Arrest d.d. 24 maart 2009
Zaaknummer 107.002.640/01
GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats appellant],
appellant,
in eerste aanleg: eiser in conventie en verweerder in reconventie,
hierna te noemen: [appellant],
toevoeging,
advocaat: mr. P.M Wilmink, kantoorhoudende te Arnhem,
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats geïntimeerde],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiser in reconventie,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. A.P. Maes, kantoorhoudende te Apeldoorn.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het kort geding vonnis uitgesproken op 9 april 2008 door de voorzieningenrechter van de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 7 mei 2008 is door [appellant] hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van 20 mei 2008.
De conclusie van de dagvaarding in hoger beroep luidt:
"het vonnis d.d. 9 april 2008 door de voorzieningenrechter in de Rechtbank Zwolle-Lelystad (sector civiel recht - locatie Lelystad) in de zaak tussen partijen onder nummer
143181/KGZA 08-112 gewezen te vernietigen en opnieuw rechtdoende, alsnog te doen, wat de rechtbank behoorde te doen, namelijk de vorderingen van appellant als oorspronkelijk eiser in conventie toe te wijzen, alsmede af te wijzen de vorderingen als door geïntimeerde als oorspronkelijk eiser in reconventie heeft gedaan, en zulks met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van het geding in beide instanties."
[appellant] heeft een memorie van grieven genomen.
Bij memorie van antwoord zijn door [geïntimeerde] producties overgelegd en is door [geïntimeerde] verweer gevoerd met als conclusie:
"Geïntimeerde verzoekt Uw Hof bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, het door de Voorzieningerechter van de Rechtbank Zwolle-Lelystad onder rolnummer
143181/KG ZA 08-112 gewezen vonnis d.d. 9 april 2008 te bekrachtigen en appellant te veroordelen in de kosten van dit beroep."
Voorts heeft [appellant] een akte genomen en is daarna door [geïntimeerde] nog een antwoordakte genomen, waarbij een productie is overgelegd.
Tenslotte hebben beide partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellant] heeft 2 grieven opgeworpen.
De beoordeling
Met betrekking tot het (spoedeisend) belang:
1. Nu uit de door [geïntimeerde] bij antwoord overgelegde processtukken uit de bodemprocedure blijkt dat [appellant] inmiddels andere woonruimte heeft gevonden en geen aanspraak meer maakt op het huurgenot van de voorheen door hem bewoonde woning van [geïntimeerde], ontbreekt het - ook in hoger beroep vereiste - spoedeisend belang bij de oorspronkelijk in conventie ingestelde vordering.
2. [appellant] is in eerste aanleg veroordeeld in de kosten van de procedure en heeft derhalve in zoverre wel belang bij zijn vordering in hoger beroep. Het hof zal in dat kader (binnen de door de grieven getrokken grenzen) hebben te bezien of de door [appellant] in eerste aanleg gevorderde voorzieningen terecht zijn afgewezen en of de door [geïntimeerde] in reconventie gevorderde voorzieningen op goede gronden zijn toegewezen.
Met betrekking tot de feiten:
3. Nu grief 1 zich ook richt tegen het onder 2.3 door de voorzieningenrechter als vaststaand aangenomen feit, zal het hof de feiten opnieuw vaststellen.
4. Als gesteld en erkend, dan wel niet voldoende gemotiveerd betwist, alsmede op grond van de niet bestreden inhoud der overgelegde bescheiden, staat voorshands het volgende genoegzaam tussen partijen vast:
- [appellant] huurde vanaf juni 2004 een gedeelte van het pand aan de [adres] als woning.
- Bedoeld pand was aanvankelijk eigendom van [voormalig eigenaar]. Deze heeft het pand verkocht aan Maxx Vastgoed B.V. Laatstgenoemde heeft het pand verkocht aan [geïntimeerde]
- [geïntimeerde] is op 26 februari 2008 eigenaar van het pand geworden.
Met betrekking tot de grieven:
5. Het hof stelt vast dat geen grief is gericht tegen hetgeen de voorzieningenrechter heeft overwogen en beslist ter zake van het deel van de vordering dat betrekking had op het hang- en sluitwerk van het huurobject, zodat ervan moet worden uitgegaan dat dat onderdeel van de vordering op goede gronden is afgewezen.
6. De grieven zijn gericht tegen de toewijzende beslissing van de voorzieningenrechter voor wat betreft de reconventionele vordering tot ontruiming en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen. Het hof zal de grieven gezamenlijk behandelen.
