Parketnummer: 24-000173-08
Parketnummer eerste aanleg: 19-620860-07
Arrest van 9 februari 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van
18 januari 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1976] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsman van verdachte
mr. H.J. Pellinkhof, advocaat te Assen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot straffen, een maatregel opgelegd en beslist op de vordering van de benadeelde partij , zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsman van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal vrijspreken van het primair en subsidiair ten laste gelegde en verdachte ter zake van het meer subsidiair ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis. Voorts heeft de advocaat- generaal gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen tot een bedrag van € 500,-, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Ten laste is gelegd dat:
verdachte op of omstreeks 12 mei 2007, te[plaats], in de gemeente[gemeente], meermalen, althans eenmaal aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, door deze opzettelijk tegen of op diens gezicht, althans diens hoofd te stompen of te slaan;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, ter zake dat
verdachte op of omstreeks 12 mei 2007, te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk ter uitvoering van het voornemen om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen, althans eenmaal, deze tegen of op diens gezicht, althans diens hoofd heeft geslagen en/of gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, ter zake dat
verdachte op of omstreeks 12 mei 2007, te [plaats], in de gemeente [gemeente], meermalen, althans eenmaal, opzettelijk mishandelend [slachtoffer] tegen of op diens gezicht, althans diens hoofd heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze (telkens) zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen, althans waardoor deze (telkens) werd gewond en/of pijn ondervond.
Vrijspraak
Het hof acht niet bewezen hetgeen primair en subsidiair aan verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan,met dien verstande dat:
hij op 12 mei 2007, te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend [slachtoffer] op diens gezicht heeft geslagen, waardoor deze werd gewond en pijn ondervond.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
meer subsidiair: mishandeling.
Strafbaarheid
Verdachte is strafbaar. Strafuitsluitingsgronden zijn niet aanwezig.
Strafmotivering
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich op 12 mei 2007 te [plaats] schuldig gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer]. Verdachte heeft [slachtoffer] zodanig geslagen, dat [slachtoffer] een hersenschudding heeft opgelopen en zich niets kan herinneren van het gebeurde. Door zo te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Uit een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 11 november 2008 blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit, zij het geen geweldsdelict.
De raadsman heeft bepleit om in verband met de hartklachten van verdachte hem een lagere werkstraf op te leggen dan in eerste aanleg is opgelegd.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat een werkstraf van na te noemen duur passend en geboden is. Een deel van die werkstraf zal in voorwaardelijke vorm worden opgelegd, mede teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat zijn vordering tot schadevergoeding door de eerste rechter deels, tot een bedrag van € 500,-, is toegewezen en dat hij zich in het geding in hoger beroep niet opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van de in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding, voor zover die vordering in eerste aanleg is toegewezen, in het geding in hoger beroep voort.
De vordering tot schadevergoeding is van de zijde van verdachte niet weersproken. Derhalve kan deze worden toegewezen, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Het hof zal tevens voormeld bedrag toewijzen in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c (oud), 22d, 36f (oud) en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte meer subsidiair ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van honderdtwintig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van zestig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat een gedeelte van de werkstraf groot veertig uren, subsidiair twintig dagen vervangende hechtenis, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van vijfhonderd euro;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van vijfhonderd euro ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van tien dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter, mr. S.H. Wachter en mr. J.P. van Stempvoort, in tegenwoordigheid van
mr. E.M. Mulder als griffier, zijnde mr. Van Stempvoort voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.