ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4156

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
3 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
107.001.032/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Knijp
  • J. Zandbergen
  • M. Telman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arrest inzake levering van een auto en bewijsvoering

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Leeuwarden diende, ging het om een geschil tussen [appellant] en [geïntimeerde] over de levering van een Mercedes. Het hof heeft op 3 februari 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep. De kern van de zaak was de vraag of [geïntimeerde] had bewezen dat hij op of omstreeks 26 april 2002 de autosleutels van de Mercedes aan [appellant] had overhandigd. Tijdens de procedure heeft [geïntimeerde] zichzelf als partijgetuige doen horen en verklaard dat hij de sleutels, de autopapieren en de originele factuur aan [appellant] had gegeven. [appellant] had echter de lezing van [geïntimeerde] betwist en volgehouden dat hij de sleutels nooit had ontvangen.

Het hof heeft drie getuigen gehoord, waaronder partijen zelf, en op basis van deze getuigenverklaringen en de overgelegde stukken geconcludeerd dat [geïntimeerde] niet in het opgedragen bewijs was geslaagd. De verklaring van getuige [betrokkene] werd met terughoudendheid beoordeeld, gezien zijn persoonlijke relatie met [geïntimeerde] en zijn eerdere schuldsanering. Het hof oordeelde dat er onvoldoende aanvullend bewijs was om de verklaring van [geïntimeerde] te ondersteunen.

Uiteindelijk heeft het hof de vordering van [appellant] tot ongedaanmaking op grond van artikel 6:271 BW toegewezen, de vonnissen waarvan beroep vernietigd en [geïntimeerde] veroordeeld tot betaling van € 30.000,= aan [appellant], te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 5 juni 2002. De kosten van het geding in beide instanties werden ook aan [geïntimeerde] opgelegd.

Uitspraak

Arrest d.d. 3 februari 2009
Zaaknummer 107.001.032/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de derde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
gevestigd te [woonplaats appellant],
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: [appellant],
procureur: mr. R.W. de Casseres,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats geïntimeerde],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
procureur: mr. J. Egberts,
De inhoud van het tussenarrest d.d. 13 december 2006 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
Naar aanleiding van de door het hof gegeven bewijsopdracht zijn drie getuigen gehoord, onder wie partijen, van welke verhoren proces-verbaal is opgemaakt. Naar aanleiding daarvan hebben partijen geconcludeerd.
Vervolgens heeft [appellant] de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest.
De verdere beoordeling
1. Het hof heeft [geïntimeerde] opgedragen te bewijzen dat hij op of omstreeks 26 april 2002 de autosleutels van de Mercedes aan [appellant] heeft overhandigd of ter beschikking gesteld.
2. [geïntimeerde] heeft zichzelf als partijgetuige doen horen. Hij heeft zakelijk weergegeven, en voor zover van belang, het volgende verklaard.
[betrokkene] had de auto al voor [appellant] buiten gezet. Toen ik, [appellant] en [betrokkene] een kopje koffie zaten te drinken, heb ik [appellant] de autopapieren, de originele factuur en de sleutels gegeven. Omdat ik zo gemakkelijk auto's uit dit segment verkocht, zei [appellant] dat het misschien wel iets was als ook de Mercedes bij mij zou worden verkocht. We zijn dat toen overeengekomen: ik zou de auto op internet zetten en we zouden de winst delen. [appellant] heeft mij vervolgens de autopapieren en de sleutels teruggegeven.
3. Ter aanvulling van dit onvolledige bewijs heeft [geïntimeerde] zich slechts kunnen beroepen op een ongedateerde schriftelijke verklaring van [betrokkene] (1e productie bij conclusie van antwoord) en diens getuigenverklaring. [betrokkene] verklaart in de genoemde productie kort gezegd dat [geïntimeerde] op diens kantoor de factuur en de autosleutels onder het genot van een kopje koffie aan [appellant] overhandigde. [betrokkene] hoorde [appellant] aan [geïntimeerde] het voorstel doen dat bij verkoop van de Mercedes (die bij [geïntimeerde] kon blijven) de winst tussen beiden zou worden gedeeld. Dat aanbod werd volgens [betrokkene] door [geïntimeerde] geaccepteerd.
4. Weliswaar heeft [betrokkene] als getuige verklaard dat hij deze schriftelijke verklaring indertijd naar waarheid heeft afgelegd, toch kan een en ander om de navolgende redenen onvoldoende steun bieden aan de partijverklaring van [geïntimeerde].
5. [betrokkene] heeft verklaard dat hij en [geïntimeerde] vrienden van elkaar zijn. Indertijd zat hij in de schuldsanering, maar was hij wel bij [geïntimeerde] werkzaam. Die omstandigheden maken dat verklaringen die van [betrokkene] indertijd op schrift heeft gesteld met grote terughoudendheid moeten worden beoordeeld. Als hem vervolgens als beëdigd getuige wordt gevraagd of hij zich van de gebeurtenissen nog een beeld kan vormen, moet hij het dat ontkennen, ook na herlezing van zijn eigen verklaring. [appellant], die bij het verhoor aanwezig was, wordt door [betrokkene] ook niet herkend als de persoon met wie de afspraken indertijd zouden zijn gemaakt.
6. Ook voor het overige is voor de verklaring van [geïntimeerde] geen (toereikend) aanvullend bewijs voorhanden. De enige nog niet genoemde getuige, [appellant], heeft juist de lezing van [geïntimeerde] bestreden en houdt vol dat hij de sleutels van de Mercedes nooit van [geïntimeerde] heeft ontvangen.
7. De conclusie moet luiden dat [geïntimeerde] niet in het opgedragen bewijs is geslaagd. Dat betekent dat de grieven slagen.
8. Nu daaraan voor het overige niets in de weg staat (de gestelde buitengerechtelijke ontbinding is niet afzonderlijk door [geïntimeerde] bestreden, zodat heeft te gelden dat deze doel heeft getroffen), zal de vordering van [appellant] tot ongedaanmaking op grond van artikel 6:271 BW onder vernietiging van de bestreden vonnissen alsnog worden toegewezen. [geïntimeerde] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in beide instanties (tarief III, in eerste aanleg 3 punten, in hoger beroep het maximum van 4 punten).
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de vonnissen waarvan beroep
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan [appellant] van € 30.000,=, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 juni 2002;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van [appellant]:
in eerste aanleg op € 1.908,66 aan verschotten en € 1.737,= aan geliquideerd salaris voor de advocaat,
in hoger beroep op € 971,32 aan verschotten en € 4.632,= aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mrs. Knijp, voorzitter, Zandbergen en Telman, raden,
en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 3 februari 2009 in bijzijn van de griffier.