ECLI:NL:GHLEE:2009:BI0883

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
24 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
107.002.544/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
  • M. Mollema
  • A. Kuiper
  • J. Fikkers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van straat- en contactverbod in hoger beroep na kort geding

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Leeuwarden werd behandeld, ging het om een hoger beroep in een kort geding dat was aangespannen door [appellant] tegen [geïntimeerde]. De zaak had zijn oorsprong in een kort geding vonnis van de rechtbank Leeuwarden, uitgesproken op 20 februari 2008, waarin [geïntimeerde] vorderingen had ingesteld tegen [appellant] met betrekking tot een straat- en contactverbod. [geïntimeerde] had gevorderd dat [appellant] gedurende twee jaar werd verboden haar lastig te vallen, te bedreigen, te volgen of contact met haar te zoeken. Tevens werd gevorderd dat [geïntimeerde] gemachtigd werd om de naleving van deze verboden te bewerkstelligen met behulp van de politie, en dat bij overtreding een dwangsom van € 500,-- zou worden opgelegd of gijzeling zou plaatsvinden.

In hoger beroep heeft [appellant] het vonnis van de rechtbank bestreden en verzocht om vernietiging van het vonnis, met de stelling dat de feiten die aan de vorderingen van [geïntimeerde] ten grondslag lagen, door hem waren betwist en niet waren komen vast te staan. Het hof heeft vastgesteld dat er geen relevante bewijsstukken waren overgelegd door [geïntimeerde] ter onderbouwing van haar vorderingen. De rechtbank had de vorderingen van [geïntimeerde] in eerste aanleg gedeeltelijk toegewezen, maar het hof oordeelde dat de feiten niet voldoende waren onderbouwd.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de vorderingen van [geïntimeerde] integraal afgewezen. Het hof heeft geoordeeld dat de grieven van [appellant] gegrond waren en dat de vorderingen van [geïntimeerde] niet voor toewijzing in aanmerking kwamen. Beide partijen werden belast met de eigen kosten van de procedure, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep. De uitspraak vond plaats op 24 maart 2009.

