ECLI:NL:GHLEE:2009:BH2977

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
16 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000094-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal door twee personen met braak in personenauto

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 16 februari 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. E. Klijn, werd beschuldigd van diefstal door twee personen, waarbij zij zich toegang tot een auto verschaften en goederen onder hun bereik brachten door middel van braak. De feiten vonden plaats op 27 januari 2007 in [plaats 1], waar de verdachte samen met een ander een personenauto heeft opengebroken en verschillende goederen heeft gestolen, waaronder een fotocamera, mobiele telefoon, en een portemonnee. Het hof oordeelde dat er op het moment van de staande houding een redelijk vermoeden van schuld bestond, en verwierp het verweer van de raadsman dat de staande houding onrechtmatig was. Het hof concludeerde dat de verdachte op 27 januari 2007 samen met een ander schuldig was aan diefstal door middel van braak. De verdachte had eerder soortgelijke delicten gepleegd, wat meegewogen werd in de strafoplegging. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, met inachtneming van de tijd die hij in verzekering had doorgebracht. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.

Uitspraak

Arrest van 16 februari 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 31 oktober 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1963] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. E. Klijn, advocaat te Arnhem.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf van twee maanden.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 januari 2007 te [plaats 1], gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een personenauto heeft weggenomen
- een fotocamera (merk Canon, kleur grijs) en/of
- een mobiele telefoon (merk Siemens, kleur grijs) en/of
- een (camera)tas en/of
- een beige jas en/of
- een portemonnee en/of
- een aantal pasjes,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Overweging met betrekking tot het bewijs
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting van het hof betoogd dat de staande houding van verdachte onrechtmatig is geweest. Verbalisanten stonden te posten vanwege de vele inbraken in de afgelopen periode. Zij zagen alleen dat twee personen intensief keken naar auto's, terwijl bij deze auto's veel meer mensen rondliepen.
Verdachte is dan ook staande gehouden zonder dat er sprake was van een redelijk vermoeden van schuld van een strafbaar feit.
Het hof overweegt ten aanzien van de staande houding van verdachte als volgt.
Op 27 januari 2007 bevonden verbalisanten, [verbalisant 1] en [verbalisant 2], zich op de parkeerplaats van de begraafplaats de '[begraafplaats]' te [plaats 2]. Verbalisanten, in burger gekleed en ieder met een onopvallend dienstmotorvoertuig, waren aan het posten in verband met de vele inbraken in personenauto's in de afgelopen periode. Omstreeks 13.55 uur zag eerste verbalisant dat een grijze personenauto met hierin twee mannen de begraafplaats opreed. Verbalisant zag dat dit voertuig naar de aldaar geparkeerd staande auto's reed en achter deze voertuigen stopte. Hij zag dat de bestuurder uitstapte en even stil stond naast het door hem bestuurde voertuig. De bestuurder keek hierbij zeer aandachtig naar de geparkeerd staande voertuigen. Eerste verbalisant zag dat de bestuurder weer plaats nam in het voertuig en de parkeerplaats verliet. Eerste verbalisant volgde dit voertuig naar een nabij gelegen parkeerplaats aan de [straat]. Aldaar werd het voertuig neergezet en stapten beide inzittenden uit. Eerste verbalisant zag dat de mannen veelvuldig naar de geparkeerd staande voertuigen keken. Er liepen echter telkens meerdere personen nabij deze auto's. Vervolgens zag eerste verbalisant dat beide personen weer in het voertuig stapten en dat zij wegreden. Tweede verbalisant heeft hierop de auto doen stoppen ter controle. In de auto zagen verbalisanten allerlei gereedschap liggen waarvan hen bekend is dat dit gereedschap bestemd is om daarmee in te breken. Verdachten werden daarop aangehouden.
Gelet op de geschetste omstandigheden is het hof van oordeel dat er op het moment van staande houding een redelijk vermoeden van schuld bestond dat de personen in de grijze auto mogelijk iets te maken hadden met de inbraken. Hierop volgde de aanhouding. Van onrechtmatig optreden is niet gebleken, zodat het hof het beroep op een onrechtmatige staande houding verwerpt.
Daarnaast heeft de raadsman gesteld dat verbalisanten in de veronderstelling waren dat de beide mannen verdachten waren in de zin van artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering. Verbalisanten hebben de verdachte - aldus de raadsman - vragen gesteld, maar daarbij nagelaten hem te wijzen op zijn zwijgrecht. Volgens de raadsman dient dit verzuim te leiden tot bewijsuitsluiting.
Het hof verwerpt dit verweer. Uit het door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (strafdossier pagina 41) blijkt niet van vragen die door de verbalisanten aan de verdachten zijn gesteld met betrekking tot hun mogelijke betrokkenheid bij strafbare feiten. Uit de processen-verbaal van verhoor van verdachte, zoals deze zijn opgemaakt op 27 (strafdossier pagina 16 e.v.), 28 (strafdossier 18 e.v.) en 29 januari 2007 (strafdossier pagina 21 e.v.) blijkt dat voorafgaand aan elk verhoor de verdachte op zijn rechten is gewezen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 27 januari 2007 te [plaats 1], gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een personenauto heeft weggenomen
- een fotocamera (merk Canon, kleur grijs) en
- een mobiele telefoon (merk Siemens, kleur grijs) en
- een (camera)tas en
- een beige jas en
- een portemonnee en
- een aantal pasjes,
toebehorende aan [benadeelde], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
diefstal door twee personen waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon van de verdachte. Het hof heeft in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich op 27 januari 2007 te [plaats 1] samen met een ander schuldig gemaakt aan een diefstal door middel van braak. Verdachte en zijn mededader hebben twee ruiten van een auto ingeslagen, waarna zij een fotocamera, mobiele telefoon, (camera) tas, beige jas en een portemonnee met hierin een aantal pasjes hebben gestolen. Door aldus te handelen hebben zij inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de eigenaar [benadeelde].
Bij de beoordeling van de ernst van de feiten neemt het hof in aanmerking dat verdachte en zijn mededader vanuit hun woonplaats [plaats 3] naar [plaats 1] zijn gekomen met als enig doel het plegen van strafbare feiten.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 2 december 2008, waaruit blijkt dat verdachte meerdere malen is veroordeeld ter zake van soortgelijke delicten.
Het hof is van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. Voor wat betreft de omvang van de op te leggen vrijheidsstraf, is het hof van oordeel dat volstaan kan worden met een lagere straf dan in eerste aanleg opgelegd. Het hof is van oordeel dat de door de officier van justitie in eerste aanleg en vervolgens door de advocaat-generaal gevorderde straf recht doet aan de hiervoor omschreven ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Het hof zal daarom aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van na te melden duur.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van twee maanden;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. L.T. Wemes, voorzitter, mr. S.H. Wachter en
mr. J.A. Wiarda, in tegenwoordigheid van mr. J. Brink als griffier, zijnde mr. Wiarda voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.