ECLI:NL:GHLEE:2009:BH8912

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
30 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002275-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg
  • J.J. Beswerda
  • S.J. van der Woude
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor poging tot zware mishandeling en mishandeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 30 maart 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte is veroordeeld voor poging tot zware mishandeling en mishandeling. De feiten vonden plaats op 23 november 2007, toen de verdachte, na een emotionele gebeurtenis met zijn ex-vriendin, een schooltas van ongeveer 5 kilogram vanaf de eerste verdieping van een schoolgebouw naar beneden gooide, waarbij de tas de nek en het hoofd van de benadeelde partij raakte. Daarnaast heeft de verdachte de benadeelde partij, een medeleerling, mishandeld door deze bij de keel te grijpen en in het gezicht te slaan. De politierechter had eerder een werkstraf van 100 uren opgelegd, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis, en de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal dezelfde straf geëist en de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 909,41 gevorderd. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een werkstraf van 100 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. De vordering van de benadeelde partij is deels toegewezen, en het hof heeft de verdachte ook veroordeeld in de kosten van het geding. Het hof heeft de strafmotivering gebaseerd op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, evenals de persoon van de verdachte, die niet eerder was veroordeeld.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002275-08
Parketnummer eerste aanleg: 17-885038-08
Arrest van 30 maart 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 15 september 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1988] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. G.J. van Kammen, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, heeft beslist op de vordering van de benadeelde partij en heeft de schadevergoedingsmaatregel opgelegd, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het verdachte onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en hem ter zake zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis.
Hij heeft voorts de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 909,41 gevorderd, met daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Hieronder is opgenomen het verdachte ten laste gelegde, zoals vermeld op de inleidende dagvaarding en waarin de wijziging is aangebracht, die de eerste rechter heeft toegelaten.
Verdachte wordt (na die wijziging) ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op of omstreeks 23 november 2007 te [plaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet in een schoolgebouw (opleidingscentrum AOC gevestigd aldaar aan de [straat]) vanaf de eerste verdieping (waarvan de hoogte ongeveer 4 meter bedraagt) een schooltas (met een gewicht van ongeveer 5 kilogram) naar beneden heeft gegooid op de zich daaronder bevindende [benadeelde], waarbij die schooltas terecht kwam op het hoofd en/of de nek van die [benadeelde], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 23 november 2007 te [plaats], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde]), in een schoolgebouw (opleidingscentrum AOC gevestigd aldaar aan de [straat]) vanaf de eerste verdieping (waarvan de hoogte ongeveer 4 meter bedraagt) een schooltas (met een gewicht van ongeveer 5 kilogram) naar beneden heeft gegooid op de zich daaronder bevindende [benadeelde], waarbij die schooltas terecht kwam op het hoofd en/of de nek van die [benadeelde], waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Feit 2:
hij op of omstreeks 23 november 2007 te [plaats], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), met de vuisten heeft geslagen en/of bij de keel heeft vastgepakt en/of in de keel van die [slachtoffer] heeft geknepen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
Feit 1 primair:
hij op 23 november 2007 te [plaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet in een schoolgebouw (opleidingscentrum AOC gevestigd aldaar aan de [straat]) vanaf de eerste verdieping (waarvan de hoogte ongeveer 4 meter bedraagt) een schooltas (met een gewicht van ongeveer 5 kilogram) naar beneden heeft gegooid op de zich daaronder bevindende [benadeelde], waarbij die schooltas terecht kwam op het hoofd en de nek van die [benadeelde], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2:
hij op 23 november 2007 te [plaats], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), met de vuist in het gezicht heeft geslagen en bij de keel heeft vastgepakt en in de keel van die [slachtoffer] heeft geknepen, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
onder 1 primair:
poging tot zware mishandeling;
onder 2:
mishandeling.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de persoon van verdachte. Het hof heeft in het bijzonder gelet op het navolgende.
Verdachte heeft zich op 23 november 2007 op zijn school schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling en mishandeling.
Op 22 november 2007 heeft de vriendin van verdachte de relatie tussen haar en verdachte beëindigd. Verdachte had het daar moeilijk mee. De dag daarop zag hij, toen hij zich op de eerste verdieping van het schoolgebouw bevond, op de begane grond zijn ex-vriendin met een groepje jongeren praten. Aangevers [benadeelde] en [slachtoffer] maakten ook deel uit van dit groepje. Van de laatste vermoedde verdachte dat hij een oogje had op zijn ex-vriendin. Toen hij hoorde dat hij - in negatieve zin - het onderwerp van gesprek was, werd hij woedend. Hij gooide zijn schooltas vanaf de eerste verdieping naar beneden en de tas raakte de nek en het hoofd van [benadeelde]. Zij heeft als gevolg hiervan kneuzingen in haar nek opgelopen en wordt daarvoor nog steeds behandeld door een fysiotherapeut. Verdachte is vervolgens naar beneden gegaan en heeft [slachtoffer] bij de keel gegrepen en in het gezicht geslagen. Hij heeft daarvan pijn ondervonden.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 28 januari 2009, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van een strafbaar feit.
Het hof is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat de door de politierechter opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde straf passend en geboden is en zal deze aan verdachte opleggen.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter zitting van het hof is gebleken dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat de vordering in eerste aanleg gedeeltelijk is toegewezen en dat de benadeelde partij zich in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van de in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
De vordering is ten aanzien van de immateriële schade en de post 'no-claim' van de zijde van verdachte niet weersproken. Ten aanzien van de post 'babyzorg' is aangevoerd dat de schade ad € 606,00 niet aannemelijk is gemaakt en dat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard.
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de immateriële schade (begroot op
€ 750,00) en de post 'no-claim' (begroot op € 159,41), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, kan worden toegewezen.
Het hof is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige (babyzorg, begroot op € 606,00) geen betrekking heeft op schade die rechtstreeks is toegebracht door het hiervoor onder 1 primair bewezenverklaarde feit. Gelet op het bepaalde in artikel 361, tweede lid, aanhef en onder b, van het Wetboek van Strafvordering, dient de benadeelde partij in de vordering in zoverre niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Het hof zal tevens de schadevergoedingmaatregel opleggen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c (oud), 22d, 36f (oud), 45, 57 (oud), 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van honderd uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van vijftig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de voormelde werkstraf geheel in mindering wordt gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van negenhonderdnegen euro en eenenveertig cent;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van negenhonderdnegen euro en eenenveertig cent ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van achttien dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter, mr. J.J. Beswerda en mr. S.J. van der Woude, in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers als griffier, zijnde mr. Van der Woude voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.