Parketnummer: 24-000817-08
Parketnummer eerste aanleg: 17-753350-07
Arrest van 5 februari 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden
van 19 maart 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1973] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door haar raadsman mr. B.P.M. Canoy, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot straffen, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 en 3 primair ten laste gelegde zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaren en een werkstraf van 240 uren subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van voorarrest.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
[medeverdachte] op of omstreeks 15 oktober 2007 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door die [medeverdachte] voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (meermalen en/of met kracht):
- in/tegen het gezicht en/of hoofd en/of (elders) tegen lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt en/of in de neus van die [slachtoffer] heeft gebeten (terwijl die [slachtoffer] al dan niet op de grond lag) en/of
- die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of door een ruit (van de achterdeur) heeft geduwd en/of gedrukt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 15 oktober 2007 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], opzettelijk behulpzaam is geweest door:
- [getuige] (die voornoemde [slachtoffer] wilde helpen) tegen te houden en/of weg te sturen en/of
- de telefoon(s) van die [slachtoffer] af te pakken (om te voorkomen dat die [slachtoffer] de politie en/of 112 zou bellen);
Subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
[medeverdachte] op of omstreeks 15 oktober 2007 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], opzettelijk een persoon (te weten [slachtoffer]) heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte:
- in/tegen het gezicht en/of hoofd en/of (elders) tegen lichaam van die [slachtoffer] geslagen en/of gestompt en/of in de neus van die [slachtoffer] heeft gebeten (terwijl die [slachtoffer] al dan niet op de grond lag) en/of
- die [slachtoffer] vastgepakt en/of door een ruit (van de achterdeur) heeft geduwd en/of gedrukt,
waardoor deze [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden, bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 15 oktober 2007 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], opzettelijk behulpzaam is geweest door
- [getuige] (die voornoemde [slachtoffer] wilde helpen) tegen te houden en/of weg te sturen en/of
- de telefoon(s) van die [slachtoffer] af te pakken (om te voorkomen dat die [slachtoffer] de politie en/of 112 zou bellen);
2.
zij op of omstreeks 15 oktober 2007 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning gelegen aan of bij de [straat] aldaar en in gebruik bij [getuige] en/of [slachtoffer], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte en/of haar mededader(s), waarbij verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft door middel van braak en/of verbreking;
3.
zij op of omstreeks 15 oktober 2007 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (aantal) telefoon(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
Subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
zij op of omstreeks 15 oktober 2007 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], opzettelijk en wederrechtelijk een (aantal) telefoon(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft weggemaakt door voornoemde telefoon(s) buiten het bereik van die [benadeelde] te brengen en/of door voornoemde telefoon(s) op een voor die [benadeelde] onbekende plaats te brengen.
Vrijspraak
Het hof acht niet bewezen hetgeen onder 3 primair aan verdachte is ten laste gelegd, zodat zij daarvan moet worden vrijgesproken.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Namens de verdediging is ten aanzien van feit 2 betoogd dat verdachte niet wederrechtelijk is binnengedrongen in de woning van [getuige] en [slachtoffer]. Toen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] op 15 oktober 2007 bij het huis van [getuige] en [slachtoffer] arriveerden, deed [getuige] de deur open en sloeg deze daarna weer dicht. [getuige] had op dat moment haar baby op de arm. [medeverdachte] gooide vervolgens, teneinde binnen te komen, een bloempot door de ruit van de voordeur. Verdachte is weliswaar achter [medeverdachte] aan de woning binnengegaan, maar deed dit niet om [medeverdachte] behulpzaam te zijn bij de mishandeling van [slachtoffer]. Zij liep naar binnen om de baby die [getuige] op de arm hield in veiligheid te brengen, aldus de raadsman.
