2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door één van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, het volgende vast.
2.1 Belanghebbende is advocaat van beroep. Naast de winst uit onderneming die hij genoot uit zijn advocatenpraktijk ontving belanghebbende in de onderhavige jaren een uitkering van UWV/USZO.
2.2 In 1998 heeft belanghebbende (de eerste) investeringen gedaan met het oog op het opstarten van een biologische kruidenkwekerij; de resultaten van deze kwekerij vermeldde hij in zijn aangiften als winst uit onderneming. De advocatenpraktijk en de kruidenkwekerij betreffen aparte ondernemingen.
2.3 Op 29 september 2003 is van de zijde van de inspecteur een boekenonderzoek gestart bij belanghebbende. Het daarvan opgemaakte rapport is gedagtekend 26 mei 2004. Een kopie van dat rapport bevindt zich onder de stukken. Onderzocht zijn de aangiften IB/PV voor de jaren 1998 tot en met 2001, de aangiften premie WAZ voor de jaren 2000 en 2001, de aangiften premie Ziekenfondswet voor de jaren 2000 en 2001, alsmede de aangiften omzetbelasting voor het tijdvak 1 januari 1998 tot en met 31 december 2003.
2.4 Tijdens het boekenonderzoek bleek de inspecteur dat belanghebbende zelf de administratie van de ondernemingen verzorgde en dat hij daarbij het zogenoemde kasstelsel hanteerde. Tijdens het boekenonderzoek bleek ook dat belanghebbende voor de jaren tot en met 2001 ter zake van de advocatenpraktijk geen balans opstelde. In (onder andere) het rapport van het boekenonderzoek heeft de inspecteur belanghebbende erop gewezen dat hij voor de (nog op te stellen) balans(en) per 1 januari 2002 en daarna aan de uit artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen voortvloeiende verplichtingen moet voldoen. De inspecteur had belanghebbende daarop tevens gewezen in een daartoe in het najaar 2003 opgestelde waarschuwingsbrief. Bij de aangifte IB/PV 2002 heeft belanghebbende de het jaar 2002 betreffende balansen van de beide ondernemingen meegestuurd.
2.5 Verder heeft de inspecteur in het rapport van het boekenonderzoek aangegeven dat belanghebbende ten onrechte het kasstelsel heeft toegepast voor wat betreft de winstberekening van het advocatenkantoor. Hem is gebleken dat belanghebbende een aanzienlijke achterstand had inzake het indienen van declaraties bij de Raad voor de Rechtsbijstand en dat er daarnaast nog een post debiteuren bestond en er nog gefactureerd diende te worden aan een opdrachtgever. Tezamen met belanghebbende heeft de inspecteur vastgesteld dat de debiteuren en de declarabele vorderingen ultimo 2002 € 91.427,-- exclusief omzetbelasting bedroegen. Hiervan heeft de inspecteur - volgens het rapport in overleg met belanghebbende - aan de jaren 1998 tot en met 2001 respectievelijk bedragen van € 10.578,--, € 10.814,--, € 21.744,-- en € 18.075,-- toegerekend. Het resterende bedrag van € 30.216,-- heeft de inspecteur toegerekend aan het jaar 2002.
2.6 Op 4 januari 2000 heeft belanghebbende van de Raad voor de Rechtsbijstand een bedrag van ƒ 25.000,-- (inclusief omzetbelasting) ontvangen. Belanghebbende heeft dit bedrag verantwoord in de winstbepaling voor het jaar 1999, terwijl de inspecteur in het verweerschrift in appel en ter zitting heeft aangegeven dat dit bedrag (na aftrek van omzetbelasting), te weten f 21.277,--, met behulp van de foutenleer is gecorrigeerd in het jaar 2000.
2.7 Voor de uitoefening van zijn advocatenpraktijk maakt belanghebbende in 1998 en de jaren daarna gebruik van een kantoorruimte aan huis. De kantoorruimte en zijn huis heeft hij tot zijn privé-vermogen gerekend. Ter zitting heeft belanghebbende aangegeven dat de woning een voormalige boerderij betreft. Hij en zijn echtgenote zijn daar in 1997 komen wonen. Nadat zij kort hebben gewoond in het voorhuis, vormen vanaf 1998 de voormalige stallen hun woonruimte. In het voorhuis wordt de advocatenpraktijk uitgeoefend. Tussen de kantoorruimte en het woongedeelte bevindt zich een gangetje met een afsluitbare deur. Ten behoeve van zijn kantoorruimte heeft belanghebbende geïnvesteerd in de aanleg van een gasaansluiting. Belanghebbende heeft ter zake van deze kantoorruimte de kosten van gas, elektra en schoonmaak, alsmede (20% van de) de kosten ten aanzien van de aanleg van de gasaansluiting bij de winstberekening voor de jaren 2000 tot en met 2002 steeds in aanmerking genomen. De inspecteur heeft in het rapport van het boekenonderzoek aangegeven dat deze ten behoeve van de kantoorruimte gemaakte kosten niet bij de winstbepaling in beschouwing kunnen worden genomen, omdat het gezamenlijke bedrag van de winst uit onderneming en de inkomsten uit arbeid niet in belangrijke mate in de kantoorruimte zijn verworven.
