Het hof overweegt hierover het navolgende.
Tegenover de grotendeels ontkennende verklaringen van verdachte staat - zoals ook door de raadsvrouw naar voren is gebracht - een drietal hem belastende verklaringen: de aangifte van [benadeelde] en de getuigenverklaringen van diens zoon [getuige 1] en [getuige 2]. Vaststaat dat aangever en verdachte, die elkaar kenden van het asielzoekerscentrum te [plaats], elkaar op 31 juli 2006 even na middernacht troffen op een kruispunt nabij genoemd centrum, waarna tussen beiden een woordenwisseling en vervolgens een vechtpartij ontstond. Aangever was het niet eens met de omgang die verdachte met zijn dochter zou hebben (gehad). Voorts was bij hem wrevel ontstaan over het feit dat verdachte op dat tijdstip nog op pad was met de 14-jarige zoon van aangever en diens 13-jarige vriendje [getuige 2].
Aangever verklaart dat verdachte hem vervolgens met gebalde vuist in het gezicht sloeg, waardoor hij op de grond viel. Daarna zou verdachte hem, terwijl hij op de grond lag, hebben geschopt en geslagen. Aangever verklaart dat het hem gelukte om op te staan, maar doordat verdachte doorging met schoppen en slaan, kwam hij weer ten val.
De verklaring van [getuige 2] sluit daarbij aan. Hij verklaart te hebben gezien dat verdachte aangever met gebalde vuist in het gezicht sloeg. Aangever kwam daardoor ten val, stond weer op, waarna verdachte hem opnieuw ten val bracht. Deze getuige verklaart: "Ik zag dat [verdachte] (het hof begrijpt: verdachte) weer aan kwam rennen naar de vader van [getuige 1] en ik zag toen dat [verdachte] een trap tegen de onderkant van de kaak van de vader van [getuige 1] gaf. Ik zag dat het gezicht van de vader van [getuige 1] was bedekt met bloed. Bij de neus en bij een van zijn ogen zat een wond. Ik zag dat er op beide armen wonden zaten en ook op zijn knie zat een wond. Ik zag dat er ook tanden uit de mond van de vader van [getuige 1] waren gevallen."
Getuige [getuige 1] verklaart: "Ik hoorde dat mijn vader aan hem (het hof begrijpt: aan verdachte) vroeg: "Waarom ga jij om met mijn dochter? Ik heb het jou al zo vaak gezegd." Ik zag toen dat [verdachte] mijn vader sloeg. Ik zag dat [verdachte] met gebalde vuist een klap tegen mijn vaders gezicht aan gaf. Ik zag dat mijn vader van de fiets viel op de grond." Deze getuige verklaart voorts te hebben gezien dat verdachte meermalen op het hoofd van aangever sloeg, hem tegen de ribben schopte en een 'knietje' tegen het oog gaf.
Het hof heeft daarnaast kennis genomen van de verklaring van de getuige [getuige 3]. Daaruit komt weliswaar naar voren dat aangever zich - naar zijn zeggen onder invloed van alcohol - agressief gedroeg, maar deze verklaring is voorts zodanig weinig specifiek en vanwege het wegzetten van de auto voorbij de betreffende kruising zodanig lacunair met betrekking tot de gehele gang van zaken, dat deze voor verdachte niet als disculperend kan worden aangemerkt. De verklaring van deze getuige vindt bovendien geen steun in enig ander bewijsmiddel.
Verdachte zelf verklaart tevergeefs te hebben getracht de confrontatie met aangever te vermijden. Aangever fietste tegen hem aan, waardoor beiden ten val kwamen. Verdachte verklaart voorts dat de aanval door aangever werd geopend. Hij heeft aangever eenmaal in het gezicht geraakt.
Het hof beschikt voorts over medische verklaringen (van arts en chirurg) met betrekking tot het letsel van verdachte. In die verklaringen wordt gesproken over een neusfractuur, een ribfractuur, een jukbeenfractuur, een defect aan de voortand en een vijftal losse gebitselementen.
Het hof stelt vast dat door aangever en voormelde getuigen in mei respectievelijk oktober 2008 ten overstaan van de rechter-commissaris in de rechtbank Leeuwarden een verklaring is afgelegd die - ondanks het tijdsverloop - op hoofdpunten overeenstemt met hun eerder ten overstaan van verbalisanten afgelegde verklaring. Het hof ziet geen aanleiding om de aangifte en de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2], die alle gedetailleerd en consistent zijn, als onbetrouwbaar terzijde te schuiven, temeer daar deze verklaringen worden bevestigd door de aard en omvang van het geconstateerde letsel. Daarnaast komt uit het ambtelijk proces-verbaal van politie noch uit het proces-verbaal van bevindingen (pagina's 28 en 29) naar voren dat aangever op de bewuste dag onder invloed van alcohol zou zijn geweest.
Op grond van de hiervoor genoemde wettige bewijsmiddelen heeft het hof de overtuiging dat verdachte het hem primair ten laste gelegde heeft begaan.