ECLI:NL:GHLEE:2009:BH7593
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- M. Melssen
- J. Jonkman
- B. Beversluis
- Rechtspraak.nl
Omgangsregeling en belangen van de minderjarige in het familierecht
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden op 17 maart 2009, staat de omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige dochter centraal. De vader, die niet de juridische ouder is, verzoekt om herziening van een eerdere beschikking van de rechtbank Groningen, waarin hem het recht op omgang met zijn dochter werd ontzegd. De rechtbank had in 2008 geoordeeld dat de belangen van de minderjarige, die geboren is in 1996 en ADHD-problematiek vertoont, zwaarder wegen dan het recht van de vader op omgang. De vader stelt dat de moeder, de juridische ouder, niet meewerkt aan de omgangsregeling die eerder was vastgesteld.
Het hof oordeelt dat de ontzeggingsgronden van artikel 1:377a van het Burgerlijk Wetboek van toepassing zijn, en dat de belangen van de minderjarige voorop staan. De minderjarige heeft herhaaldelijk aangegeven geen contact te willen met haar vader, wat het hof als een zwaarwegend argument beschouwt. Het hof verwijst naar jurisprudentie van de Hoge Raad, die stelt dat er geen onderscheid gemaakt mag worden tussen juridische en biologische ouders in het kader van omgangsregelingen. De wijziging van de wet per 1 maart 2009, die de niet met het gezag belaste ouder expliciet als omgangsgerechtigde benoemt, versterkt de positie van de minderjarige in deze zaak.
Uiteindelijk komt het hof tot de conclusie dat de eerdere beschikking van de rechtbank terecht is, en bevestigt dat omgang met de vader in strijd is met de zwaarwegende belangen van de minderjarige. De beslissing van het hof is gebaseerd op de specifieke omstandigheden van het kind en de noodzaak om haar belangen te beschermen. De kosten van het geding worden gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt.