ECLI:NL:GHLEE:2009:BH5010

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
3 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
107.001.479/01 (voorheen 0600654)
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. de Bock
  • A. Verschuur
  • J. van de Veen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging koopovereenkomst tweedehands auto op grond van dwaling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 3 maart 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vernietiging van een koopovereenkomst van een tweedehands auto, een Citroën Xantia Break. De appellant, vertegenwoordigd door mr. B.P.C. de Jong, had de koopovereenkomst met de garage, vertegenwoordigd door mr. R.A. Schütz, aangevochten op basis van dwaling. De appellant stelde dat hij niet goed was geïnformeerd over de kilometerstand van de auto en dat er schade aan de auto was die niet was vermeld. Tijdens een gerechtelijke bezichtiging op 4 november 2008 werd vastgesteld dat de appellant 7390 km met de auto had gereden. Er ontstond discussie over de vergoeding per gereden kilometer, waarbij de appellant € 0,10 per kilometer voorstelde, terwijl de garage € 0,20 per kilometer voorstelde. Het hof oordeelde dat € 0,10 per kilometer redelijk was, gezien de omstandigheden van de zaak.

Daarnaast werd er gediscussieerd over schade aan de auto, met name een barst in de voorruit. Het hof concludeerde dat de garage verantwoordelijk was voor de onzekerheid over het ontstaan van de schade en dat de appellant geen verdere schadevergoeding hoefde te betalen. Uiteindelijk oordeelde het hof dat de garage € 7.021,20 aan de appellant moest terugbetalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding. Het hof vernietigde de eerdere vonnissen van de rechtbank Leeuwarden en veroordeelde de garage in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van verkopers bij de verkoop van tweedehands voertuigen en de noodzaak om kopers goed te informeren over de staat van het voertuig.

