Parketnummer: 24-002209-08
Parketnummers eerste aanleg: 17-753565-08, 17-880214-08 en 17-682054-05 (tul)
Arrest van 20 maart 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 26 augustus 2008 in de oorspronkelijk onder de parketnummers 17-753565-08 en 17-880214-08 afzonderlijk aangebrachte, maar ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegde strafzaken, hierna te noemen respectievelijk zaak A en zaak B, tegen:
[verdachte],
geboren op [1989] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J.F. Rouwé-Danes, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis, in de gevoegde zaken, wegens misdrijven veroordeeld tot een straf en heeft op een vordering tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het in zaak A en in zaak B ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden en de gehele tenuitvoerlegging zal gelasten van de jeugddetentie, de veroordeelde voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Leeuwarden d.d. 23 maart 2006.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte in ten laste gelegd, dat:
in zaak A:
hij op of omstreeks 3 februari 2008, te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), (met kracht) met een (tot vuist gebalde) hand in/tegen het gezicht/hoofd heeft gestompt en/of geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
in zaak B:
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2007 tot en met 23 mei 2008 te [plaats], meermalen opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaine, zijnde cocaine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Bewezenverklaring
Het hof acht het in zaak A en in zaak B ten laste gelegde bewezen, met dien verstande, dat:
in zaak A:
hij op 3 februari 2008, te [plaats], opzettelijk mishandelend een persoon te weten [slachtoffer], met kracht met een tot vuist gebalde hand in het gezicht heeft gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
in zaak B:
hij in de periode van 1 november 2007 tot en met 23 mei 2008 te [plaats], meermalen opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld in zaak A en in zaak B meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
in zaak B:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de in hoger beroep op te leggen straffen bepaald op grond van de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder gelet op het volgende.
Verdachte heeft in de periode van 1 november 2007 tot en met 23 mei 2008 meermalen cocaïne verkocht en afgeleverd aan drugsgebruikers. Door het plegen van die feiten heeft verdachte de volksgezondheid ernstig in gevaar gebracht. Verdachte heeft die feiten kennelijk gepleegd ten behoeve van eigen financieel gewin.
Voorts heeft verdachte [slachtoffer] mishandeld, door hem met zijn vuist krachtig in het gezicht te stompen. Hierdoor heeft die [slachtoffer] een zwelling bij het jukbeen en een wond in zijn gezicht opgelopen. Verdachte heeft door het plegen van dit feit de lichamelijke integriteit van die [slachtoffer] geschonden.
Uit het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 6 januari 2009 blijkt, dat verdachte driemaal eerder ter zake van het plegen van misdrijven, waaronder eenmaal ter zake van mishandeling, tot een geldboete, leerstraffen, werkstraffen en twee keer tot voorwaardelijke jeugddetentie is veroordeeld. Bovendien blijkt uit dat uittreksel, dat de tenuitvoerlegging is gelast van één van die voorwaardelijk opgelegde jeugddetenties, welke is omgezet in een werkstraf en dat de bewezen verklaarde feiten zijn gepleegd in een proeftijd, verbonden aan één van de hiervoor vermelde eerdere veroordelingen. Al deze straffen en voormelde omzetting hebben verdachte niet weerhouden de hiervoor bewezen verklaarde feiten te begaan.
Op grond van het vorenstaande acht het hof de oplegging van de door de eerste rechter opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, welke straf eveneens door de advocaat-generaal is gevorderd, in beginsel gerechtvaardigd, passend en geboden.
Hier staat echter het volgende tegenover.
Verdachte heeft samen met zijn vader een stratenmakersbedrijf. Hij werkt met zijn vader door heel Nederland en woont nog bij zijn ouders thuis.
De Verslavingszorg Noord Nederland (VNN) heeft op 3 maart 2009 een adviesrapport omtrent verdachte uitgebracht. Daarin wordt onder andere geadviseerd om bij een veroordeling een deels voorwaardelijke straf op te leggen, met reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde, zodat het huidige behandelprogramma van verdachte kan worden voortgezet.