7. De voorzieningenrechter heeft aangenomen dat er sprake is van een huurachterstand en dat [appellant] in het gehuurde een gevaarlijke en onverzekerbare situatie heeft gecreëerd door met een verlengsnoer vanuit de meterkast zijn elektriciteitsvoorziening te regelen en door provisorisch electriciteitsdraden aan te leggen op zolder. [appellant] zou zich derhalve niet als een goed huurder hebben gedragen.
8. Met betrekking tot de vermeende huurachterstand merkt het hof allereerst op dat volstrekt onduidelijk is welke huursom tussen [appellant] en de rechtsvoorgangers van [geïntimeerde] is afgesproken. Daarnaast stelt het hof vast dat [geïntimeerde] eerst eind februari 2008 eigenaar van het pand is geworden, zodat zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet valt in te zien op welke gronden [geïntimeerde] meent zijn vordering tot ontruiming te kunnen baseren op de stelling dat [appellant] al vanaf december 2006 geen huurpenningen betaald. Als er al sprake was van een huurachterstand, dan was dat tot 26 februari 2008 een kwestie tussen de rechtsvoorgangers van [geïntimeerde] en [appellant]. Waar de inleidende dagvaarding dateert van 25 maart 2008, nog geen maand na de datum waarop [geïntimeerde] eigenaar van het pand is geworden, zou er - in de relatie tussen partijen - hooguit sprake kunnen zijn van een huurachterstand van een maand, hetwelk volstrekt onvoldoende is om een vordering tot ontruiming te honoreren. Dat een vordering uit huurachterstand door één van de vorige huurders aan [geïntimeerde] is gecedeerd, is gesteld noch gebleken.
9. [appellant] betwist (in ieder geval in hoger beroep) dat hij in het gehuurde een gevaarlijke en onverzekerbare situatie heeft gecreëerd. Nu op dat punt onvoldoende bewijsmateriaal voorligt en uitgebreide bewijsvoering het kader van een kort geding procedure te buiten gaat, kan - anders dan de voorzieningenrechter heeft gedaan - voorshands niet als vaststaand worden aangenomen dat er sprake was van een ontoelaatbare situatie, laat staan dat [appellant] ter zake een verwijt valt te maken. Het hof tekent daarbij nog aan dat aan de vordering in conventie tot aansluiting van de levering van gas, water en elektra impliciet de stelling ten grondslag ligt dat (ook) de electriciteit was afgesloten. [geïntimeerde] heeft dat niet betwist, zodat ook daarom - zonder toelichting, die ontbreekt - niet valt in te zien dat er sprake was van een acuut gevaarlijke situatie.
10. De vordering tot ontruiming is derhalve op onjuiste gronden toegewezen.
11. Alhoewel de voorzieningenrechter de afwijzing van hetgeen [appellant] in conventie overigens heeft gevorderd (aansluiting gas, water en elektra en het ongestoorde huurgenot) direct heeft gekoppeld aan de toewijzing van de vordering tot ontruiming, kan het hof niet toekomen aan toetsing van die beslissingen, omdat daartegen geen grief is gericht.
12. Resumerend moet derhalve worden geconcludeerd dat de vordering in reconventie ten onrechte is toegewezen en dat het ervoor moet worden gehouden dat de vordering in conventie terecht is afgewezen. Dat brengt mede dat [appellant] belast blijft met de kosten in eerste aanleg in conventie en dat [geïntimeerde] de kosten in eerste aanleg in reconventie zal hebben te dragen.
13. In hoger beroep zijn partijen over en weer in het gelijk gesteld, zodat het hof ieder der partijen zal belasten met de eigen kosten.
Slotsom
14. Het beroepen vonnis zal - voor zover in conventie gewezen - worden bekrachtigd en - voor zover in reconventie gewezen - worden vernietigd. In zoverre opnieuw rechtdoende zal het hof de vorderingen van [geïntimeerde] alsnog afwijzen en hem veroordelen in de kosten in reconventie in eerste aanleg. In hoger beroep wordt ieder der partijen belast met de eigen proceskosten.
Beoordeling
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor zover in conventie gewezen;
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover in reconventie gewezen;
en in zoverre opnieuw recht doende:
wijst de vorderingen van [geïntimeerde] af;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van de procedure in eerste aanleg, voor zover in reconventie gewezen en begroot die aan de zijde van [appellant] op € 226,-- aan salaris gemachtigde;
belast ieder der partijen met de eigen kosten in hoger beroep.
Aldus gewezen door mrs. Mollema, voorzitter, Kuiper en De Hek, raden,
en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 24 maart 2009 in bijzijn van de griffier.