Uitspraak

Arrest d.d. 3 maart 2009
Zaaknummer 107.001.479/01 (voorheen 0600654)
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de derde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats appellant],
appellant in het principaal en geïntimeerde in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: eiser,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. B.P.C. de Jong,
tegen
1. Garage [persoonsnaam geïntimeerden] V.O.F.,
gevestigd te Franeker,
2. [geïntimeerde 2],
wonende te [woonplaats geïntimeerde 2],
3. [geïntimeerde 3],
wonende te [woonplaats geïntimeerde 3],
geïntimeerden in het principaal en appellanten in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna gezamenlijk te noemen: [garage],
advocaat: mr. R.A. Schütz.
De inhoud van het tussenarrest d.d. 9 september 2008 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
Na het tussenarrest heeft op 4 november 2008 een gerechtelijke bezichtiging van de auto, tevens comparitie van partijen plaatsgevonden. Hiervan is proces-verbaal opgemaakt.
Vervolgens heeft [appellant] de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest.
De verdere beoordeling
1. In het tussenarrest van 9 september 2008 is overwogen dat niet vaststaat wat de kilometerstand van de auto is c.q. hoeveel kilometer [appellant] met de auto heeft gereden.
Uit het bij de bezichtiging van de auto opgemaakte proces-verbaal blijkt dat partijen, na opname van de kilometerstand van de auto, het erover eens zijn dat [appellant] 7390 km met de auto heeft gereden.
Ook het hof zal daarvan derhalve uitgaan.
2. Voorts stond tussen partijen nog ter discussie welk bedrag per gereden kilometer moest worden gerekend. Hierover dienden partijen zich bij de bezichtiging gemotiveerd uit te laten, zo is in het tussenarrest van 9 september 2008 overwogen.
Namens [appellant] is hierover door mr De Jong bij de bezichtiging naar voren gebracht dat € 0,10 per kilometer moet worden gerekend. Dit baseerde hij op informatie van een garagebedrijf te Sneek.
Namens [garage] is door mr Schütz naar voren gebracht dat gerekend moet worden met een bedrag van € 0,20 per kilometer. Dit is volgens hem het bedrag dat bij een autoverhuurbedrijf wordt gerekend.
3. Het hof ziet aanleiding aan te knopen bij het bedrag van € 0,10 per kilometer, nu het hier niet gaat om een vergoeding gebaseerd op een huurovereenkomst en er ook geen aanleiding is om de onderhavige vergoeding daarmee op één lijn te stellen, en bij gebreke aan enig ander duidelijk aanknopingspunt.
Hieruit volgt dat [appellant] een bedrag van 7390 maal € 0,10, derhalve € 739,-- aan [garage] is verschuldigd in verband met het gebruik van de auto.
4. Voorts is nog aan de orde of er aanleiding is een bedrag in mindering te brengen wegens schade aan de auto. Het hof overweegt hierover het volgende.
Uit de bezichtiging is gebleken dat de auto geen schade vertoont, behoudens een barst in de voorruit, waarin zich een tweetal gaatjes bevinden, alsmede een tweetal stervormige beschadigingen in de voorruit.
[appellant] heeft zich op het standpunt gesteld dat de barst plus gaatjes ongeveer een week voor de bezichtiging in de ruit zijn ontstaan, zo bleek hem toen hij de auto, die al jaren gestald is bij een derde, controleerde in verband met de op handen zijnde bezichtiging. Volgens hem zou het ontstaan van de barst goed kunnen samenhangen met de schade die aan de auto was ontstaan en die onvakkundig is gerepareerd. De stervormige gaatjes bevonden zich volgens [appellant] van meet af aan in de ruit.
[garage] heeft zich op het standpunt gesteld dat de barst mogelijk door toedoen van [appellant] is ontstaan. De stervormige gaatjes bevonden zich volgens haar niet van meet af aan in de ruit.
5. Het hof overweegt het volgende.
Thans valt niet meer vast te stellen wanneer de barst in de ruit is ontstaan. Nu hiervan geen melding is gemaakt in het expertiserapport van CED Bergweg d.d 10 januari 2005, houdt het hof het ervoor dat deze barst pas op een later moment is ontstaan.
Voorts is naar het hof genoegzaam komen vast te staan dat [appellant] de auto vanaf het ontdekken van de schade - november 2004 - niet meer heeft gebruikt, maar deze bij een derde heeft gestald. Voorts is door [garage] niet weersproken dat zij de auto onder geen beding terug wilde nemen, toen [appellant] zich daarmee meldde bij de garage, en dat zij de auto ook niet wenste te inspecteren.
Onder deze omstandigheden is het hof van oordeel dat onzekerheid over het ontstaan van de barst plus gaatjes in de ruit, voor risico van [garage] dient te komen. Het hof ziet derhalve geen aanleiding nog een bedrag in mindering te brengen wegens de barst plus gaatjes in de voorruit van de auto.
Voor wat betreft de stervormige gaatjes in de voorruit, die moeten zijn ontstaan door opspattende steentjes, is naar 's hofs oordeel aannemelijk dat deze veroorzaakt zijn tijdens het rijden in de auto door [appellant]. Het hof zal hiervoor schattenderwijs een bedrag aan waardevermindering van de auto van € 250,-- vaststellen.
6. Het voorgaande leidt tot het oordeel dat een bedrag van € 989,-- in aftrek moet worden gebracht op het door [garage] aan [appellant], terug te betalen bedrag van € 8.010,20. Daarmee resteert een bedrag van € 7.021,20.
[appellant] heeft vergoeding van de wettelijke rente over dit bedrag gevorderd, welke voor toewijzing in aanmerking komt vanaf de dag der dagvaarding.
7. Volledigheidshalve overweegt het hof nog dat de door [appellant] ter gelegenheid van de gerechtelijke plaatsopneming getoonde stukken ter zake van gemaakte kosten (verzekering, stallingskosten) niet voor vergoeding in aanmerking komen, nu deze niet zijn gevorderd door [appellant],
8. In het tussenarrest van 12 maart 2008 heeft het hof reeds beslist dat [appellant] aanspraak heeft op vergoeding van de door hem gemaakte expertisekosten ad
€ 247,52. Over dit bedrag is eveneens de wettelijke rente toewijsbaar vanaf de dag der dagvaarding, 27 april 2005.
De slotsom
9. De grieven in het principaal appel slagen grotendeels. De grieven in het incidenteel appel falen. Het bestreden vonnis zal worden vernietigd. De vorderingen van [appellant] zullen worden toegewezen als nader in het dictum te bepalen.
Als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij zal [garage] worden veroordeeld in de kosten van het geding, zowel in eerste aanleg (tarief I, 2 punten), als in het principaal appel (tarief II, 2,5 punt) en in het incidenteel appel) (tarief II, 2,5 punt).
De beslissing
Het gerechtshof:
in het principaal appel:
vernietigt de vonnissen van de rechtbank Leeuwarden van 24 mei 2006 en 6 september 2006;
en opnieuw rechtdoende:
1. vernietigt de tussen partijen op 13 november 2004 gesloten koopovereenkomst inzake de Citroën, Xantia Break, met kenteken [kenteken];
2. veroordeelt [garage] tot betaling van een bedrag van € 7.021,20, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 april 2005;
3. veroordeelt [garage] tot betaling aan [appellant] van een bedrag van
€ 247,52, te vermeerderen met de wettelijke rente toewijsbaar vanaf 27 april 2005;
in het incidenteel appel:
verwerpt het beroep;
in het principaal en in het incidenteel appel:
4. veroordeelt [garage] in de kosten van het geding in beide instanties en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van [appellant]:
a. in eerste aanleg op € 367,60 aan verschotten en
€ 768,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat,
b. in het principaal appel op € 467,32 aan verschotten en € 1.580,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
c. in het incidenteel appel op nihil aan verschotten en € 632,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
5. verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6. wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mrs De Bock, voorzitter, Verschuur en Van de Veen, raden, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van 3 maart 2009 in bijzijn van de griffier.