Ter zitting van het hof is E. Yntema van de VNN als getuige gehoord. Zij heeft het navolgende verklaard. Verdachte heeft sedert 4 juni 2008, toen zijn voorlopige hechtenis werd geschorst, contact met de VNN. Verdachte begint steeds meer vertrouwen in zijn behandelaar te krijgen en zij heeft de indruk, dat verdachte zich inmiddels beter bewust is van het feit dat hij geen drugs meer moet gebruiken.
Verdachte heeft te kennen gegeven dat hij op zichzelf wil gaan wonen en los wenst te komen van zijn ouders, hetgeen mevr. Yntema wenselijk voorkomt. De oplegging van elektronisch toezicht, zoals door de raadsvrouw bepleit, lijkt de getuige in dat verband niet praktisch, omdat verdachte dan gedurende enige tijd de avonden thuis zou moeten doorbrengen en wederom onder controle van zijn ouders zou komen te staan. Zij blijft bij haar advies d.d. 3 maart 2009, zoals hiervoor is weergegeven.
Verdachte heeft ter zitting van het hof verklaard, dat hij inziet dat hij steun en hulp nodig heeft, dat hij door wil gaan met de door hem - met steun en hulp (van E. Yntema) van de VNN - ingeslagen goede weg en dat hij baat heeft bij die steun en hulp.
Na het plegen van de bewezen verklaarde feiten is verdachte niet wederom ter zake van het plegen van misdrijven met justitie in aanraking gekomen.
Het hiervoor met betrekking tot de persoon van verdachte overwogene geven het hof aanleiding om af te zien van de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en om voormeld advies van E. Yntema van de VNN op te volgen.
Dit leidt ertoe dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde, alsmede een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, zal worden opgelegd.
Het hof beoogt met de voorwaardelijke strafoplegging onder meer te bereiken dat verdachte niet wederom (soortgelijke) strafbare feiten zal plegen.
Tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de rechtbank Leeuwarden d.d. 23 maart 2006 is verdachte veroordeeld tot onder meer jeugddetentie voor de duur van 3 maanden, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Gebleken is dat voormeld vonnis op 7 april 2006 onherroepelijk is geworden en dat op diezelfde datum de proeftijd is ingegaan. Bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Leeuwarden d.d. 11 oktober 2007 is voormelde proeftijd verlengd met 1 jaar. Laatstgenoemd vonnis is onherroepelijk geworden op 26 oktober 2007.
De officier van justitie heeft d.d. 15 mei 2008 gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde jeugddetentie van 3 maanden, omdat verdachte zich voor het einde van voormelde proeftijd heeft schuldig gemaakt aan een of meer strafbare feiten, zoals ten laste gelegd in de dagvaarding met parketnummer 753565-08 (zaak A).
Gebleken is dat verdachte de hiervoor bewezen verklaarde feiten heeft begaan voor het einde van voormelde verlengde proeftijd.
Het hof is dan ook van oordeel, dat in beginsel de tenuitvoerlegging kan worden gelast van voormelde jeugddetentie.
Gelet op hetgeen hiervoor in de strafmotivering is overwogen acht het hof echter termen aanwezig om die straf om te zetten in de vorm van een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen jeugddetentie.
Het hof kan de proeftijd verbonden aan voormelde jeugddetentie niet verlengen, zoals de raadsvrouw heeft verzocht, omdat die proeftijd reeds is verlengd en verlenging van de proeftijd slechts eenmaal is toegestaan.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c (oud), 22c, 22d, 57 (oud), 57, 77dd (oud) en 300 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte in zaak A en in zaak B ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als hiervoor vermeld in zaak A en in zaak B meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van vier maanden;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;;
stelt als bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich zal stellen onder toezicht van de Stichting Reclassering Nederland en zich zal gedragen naar de aanwijzingen van die instelling;
draagt genoemde instelling op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
veroordeelt verdachte tevens tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van tweehonderdveertig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van honderdtwintig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van voormelde werkstraf geheel in mindering wordt gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag;
gelast (in plaats van het geven van een last tot tenuitvoerlegging van de jeugddetentie de veroordeelde voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 23 maart 2006) taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van honderdtachtig uren met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie voor de duur van negentig dagen zal worden toegepast.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. Beswerda, voorzitter, mr. Dam en mr. Den Ottolander, in tegenwoordigheid van Boersma als griffier, zijnde mr. Den Ottolander voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.