ECLI:NL:GHLEE:2009:BH6996

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
20 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000973-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Dam
  • A. Beswerda
  • M. den Ottolander
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep voor diefstal en opzetheling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 20 maart 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte was eerder veroordeeld voor diefstal door twee of meer verenigde personen en subsidiair voor opzetheling. De politierechter had een geldboete van € 250,= opgelegd, subsidiair 5 dagen hechtenis. De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep vrijspraak van de verdachte voor de diefstal en veroordeling voor de subsidiaire opzetheling tot een geldboete van € 150,=, subsidiair 3 dagen hechtenis.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde. Het hof oordeelde dat er onvoldoende wettige bewijsmiddelen waren om te concluderen dat de verdachte de diefstal had gepleegd, noch dat hij wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat de in het subsidiair ten laste gelegde fles(sen) bier door misdrijf verkregen waren. De uitspraak van het hof is gebaseerd op het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en het onderzoek in eerste aanleg.

De verdachte, geboren in 1988 en woonachtig in [woonplaats], was bij de zitting aanwezig en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. H.P. Eckert. Het hof heeft de zaak grondig onderzocht en kwam tot de conclusie dat de verdachte van beide ten laste gelegde feiten moest worden vrijgesproken. De uitspraak van het hof is definitief en er zijn geen verdere rechtsmiddelen meer mogelijk.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000973-08
Parketnummer eerste aanleg: 18-653187-07
Arrest van 20 maart 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 28 januari 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1988] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. H.P. Eckert, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal vrijspreken en hem ter zake van de subsidiair ten laste gelegde opzetheling zal veroordelen tot een geldboete van € 150,=, subsidiair 3 dagen hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij in of omstreeks de periode van 22 februari 2007 tot en met 23 februari 2007, in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een garagebox aan of nabij de [straat], heeft weggenomen een krat bier, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 22 februari 2007 tot en met 23 februari 2007, in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, een (of meer) fles(sen) bier heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die fles(sen) bier wist, althans redelijkerwijs kon vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Vrijspraak
Op grond van de wettige bewijsmiddelen heeft het hof niet de overtuiging bekomen dat verdachte het primair ten laste gelegde tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, heeft gepleegd, zodat hij van dit feit moet worden vrijgesproken.
Het hof acht niet wettig bewezen, dat verdachte ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van de in het subsidiair ten laste gelegde genoemde fles(sen) bier wist, althans redelijkerwijs kon vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof. Derhalve dient verdachte ook van het subsidiair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. Dam, voorzitter, mr. Beswerda en mr. Den Ottolander, in tegenwoordigheid van Boersma als griffier, zijnde mr. Den Ottolander voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.