2.8 Met de biologische kruidenkwekerij behaalde belanghebbende tot en met het jaar 2003 een omzet van € 1.380,--. In de jaren 1998 en 1999 werd geen omzet behaald. Het resultaat van de kruidenkwekerij was tot en met het jaar 2002 steeds negatief. Volgens het onder 2.3 vermelde rapport laat het jaar 2003 waarschijnlijk ook een negatief resultaat zien. Voor de jaren 1998 en 1999 heeft de inspecteur volgens het rapport van het boekenonderzoek de uit investeringen bestaande verliezen van de kruidenkwekerij geaccepteerd, terwijl hij voor de jaren daarna de kruidenkwekerij niet meer als een bron van inkomen heeft geaccepteerd. In het jaar 2003 is belanghebbende - naar hij ter zitting heeft gesteld - gestopt met de kruidenkwekerij.
2.9 In het verlengde van hetgeen hiervoor onder punt 2.8 is vermeld, heeft de inspecteur het gebruik van de auto van de advocatenpraktijk voor de kruidenkwekerij aangemerkt als privégebruik. Volgens de inspecteur leidt dit tot een bijtelling wegens privé-gebruik van deze auto.
2.10 Naar aanleiding van het boekenonderzoek heeft de inspecteur aan belanghebbende voor het jaar 1998 een navorderingsaanslag IB/PV opgelegd. Voor de jaren 1999 tot en met 2002 heeft de inspecteur de belastbare inkomens die belanghebbende in zijn aangiften IB/PV had aangegeven bij het opleggen van de betreffende aanslagen verhoogd. Het Hof Leeuwarden heeft op 16 november 2004 uitspraak gedaan op het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de inspecteur betreffende de aanslag IB/PV voor het jaar 1999.
2.11 Bij de aanslag IB/PV was het inkomen voor 1998 oorspronkelijk
vastgesteld op ƒ 7.892,--
bij: meer winst in verband met niet accepteren kasstelsel - 23.310,--
bij: voordeel kleine ondernemersregeling omzetbelasting - 1.542,--
af : meer investeringsaftrek - 6.048,--
het belastbare inkomen bij navordering ƒ 26.696,--
(€ 12.144,--)
2.12 Voor het jaar 2000 deed belanghebbende aangifte van een
belastbaar inkomen van negatief ƒ 16,--
Daarop heeft de inspecteur de volgende correcties aangebracht:
bij: niet geaccepteerd verlies kruidenkwekerij - 11.325,--
bij: bate in 2000 ontvangen, in 1999 verantwoord - 21.277,--
bij: meer winst in verband met niet accepteren kasstelsel - 47.917,--
bij: meer omzet - 261,--
bij: privé-gebruik auto - 12.663,--
bij: verkeersboeten - 289,--
bij: kosten werkruimte - 4.929,--
af: meer scholingsaftrek - 2.636,--
af: meer afschrijving - 1.326,--
af: meer zelfstandigenaftrek - 13.110,--
af: ten onrechte aan partner toegerekend - 34.748,--
het vastgestelde belastbare inkomen ƒ 46.825,--
(€ 21.248,--)
2.13 Voor het jaar 2001 heeft belanghebbende aangifte gedaan van een
belastbaar inkomen uit werk en woning van ƒ 20.565,--
Daarop heeft de inspecteur de volgende correcties aangebracht:
bij: niet geaccepteerd verlies kruidenkwekerij - 11.260,--
bij: meer winst in verband met niet accepteren kasstelsel - 39.833.--
bij: privé-gebruik auto - 9.497,--
bij: verkeersboeten - 420,--
bij: kosten werkruimte - 5.552,--
af: zelfstandigenaftrek - 10.303,--
af: meer scholingsaftrek - 620,--
af: meer afschrijving - 985,--
af: meer kosten - 102,--
het vastgestelde belastbare inkomen uit werk en woning ƒ 75.117,--
(€ 34.086,--)