ECLI:NL:GHLEE:2009:BH3881
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- M. Mollema
- A. Kuiper
- J. de Hek
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake geldlening en bewijswaardering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat door [appellant] is ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Groningen, sector kanton, dat op 16 mei 2007 is gewezen. De rechtbank had [appellant] veroordeeld tot betaling van € 3.000,-- aan [geïntimeerde], die stelde dat hij dit bedrag als geldlening aan [appellant] had verstrekt. [appellant] ontkende echter dat er sprake was van een geldlening. In eerste aanleg heeft de kantonrechter [geïntimeerde] bewijs opgedragen, waarna getuigen zijn gehoord. De kantonrechter oordeelde dat [geïntimeerde] in zijn bewijsopdracht was geslaagd en wees de vordering toe, inclusief proceskosten.
In hoger beroep heeft [appellant] de grieven aangevoerd, hoewel deze niet specifiek genummerd waren. Het hof oordeelt dat de inhoud van de memorie van grieven voldoende duidelijk maakt welke gronden [appellant] aanvoert. Het hof stelt vast dat de bewijslast voor het bestaan van de geldlening bij [geïntimeerde] ligt, en dat hij getuigen heeft laten horen om zijn stellingen te onderbouwen. Het hof overweegt dat de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] voldoende steun bieden voor de stelling dat [geïntimeerde] geld aan [appellant] heeft geleend, maar dat niet bewezen is dat het geleende bedrag meer dan € 1.000,-- bedraagt.
Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank en wijst de vordering van [geïntimeerde] toe tot een bedrag van € 1.000,--, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag van de inleidende dagvaarding. De kosten van beide instanties worden gecompenseerd, zodat partijen ieder hun eigen kosten dragen. Deze uitspraak is gedaan door het Gerechtshof Leeuwarden op 3 februari 2009.