Uit de verklaringen van [getuige] en [slachtoffer] komt het volgende naar voren. Nadat verdachte en [medeverdachte] de woning van [getuige] en [slachtoffer] waren binnengedrongen, heeft [medeverdachte][slachtoffer] mishandeld. Tijdens deze mishandeling heeft verdachte [getuige], die [slachtoffer] te hulp wilde schieten, tegengehouden en weggestuurd. Zij heeft dit zowel vóórdat, als nádat [getuige] haar baby naar boven had gebracht, gedaan. Daarnaast heeft verdachte tijdens de mishandeling de telefoons, die [slachtoffer] in zijn handen hield om 112 te bellen, van [slachtoffer] afgepakt. Uit deze gedragingen van verdachte blijkt dat het verweer van de raadsman feitelijke grondslag mist: niet is aannemelijk geworden dat verdachte zich heeft bekommerd of heeft willen bekommeren om de veiligheid van de baby en dat zij met dat doel de woning van [getuige] en [slachtoffer] is binnengedrongen. Het verweer wordt verworpen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
[medeverdachte] op 15 oktober 2007 te [plaats], in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door die [medeverdachte] voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (meermalen en met kracht):
- in het gezicht en elders tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt en in de neus van die [slachtoffer] heeft gebeten terwijl die [slachtoffer] al dan niet op de grond lag en
- die [slachtoffer] heeft vastgepakt en door een ruit van de achterdeur heeft geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 15 oktober 2007 te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk behulpzaam is geweest door:
- [getuige] (die voornoemde [slachtoffer] wilde helpen) tegen te houden en weg te sturen en
- de telefoons van die [slachtoffer] af te pakken (om te voorkomen dat die [slachtoffer] de politie zou bellen);
2.
zij op 15 oktober 2007 te [plaats], in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander, wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning gelegen aan de [straat] aldaar en in gebruik bij [getuige] en [slachtoffer], waarbij verdachte en/of haar mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;
3.
zij op 15 oktober 2007 te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk en wederrechtelijk 2 telefoons, toebehorende aan [benadeelde], heeft weggemaakt door voornoemde telefoons buiten het bereik van die [benadeelde] te brengen en door voornoemde telefoons op een voor die [benadeelde] onbekende plaats te brengen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
onder 1:
medeplichtigheid aan poging tot zware mishandeling;
onder 2:
het in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen, waarbij de toegang tot de plaats des misdrijfs wordt verschaft door middel van braak, terwijl twee of meer verenigde personen het misdrijf plegen;
onder 3:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, wegmaken.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de aard en de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 15 oktober 2007 tezamen met haar levenspartner [medeverdachte], schuldig gemaakt aan - kort gezegd - het wederrechtelijk binnendringen in de woning van [slachtoffer] en [getuige], medeplichtigheid aan een poging tot zware mishandeling van [slachtoffer] en het wegmaken van telefoons van [benadeelde]. Door haar optreden heeft verdachte inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [getuige] en [slachtoffer] en wel daar waar men zich bij uitstek veilig wil voelen, te weten in de eigen woning. Daarnaast heeft zij, door haar medeplichtigheid aan de poging tot zware mishandeling, een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer]. Door de telefoons weg te maken heeft zij een inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van [benadeelde].
Het hof is van oordeel dat de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen. Het hof houdt echter ook rekening met het feit dat verdachte - blijkens een haar betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 3 november 2008 - niet eerder is veroordeeld ter zake van strafbare feiten. Het hof zal daarom volstaan met oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur en een werkstraf van na te noemen omvang, zoals gevorderd door de advocaat-generaal. De voorwaardelijke gevangenisstraf dient tevens als stok achter de deur, teneinde te voorkomen dat verdachte zich nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten. Een - door de verdediging verzochte - lagere straf doet geen recht aan de ernst van de feiten.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c (oud) 22d, 45, 48, 57 (oud), 138, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 3 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt haar daarvan vrij;
verklaart het verdachte onder 1 primair, 2 en 3 subsidiair ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van twee maanden;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt verdachte tevens tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van tweehonderdveertig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van honderdtwintig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de voormelde werkstraf geheel in mindering wordt gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. G. Dam, voorzitter, mr. J. Hielkema en
mr. G.J. Niezink, in tegenwoordigheid van mr. M. Zevenhuizen als griffier, zijnde
mr. Niezink voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.