Arrest d.d. 17 februari 2009
Zaaknummer 107.002.475/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de vierde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats appellant],
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. E.J. Rotshuizen, kantoorhoudende te Leeuwarden,
Trip Advocaten & Notarissen B.V.,
gevestigd te Leeuwarden,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: Trip,
advocaat: mr. M.A. Kerkdijk, kantoorhoudende te Leeuwarden.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis uitgesproken op 6 november 2007 door de rechtbank Leeuwarden, sector kanton, locatie Heerenveen (hierna: de kantonrechter).
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 1 februari 2008 is door [appellant] hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van Trip tegen de zitting van 5 maart 2008.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
" om bij arrest, voorzoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis van de Kantonrechter te Heerenveen, op 6 november 2007 onder zaak-/ rolnummer 220012\ CV EXPL 07-1069 tussen appellante als gedaagde en geïntimeerde als eiser gewezen, te vernietigen en in hoger beroep rechtdoende, (1) de vordering van geïntimeerde zal toewijzen tot een bedrag van ten hoogste € 1.610,12; (2) te bepalen dat ieder der partijen de eigen kosten in eerste aanleg draagt; (3) Trip te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs aan [appellant] terug te betalen een bedrag van
€ 2.664,89, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 januari 2008; (4) alles met veroordeling van Trip in de kosten van het hoger beroep."
Bij memorie van antwoord is door Trip verweer gevoerd met als conclusie:
" dat het het Gerechtshof te Leeuwarden moge behagen bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad het vonnis van de Rechtbank te Leeuwarden d.d. 6 november 2007 tussen partijen gewezen zonodig onder aanvulling en verbetering der gronden te bekrachtigen met veroordeling van [appellant] in de kosten van de procedure, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep."
Tenslotte heeft Trip de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest. De overgelegde stukken zijn incompleet; de bij de memorie van grieven behorende producties ontbreken.
De grieven
[appellant] heeft één genummerde grief opgeworpen.
De beoordeling
Korte omschrijving van het geschil
1. Op 6 april 2006 is de wettelijke schuldsanering op [appellant] van toepassing verklaard, welke werkte ten aanzien van vorderingen van Trip ten belope van in totaal € 9.236,27. [appellant] heeft een ontwerp- akkoord ingediend. Tijdens de verificatievergadering waarbij het akkoord is behandeld, heeft de rechter-commissaris kennisgenomen van de vordering van Trip. Hij heeft deze echter buiten de stemming gelaten omdat de vordering te laat was ingediend. Op deze vergadering is het akkoord aangenomen met de bij wet voorgeschreven meerderheid van stemmen. Dit akkoord hield in dat [appellant] de tot dan toe bestaande schuldsaneringsboedel alsmede een aantal met zoveel woorden omschreven vermogensbestanddelen ter algehele en volledige beschikking van de gezamenlijke schuldeisers stelde teneinde onder hen te verdelen. De bewindvoerder is daartoe tot vereffenaar benoemd. De schuldeisers hebben afstand gedaan van ieder verhaalsrecht ten aanzien van vorderingen waarvoor het akkoord werkt. Aldus is sprake van een zogenaamd liquidatieakkoord. Blijkens de stukken van het hoger beroep gaan partijen daar ook van uit. De schuldsanering is daarna geëindigd. Bij de buitengerechtelijke vereffening uit hoofde van het akkoord is 18,9% van de geverifieerde concurrente schulden voldaan. Trip heeft in mindering op de genoemde vorderingen echter geen betalingen van de bewindvoerder ontvangen.
