ECLI:NL:GHLEE:2009:BH7953

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
26 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002421-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P. Koolschijn
  • G. Dam
  • J.P. van Stempvoort
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling met schadevergoeding aan benadeelde partij

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 26 maart 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte was eerder veroordeeld voor mishandeling van de benadeelde partij, waarbij hij deze had geschopt en gestompt, wat leidde tot letsel en pijn. De politierechter had een voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf opgelegd, evenals een schadevergoeding aan de benadeelde partij. De verdachte heeft tijdig hoger beroep aangetekend.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken en een werkstraf van 40 uren geëist, alsook een schadevergoeding van € 653,- aan de benadeelde partij. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof achtte de verdachte strafbaar en heeft de straffen opgelegd zoals geëist door de advocaat-generaal.

De vordering van de benadeelde partij, die bestond uit schadevergoeding voor een vermist horloge, een trui, een T-shirt en immateriële schade, werd deels toegewezen. Het hof oordeelde dat de immateriële schadevergoeding redelijk was, gezien de gevolgen die de benadeelde had ondervonden. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf, met de verplichting tot schadevergoeding aan de benadeelde partij. Het hof heeft ook bepaald dat vervangende hechtenis kan worden toegepast indien de verdachte niet aan zijn betalingsverplichtingen voldoet.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002421-08
Parketnummer eerste aanleg: 18-650945-08
Arrest van 26 maart 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 2 oktober 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1985] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. W. Schoo, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot straffen, beslist op de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding en de schadevergoedingsmaatregel opgelegd, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken, met een proeftijd van twee jaren en tot een werkstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding zal toewijzen tot een bedrag van € 653,- en de schadevergoedingsmaatregel zal opleggen.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 februari 2008, te [plaats], in ieder geval in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde]), heeft getrapt en/of geschopt, en/of meermalen, althans eenmaal, heeft gestompt en/of geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 10 februari 2008, te [plaats], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde]) heeft geschopt en meermalen heeft gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
mishandeling.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 10 februari 2008 te [plaats] in het uitgaansleven schuldig gemaakt aan mishandeling van [benadeelde] door hem te schoppen en meermalen te stompen. Door zo te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit van [benadeelde].
Uit een verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 17 februari 2009 blijkt dat verdachte in 2005 een transactievoorstel heeft aanvaard in verband met een openlijke geweldpleging.
Het hof acht een voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden, mede teneinde de kans op recidive te verkleinen. Het hof is voorts van oordeel dat de in eerste aanleg opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde werkstraf passend en geboden is.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken dat de benadeelde partij
[benadeelde] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat zijn vordering tot schadevergoeding in eerste aanleg deels is toegewezen en dat hij zich in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van de in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
De vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij bestaat uit de volgende posten:
vermist horloge € 150,-
trui € 50,-
T-shirt € 10,-
immateriële schade € 593,-
Ten aanzien van de gevorderde schadevergoeding met betrekking tot het vermiste horloge, staat onvoldoende vast dat deze schade het gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De gevorderde schadevergoeding ten aanzien van de trui en het t-shirt is door de verdachte niet bestreden en kan derhalve worden toegewezen.
De raadsman heeft bepleit dat de vordering van de benadeelde partij tot immateriële schadevergoeding dient te worden afgewezen, nu de casus uit de smartengeldgids waarnaar de benadeelde partij verwijst niet exact overeenkomt met de gevolgen die [benadeelde] heeft ondervonden.
Het hof overweegt dat de vordering van de benadeelde partij ter zake van de immateriële schade met bescheiden is gestaafd. Uit het dossier is gebleken en ook getuige [getuige] heeft ter terechtzitting van het hof verklaard dat de benadeelde partij met een flinke klap achterover is geduwd. Gelet op de door de benadeelde partij ondervonden gevolgen, is het hof van oordeel dat de gevorderde immateriële schadevergoeding redelijk is en kan worden toegewezen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van twee weken;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van veertig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van twintig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de voormelde werkstraf geheel in mindering wordt gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van zeshonderddrieënvijftig euro;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van zeshonderddrieënvijftig euro ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van dertien dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P. Koolschijn, voorzitter, mr. G. Dam en mr. J.P. van Stempvoort, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Mulder als griffier, zijnde mr. Van Stempvoort voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
-