ECLI:NL:GHLEE:2009:BH2311
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg
- S.H. Wachter
- J.P. van Stempvoort
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van overtreding van artikel 9 Wegenverkeerswet 1994 na gebrek aan bewijs
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden op 9 februari 2009, stond de verdachte terecht in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte was beschuldigd van het overtreden van artikel 9 van de Wegenverkeerswet 1994, omdat hij op 29 september 2006 een bedrijfsauto zou hebben bestuurd terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. De verdachte, geboren in 1981 en thans verblijvende in PI Veenhuizen, was niet ter terechtzitting verschenen, maar zijn raadsman, mr. G.J.P.M. Grijmans, was wel aanwezig en had de verdachte gemachtigd om hem te verdedigen.
De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof de verdachte zou veroordelen tot een gevangenisstraf van twee weken en een geldboete van € 400,-, subsidiair 8 dagen hechtenis. Het hof heeft echter geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De enige bewijsbron was een niet ondertekend proces-verbaal van verbalisanten, waarin werd gesteld dat de verdachte de bestuurder was van de bedrijfsauto. Aangezien dit proces-verbaal niet ondertekend was door de verbalisant die de verdachte had geïdentificeerd, oordeelde het hof dat het bewijs niet voldoende was om de tenlastelegging te ondersteunen.
Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten. De uitspraak benadrukt het belang van ondertekend bewijs in strafzaken en de noodzaak voor de aanklager om voldoende bewijs te leveren voor een veroordeling.