2. Naast betaling van € 1.310,12 heeft Trip onder meer veroordeling van [appellant] gevorderd tot betaling van 18,9% van de hiervoor genoemde vordering van € 9.236,27 (€ 1.745,66), een en ander vermeerderd met rente en kosten. Dit is door de kantonrechter toegewezen op grond van de overweging, kort gezegd, dat het akkoord krachtens artikel 340 lid 2 Fw ook voor de onderhavige vordering van Trip geldt, en dat Trip 'derhalve' recht heeft op betaling van 18.9% van haar vordering. Tegen dat oordeel richt zich de grief I. Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
3. Voor zover met de grief wordt verondersteld dat een homologatie van een liquidatieakkoord volgens de kantonrechter bij schuldsanering niet mogelijk is (memorie van grieven onder 2), berust de grief op onjuiste lezing van de bestreden overweging. Iets dergelijks valt daarin niet te lezen.
4. Voor zover de grief uitgaat van de opvatting dat artikel 340 lid 2 Fw alleen zou gelden voor een zogenaamd percentageakkoord en niet voor een liquidatieakkoord (zoals Trip de grief heeft verstaan), vindt deze opvatting geen steun in het recht. Deze regeling geldt namelijk voor alle akkoorden in het kader van een schuldsaneringsregeling.
5. Met het voorgaande is tevens het belang uitgepunt van hetgeen [appellant] in onderdeel 7 van de memorie van grieven aanvoert, te weten dat geen sprake is van gebondenheid van Trip aan het akkoord. In artikel 340 lid 2 Fw is geregeld dat het gehomologeerde akkoord ook verbindend is voor schuldeisers die niet in de schuldsaneringsregeling zijn opgekomen. Deze bepaling strekt ertoe de rechten van [appellant] als schuldenaar te bewaken en die van dergelijke schuldeisers te beperken. Indien deze regel niet zou gelden, zou dat betekenen dat de uit het akkoord voortvloeiende beperkingen niet gelden ten aanzien van de bewuste vorderingen. Gehoudenheid aan het akkoord en de daaruit voortvloeiende beperkingen ten aanzien van de rechtsvordering van schuldenaren die niet zijn opgekomen, is dus juist in het belang van [appellant].
6. De kantonrechter is er dus terecht vanuit gegaan dat het akkoord evenzeer geldt voor de vordering van Trip. De vraag die vervolgens dient te worden beantwoord, is, welke rechten Trip daaraan nog kan ontlenen. Gelet op onderdeel 6 van de memorie van grieven is de strekking van de grief mede dat (naar de kantonrechter heeft miskend) Trip geen aanspraak meer kan maken op enige uitkering op grond van het akkoord indien - zoals hier het geval is - de overeengekomen vereffening al is voltooid. Dat uitgangspunt is juist. In zoverre treft de grief dan ook doel. Die constatering leidt tot het volgende.
7. Blijkens artikel 1 van het bewuste akkoord (productie 2 bij inleidende dagvaarding) heeft [appellant] de tot de schuldsaneringsboedel behorende goederen en aanvullende activa ter beschikking gesteld van 'de gezamenlijke schuldeisers - waarvoor de onderhavige schuldsanering werkt -, teneinde onder hen te verdelen naar evenredigheid van ieders vordering met dien verstande dat preferente schuldeisers op hun vordering een twee keer zo hoog percentage ontvangen als de concurrerende schuldeisers, tot maximaal beloop van hun vordering'.
8. Op grond van dat uitgangspunt heeft een uitdeling plaatsgehad aan de opgekomen concurrente schuldeisers ten belope van 18,9% van hun vorderingen. Dat betekent ten eerste dat Trip niet hetzelfde percentage kan vorderen. Indien haar vordering al in de verdeling zou kunnen worden betrokken, zou dat immers op grond van het hiervoor gegeven evenredigheidcriterium tot een lager percentage leiden (de spoeling zou dan dunner worden). Ten tweede - en dat is hier doorslaggevend - is de hoofdverplichting van [appellant] uit hoofde van het akkoord reeds tot een einde gekomen door zijn boedelafstand en overdracht in de zin van de artikelen 1 en 4 van het akkoord. Na de boedelafstand lag het op de weg van de vereffenaar om tot vereffening en uitdeling over te gaan. Op [appellant] rust geen verdergaande verplichting. De gebondenheid aan het akkoord betekent bovendien dat Trip zich niet op enig ander vermogensbestanddeel van [appellant] kan verhalen dan hetgeen waarop het akkoord betrekking heeft. Om die reden ontbreekt een rechtsgrond op basis waarvan [appellant] thans tot betaling van (een gedeelte van) de vordering aan Trip gehouden is.
