit 1, subsidiair:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
feit 2:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en de persoon van de verdachte. Het hof heeft in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich op 3 november 2003 te [plaats] schuldig gemaakt aan het vernielen van een ruit, toebehorende aan garagebedrijf [benadeelde 1]. Ook heeft verdachte zich op 3 augustus 2006 te [plaats] schuldig gemaakt aan het beschadigen van een deur, toebehorende aan [benadeelde 2]. Door zo te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de eigendomsrechten van het garagebedrijf [benadeelde 1] en [benadeelde 2].
Uit een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 3 november 2008 blijkt dat verdachte reeds meerdere malen is veroordeeld ter zake van soortgelijke strafbare feiten.
Het hof acht de door de politierechter in eerste aanleg opgelegde gevangenisstraf in beginsel een passende sanctie. Door de raadsman is ter zitting van het hof bepleit aan verdachte een werkstraf op te leggen. De houding van verdachte ter terechtzitting, in samenhang bezien met de persoonlijke omstandigheden, heeft het hof doen besluiten tot oplegging van een werkstraf van na te melden duur.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c (oud), 22d, 57 (oud), 63 (oud) en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 subsidiair en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van veertig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van twintig dagen zal worden toegepast.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. G. Dam, voorzitter, mr. J. Hielkema en
mr. G.J. Niezink, in tegenwoordigheid van mr. J. Brink als griffier, zijnde mr. Niezink voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.