Uitspraak

Arrest d.d. 24 maart 2009
Zaaknummer 107.002.544/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats appellant],
appellante in het principaal appel, geïntimeerde in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [appellant],
toevoeging,
advocaat: mr. A. Atema, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats geïntimeerde],
geïntimeerde in het principaal appel, appellante in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
toevoeging,
advocaat: mr. A. Szirmai, kantoorhoudende te Leeuwarden.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het kort geding vonnis uitgesproken op 20 februari 2008 door de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 17 maart 2008 is door [appellant] hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van 2 april 2008.
De conclusie van de dagvaarding in hoger beroep luidt:
"te vernietigen het vonnis van de rechtbank Leeuwarden in kort geding gewezen op 20 februari 2008 onder nummer 87203/GK ZA 08-29 en opnieuw rechtdoende
1. [geïntimeerde] in haar vordering niet ontvankelijk te verklaren c.q. haar vordering alsnog te ontzeggen.
2. [geïntimeerde] te veroordelen in de kosten van dit beroep
Een en ander uitvoerbaar bij voorraad."
De memorie van grieven is, onder overlegging van een tweetal producties genomen.
Bij memorie van antwoord is door [geïntimeerde], onder overlegging van een productie, verweer gevoerd en incidenteel geappelleerd met als conclusie:
"in het principaal appèl:
dat uw Gerechtshof moge behagen uitvoerbaar bij voorraad [appellant] in zijn appel niet ontvankelijk te verklaren dan wel het hem daarbij gevorderde te ontzeggen, met veroordeling van [appellant] in de kosten van de procedure;
in het incidenteel appel:
dat het uw Gerechtshof moge behagen uitvoerbaar bij voorraad [geïntimeerde] te machtigen om de naleving van de verboden in het kort geding vonnis d.d. 20 februari 2008 van de rechtbank Leeuwarden, zonodig met behulp van de sterke arm van politie en justitie te bewerkstelligen en daarbij te bepalen dat [appellant] bij iedere overtreding van voornoemde verboden ter keuze van [geïntimeerde] hetzij telkens een dwangsom van € 500,-- verbeurt, hetzij voor de duur van 3x24 uur in gijzeling kan worden genomen en dat [geïntimeerde] de kosten, die zij in verband met de gijzeling verschuldigd zal zijn, op [appellant] zal verhalen;
dat het uw Gerechtshof moge behagen uitvoerbaar bij voorraad het vonnis d.d. 20 februari 2008 te vernietigen voorzover daarin is bepaald dat de verboden gelden gedurende één jaar na betekening van het vonnis en thans te bepalen dat de verboden gelden gedurende twee jaren na betekening van het vonnis;
met veroordeling van [appellant] in de kosten van de procedure."
Door [appellant] is in het incidenteel appel geantwoord met als conclusie:
"tot niet ontvankelijk verklaren van [geïntimeerde] in haar vordering c.q. tot ontzegging daarvan met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten."
Voorts heeft [geïntimeerde] een akte genomen waarbij een productie is overgelegd en heeft [appellant] een antwoordakte genomen
Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellant] heeft één grief opgeworpen.
[geïntimeerde] heeft in het incidenteel appèl twee grieven opgeworpen.
De beoordeling
1. Tegen de weergave van de vaststaande feiten onder overweging 2 van het beroepen vonnis is geen grief ontwikkeld, zodat ook het hof van die feiten uit zal gaan.
Op basis van die feiten en hetgeen in hoger beroep nog is gesteld en niet weersproken, kan van het volgende worden uitgegaan:
- [geïntimeerde] en [appellant] hebben gedurende acht jaren een affectieve relatie gehad, uit welke relatie op 17 mei 2000 [de minderjarige] is geboren.
- [geïntimeerde] heeft na het verbreken van de relatie (omstreeks oktober 2007) een aantal malen aangifte jegens [appellant] gedaan, ter zake van inbraak, bedreiging, stalking en vernieling.
- [appellant] heeft op 26 februari 2008 een tweetal brieven van de politie Leeuwarden ontvangen, welke inhouden dat tegen hem ter zake van bedreiging c.q. bedreiging/stalking gedane aangiftes zijn geseponeerd wegens "Geen wettig bewijs."
- Bij beschikking d.d. 17 december 2009 heeft de rechtbank Leeuwarden het verzoek van [appellant] om een omgangsregeling tussen hem en [de minderjarige] vast te stellen afgewezen. Datzelfde is geschied met het door [appellant] gedane verzoek tot vaststelling van gezamenlijk gezag.
2. [geïntimeerde] heeft in eerste aanleg gevorderd dat [appellant] gedurende een periode van twee jaren wordt verboden haar lastig te vallen, te bedreigen, te volgen en/of contact met haar te zoeken in persoon, schriftelijk of telefonisch, alsmede om familie, vrienden of kennissen of andere personen of instanties schriftelijk of telefonisch te benaderen met als enig doel [geïntimeerde] te intimideren en [appellant] gedurende die twee jaren een (nader omschreven) straatverbod op te leggen. [geïntimeerde] heeft daarnaast gevorderd dat zij wordt gemachtigd om de naleving van die verboden zonodig met behulp van de sterke arm van politie te bewerkstelligen en om te bepalen dat [appellant] bij iedere overtreding een dwangsom van € 500,-- verbeurt, hetzij voor de duur van 3 x 24 uur in gijzeling kan worden genomen, met bepaling dat de kosten van die gijzelijng op [appellant] verhaald kunnen worden.
3. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van [geïntimeerde] toegewezen, behoudens de gevraagde machtiging en de versterking met een dwangsom en/of gijzeling. Daarbij heeft zij de periode waarvoor de verboden gelden bepaalt op één jaar.
Met betrekking tot de grief in het principaal appel:
4. Naar het hof begrijpt wordt met de grief betoogd dat de voorzieningenrechter ten onrechte de door [geïntimeerde] gevraagde voorzieningen (deels) heeft toegewezen, nu de feiten die aan de gevorderde voorzieningen ten grondslag zijn gelegd door [appellant] zijn betwist en geenszins zijn komen vast te staan, getuige ook de beide sepots.
5. De grief is gegrond. [geïntimeerde] heeft ter staving van haar stellingen in eerste aanleg twee door haar zelf gedane aangiftes en een door haar broer tegen [appellant] gedane aangifte overgelegd. Dat die aangiftes, buiten de in de beide sepots genoemde gevallen tot enige (verdere) vervolging van [appellant] hebben geleid is gesteld noch gebleken. Ook in hoger beroep heeft [geïntimeerde] geen relevante bewijsstukken ter onderbouwing van haar stellingen overgelegd. De bij de memorie van antwoord in het principaal appel/memorie van grieven in het incidenteel appel overgelegde productie is door haar zelf opgesteld en het overgelegde e-mail bericht (een Hallmark kaart) kan - gelet op de vriendelijke inhoud - niet dienen ter ondersteuning van de gestelde bedreigingen e.d.
6. Nu [appellant] de stellingen van [geïntimeerde] gemotiveerd heeft betwist en uitgebreide bewijslevering het kader van een kort geding procedure te buiten gaat, is het door [geïntimeerde] aan haar vordering ten grondslag gelegde feitencomplex voorshands op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt, zodat de vorderingen niet voor toewijzing in aanmerking kunnen komen.
Met betrekking tot de incidentele grieven:
7. De grieven zijn gericht op een verlenging van de door de voorzieningenrechter bepaalde periode van één jaar naar twee jaar en op het alsnog versterken van die verboden met dwangsommen en/of gijzeling.
8. Hetgeen hiervoor is overwogen en beslist brengt mee dat de grieven in het incidenteel appel geen doel kunnen treffen.
Slotsom
9. Het beroepen vonnis zal (om proceseconomische redenen) geheel worden vernietigd en de vorderingen van [geïntimeerde] zullen alsnog integraal worden afgewezen.
In het feit dat partijen een effectieve relatie hebben gehad en samen een kind hebben, vindt het hof aanleiding beide partijen te belasten met de aan eigen zijde gevallen kosten in eerste aanleg en in hoger beroep.
Beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt het vonnis d.d. 20 februari 2008, waarvan beroep;
en opnieuw recht doende:
wijst de vorderingen van [geïntimeerde] af;
belast ieder der partijen met de eigen kosten van deze procedure, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep.
Aldus gewezen door mr. Mollema, voorzitter en mrs. Kuiper en Fikkers en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 24 maart 2009 in bijzijn van de griffier.