9. Ook in zoverre slaagt de grief.
10. Trip heeft subsidiair aangevoerd dat het voorgaande 'voor rekening van [appellant]' komt omdat hij ervoor had moeten zorgen dat de vordering van Trip in het akkoord werd betrokken door - zo begrijpt het hof zijn redenering - ervoor te zorgen dat in het akkoord voor niet-erkende en onbekende crediteuren een 'adequate voorziening' zou worden getroffen. Dat standpunt vindt zonder nadere onderbouwing - die ontbreekt - geen steun in het recht. Daarbij laat het hof nog daar dat de vordering ten tijde van de stemming over het akkoord al bekend was.
11. Ten slotte beroept Trip zich (meer subsidiair) op afzonderlijk in het akkoord genoemde 'eventuele belastingrestituties uit hoofde van een verlies in box 2 wegens het liquideren van de besloten vennootschap [appellant] en het verliezen van de status van aanmerkelijk belang houder'. Volgens haar blijkt nergens uit dat deze gelden aan de gezamenlijke (opgekomen) schuldeisers ten goede zijn gekomen. Zij betwijfelt om die reden of de boedel wel volledig is verdeeld. Deze vordering stuit reeds af op hetgeen het hof hiervoor onder 7 heeft overwogen. Daarbij laat het hof nog daar dat Trip niet heeft gesteld dat - en in hoeverre - daadwerkelijk sprake is van nog niet verdeelde belastingrestituties.
12. Het voorgaande betekent dat ten onrechte mede een bedrag groot € 1.745,66 aan hoofdsom is toegewezen.
13. Een verholen grief is gericht tegen de door de kantonrechter toegewezen buitengerechtelijke kosten ad € 450,=. In het licht van het voorgaande treft die grief bij gebreke van gemotiveerde betwisting doel. Overeenkomstig deze grief zal slechts € 300,= aan buitengerechtelijke kosten worden toegewezen. Toewijsbaar is derhalve € 1.610,12 (1.310,12 + 300).
14. Omdat [appellant] ook na vernietiging van het bestreden vonnis in eerste aanleg de overwegend in het ongelijk gestelde partij blijft, zal het beroepen vonnis ten aanzien van de proceskostenveroordeling worden bekrachtigd. In dit hoger beroep zal Trip in de proceskosten worden verwezen (tarief 1, 1 punt).
15. Onweersproken stellende dat hij volledig aan het dictum in het beroepen vonnis heeft voldaan, vordert [appellant] terugbetaling. Op grond van hetgeen reeds is overwogen, is die vordering tot een bedrag van € 1.895,66 toewijsbaar (1.745,66 + 450 - 300).
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover [appellant] daarin is veroordeeld tot betaling aan Trip van € 3.605,78, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 3.055,78 vanaf 1 mei 2007, zijnde de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening,
veroordeelt [appellant] tot betaling aan Trip van € 1.610,12, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.310,12 vanaf 1 mei 2007, zijnde de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;
bekrachtigt het beroepen vonnis voor het overige;
veroordeelt Trip tot terugbetaling aan [appellant] van € 1.895,66;
veroordeelt Trip in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van [appellant] op € 339,44,= aan verschotten en € 632,= aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
verklaart dit arrest ten aanzien van de daarin vervatte veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mrs. Knijp, voorzitter, Zandbergen en Janse, raden, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van 17 februari 2009 in bijzijn van de griffier.