1. De rechtbank heeft in het vonnis van 23 januari 2008 onder 2 (2.1 tot en met 2.13) een aantal feiten als in deze zaak vaststaand aangemerkt. Grief I komt hiertegen op. Met in achtneming daarvan zal het hof thans zelf de feiten vaststellen, voor zover deze voor de beoordeling van belang zijn.
1.1 [appellant] hield zich - al dan niet via een vennootschap, het hof komt voor zover nodig daarop terug- in de jaren 2002 en 2003 bezig met (in ieder geval) de bemiddeling in hypotheken en assurantiën. [geïntimeerden] hebben in 2000 met bijstand van [appellant] als makelaar een boerderij gekocht. Ten behoeve van de aankoop van deze boerderij hebben zij via [appellant] een hypothecaire geldlening verkregen. Daarnaast liepen enkele verzekeringen van [geïntimeerden] via het kantoor van [appellant].
1.2 Eind 2002 is door tussenkomst van [appellant] ten behoeve van [geïntimeerden] een offerte gevraagd en verkregen voor een nieuwe hypothecaire lening, waarbij de bestaande hypothecaire geldlening werd verhoogd. [geïntimeerden] hebben het aldus verkregen extra bedrag van € 62.334,32 met spaargeld aangevuld tot totaal € 85.000,- en zij hebben laatstgenoemd bedrag op 11 april 2003 overgemaakt op een rekening van Maatschap Diever.
1.3 Voorafgaand aan deze storting was hun door [appellant] meegedeeld dat hij ook zelf belegde via genoemde maatschap. Voorts heeft er voorafgaand aan bedoelde storting bij [geïntimeerden] thuis een bespreking plaatsgevonden, waarbij naast [geïntimeerden] aanwezig waren [appellant] en de heer [voorzitter], de voorzitter van voornoemde maatschap. Hierbij werd [geïntimeerden] verteld dat de inleg na 1 jaar vermeerderd met een rente van 24 % terug zou worden betaald. Er is niets met [geïntimeerden] op papier gezet.
1.4 Maatschap Diever is op 24 april 2002 opgericht. Tot de maten behoorden onder andere [appellant] en [voorzitter]. In de maatschapsovereenkomst is onder meer bepaald dat het doel van de maatschap is het beleggen van gelden middels inleg door de maten. Tevens is vermeld dat het beleggen in eerste instantie zal geschieden bij [betrokkene 1 en 2] Financial Engineers (hierna: [betrokkene 1 en 2]).
1.5 Per fax van 10 april 2003 heeft de heer [betrokkene 2] namens [betrokkene 1 en 2] aan onder meer [appellant] bevestigd dat [appellant] een extra inbreng heeft gedaan van € 75.000,- in de maatschap Diever, dat deze maatschap dit geld heeft ingebracht in Diever CV, dat Diever CV dit bedrag in zal leggen bij [betrokkene 1 en 2] per 11 april 2003 met een looptijd tot uiterlijk week 19 van 2003 met een rendement van 35% en met een garantie van [betrokkene 1 en 2] dat het bedrag van € 75.000,- aan het einde van de looptijd aan Diever CV wordt uitgekeerd.
1.6 Diever CV is een op 1 mei 2002 opgerichte commanditaire vennootschap met maatschap Diever als commanditaire vennoot en een stichting als beherend vennoot.
1.7 Na 11 april 2004 ontvingen [geïntimeerden] niet hun ingelegde bedrag. [geïntimeerden] hebben hierover aan de bel getrokken bij [appellant], die steeds heeft gezegd dat hij ermee bezig was. [geïntimeerden] ontvingen in juli 2004 van hun storting een bedrag van (iets minder dan) € 10.000,- retour. Meer hebben zij niet ontvangen.
1.8 Op 26 september 2006 hebben partijen een in opdracht van [appellant] door een notaris opgesteld geschrift ondertekend, waarin onder meer is vastgelegd - kort gezegd - dat [geïntimeerden] een bedrag van € 75.000,- hebben gestort op een rekening van maatschap Diever en dat deze storting wordt beschouwd als extra inbreng van [appellant] in Diever CV. Dit was volgens [appellant] nodig omdat [geïntimeerden] niet in de maatschapsovereenkomst werden genoemd en opdat hij voor [geïntimeerden] handelend zou kunnen optreden.
1.9 [appellant] heeft zelf geen gelden ingebracht in maatschap Diever.
1.10 [betrokkene 1] en [betrokkene 2] zijn beiden failliet verklaard.