Parketnummer: 24-002712-07
Parketnummer eerste aanleg: 19-605156-07
Arrest van 16 februari 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 19 oktober 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1978] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. R.J.J. Bosma, advocaat te Spier.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot straffen, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal vrijspreken ter zake van het onder 1 ten laste gelegde en verdachte zal veroordelen ter zake van het onder 2 ten laste gelegde tot een werkstraf van 30 uren subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 4 januari 2007 te [plaats] opzettelijk mishandelend [slachtoffer], heeft vastgegrepen/beetgepakt bij de pols, althans bij de arm waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 21 februari 2007 te [plaats] [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd dat hij die [slachtoffer] dood zou houwen en/of dat hij die [slachtoffer] met een ijzeren staaf de harses in zou slaan, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Vrijspraak met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde
Verdachte ontkent dat hij [slachtoffer] heeft vastgegrepen of beetgepakt bij de pols, althans bij de arm. Behalve de aangifte van [slachtoffer] dat zij door verdachte bij haar pols en arm is vastgegrepen, is in het dossier geen bewijs aanwezig van dit ten laste gelegde feit.
Nu onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is van het onder 1 ten laste gelegde, dient verdachte daarvan te worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde
Op grond van de verklaring van aangeefster [slachtoffer], die wordt ondersteund door de verklaring van aangeefsters moeder, mevr. [naam], acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dreigementen heeft geuit.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 21 februari 2007 te [plaats] [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd dat hij die [slachtoffer] dood zou houwen en dat hij die [slachtoffer] met een ijzeren staaf de harses in zou slaan, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon van de verdachte. Het hof heeft in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging. Verdachte heeft zijn ex-vriendin, [slachtoffer], bedreigd door te zeggen dat hij haar "dood zou houwen" en dat hij haar "met een ijzeren staaf de harses in zou slaan", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij op dat moment echt het gevoel had dat verdachte haar iets zou aandoen.
Voor dergelijke misdrijven hanteert het hof oriëntatiepunten met betrekking tot de strafmaat, op grond waarvan een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken in combinatie met een geldboete van € 340,00 het uitgangspunt dient te zijn.
Uit een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 2 december 2008 blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld ter zake van strafbare feiten.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, is het hof van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur in combinatie met een geldboete passend en geboden is. Deze voorwaardelijke straf is tevens bedoeld als stok achter de deur teneinde te voorkomen dat verdachte zich nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23 (oud), 24 (oud), 24c (oud) en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte onder 2 ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van twee weken;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
veroordeelt verdachte tevens tot een geldboete van driehonderdveertig euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van zes dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. L.T. Wemes, voorzitter, mr. S.H. Wachter en
mr. J.A. Wiarda, in tegenwoordigheid van mr. J. Brink als griffier, zijnde mr. Wiarda voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.