ECLI:NL:GHLEE:2009:BI0902

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
24 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
107.002.442
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Janse
  • A. Knijp
  • M. Zandbergen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arrest inzake civiele rechtszaak over tuinonderhoud en kostenveroordeling

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden, hebben appellanten en geïntimeerden een geschil over tuinonderhoud en de kosten daarvan. De zaak is ontstaan na een eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij appellanten in de gelegenheid zijn gesteld tegenbewijs te leveren tegen een proces-verbaal van descente en comparitie. Appellanten hebben echter geen nieuwe advocaat aangesteld na de onttrekking van hun eerdere advocaat en hebben geen getuigen of verhinderdata opgegeven. Hierdoor heeft het hof de inhoud van het proces-verbaal voor juist gehouden. Het hof heeft op 24 maart 2009 arrest gewezen, waarbij het de appellanten heeft opgedragen om binnen vier weken na betekening van het arrest bepaalde bomen en struiken in hun tuin te snoeien en te verplaatsen. Tevens is er een dwangsom van € 100,00 per dag opgelegd voor het geval appellanten hieraan geen gevolg geven, met een maximum van € 3.000,00. Het hof heeft ook geoordeeld dat de kosten van de cassatie ten laste van appellanten komen, aangezien zij in het ongelijk zijn gesteld. De beslissing van het hof herhaalt eerdere beslissingen met betrekking tot de kosten in het incidenteel appel en verklaart het arrest uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Arrest d.d. 24 maart 2009
Zaaknummer 107.002.442
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de vierde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
1. [appellant 1],
wonende te [woonplaats appellant 1],
2. [appellante 2],
wonende te [woonplaats appellante 2],
appellanten in het principaal en geïntimeerden in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: gedaagden in conventie en eisers in reconventie,
hierna gezamenlijk te noemen: [appellanten],
advocaat: thans zonder advocaat,
tegen
1. [geïntimeerde 1],
wonende te [woonplaats geïntimeerde 1],
2. [geïntimeerde 2],
wonende te [woonplaats geïntimeerde 2],
geïntimeerden in het principaal en appellanten in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: eisers in conventie en verweerders in reconventie,
hierna gezamenlijk te noemen: [geïntimeerden],
advocaat: Mr. J.A.IJ van Giffen, kantoorhoudende te Harlingen.
De inhoud van het tussenarrest van 11 november 2008 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
Ter rolle van 9 december 2008 heeft de als procesvertegenwoordiger voor [appellanten] optredende advocaat zich als zodanig aan de zaak onttrokken, zonder dat zich voor [appellanten] een nieuwe advocaat heeft gesteld.
[geïntimeerden] hebben daarna een akte genomen, waarin zij akte vragen van het niet opgeven door [appellanten] van getuigen en verhinderdata. Tevens hebben [geïntimeerden] arrest gevraagd en daartoe de stukken aan het hof overgelegd. Vervolgens is een datum voor arrest bepaald.
De beoordeling
1. Nadat arrest was gevraagd en een datum voor arrest was bepaald is ter griffie van het hof een bericht d.d. 12 februari 2009 van een advocaat ontvangen, die de zaak op de rol geplaatst wenste te zien teneinde zich voor [appellanten] te stellen en alsnog opgave te doen van getuigen en verhinderdata. Het hof heeft aan dat verzoek geen gevolg gegeven, omdat reeds arrest was gevraagd en een datum voor arrest was bepaald, zulks overeenkomstig artikel 2.13 van het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven. Hierbij wordt nog aangetekend dat na de onttrekking van de advocaat van [appellanten] op de rol van 9 december 2008, de zaak is aangehouden tot de rol van 20 januari 2009 om [appellanten] de gelegenheid te geven een nieuwe advocaat te laten stellen. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
2. Bij arrest van 11 november 2008 zijn [appellanten] in de gelegenheid gesteld tegenbewijs te leveren tegen de inhoud van het proces-verbaal van descente en comparitie gehouden op 4 juni 2002, zoals nader in het dictum van genoemd arrest omschreven. Daarbij is voor het geval [appellanten] het tegenbewijs door middel van getuigen wensen te leveren, de zaak naar de rol verwezen voor opgave van verhinderdata van getuigen en partijen.
3. Vervolgens is namens [appellanten] geen opgave gedaan van getuigen en verhinderdata en is niet namens [appellanten] aangegeven dat en hoe zij het tegenbewijs wensen bij te brengen. De advocaat van [appellanten] heeft zich als gezegd onttrokken, zonder dat zich voor [appellanten] een nieuwe advocaat heeft gesteld.
4. Nu [appellanten] aldus geen tegenbewijs hebben bijgebracht, moet de inhoud van voormeld proces-verbaal thans voor juist worden gehouden.
5. In cassatie is, behoudens ten aanzien van de juistheid van het uitgangspunt van het hof dat de inhoud van het proces-verbaal juist is, niet geklaagd over de daarop voortbouwende beslissingen van het hof in het incidenteel appel. Nu de juistheid van het proces-verbaal na cassatie en verwijzing alsnog is komen vast te staan, herleven bedoelde voortbouwende beslissingen en zal dienovereenkomstig uitspraak worden gedaan.
6. Omtrent de kosten van het incidenteel appel is reeds beslist bij het in cassatie niet bestreden arrest van dit hof van 7 december 2005, aldus dat [appellanten] in de kosten daarvan zijn veroordeeld. Gelet op het vorenstaande, blijft deze beslissing in stand. Voor de duidelijkheid zal het hof die beslissingen in het dictum van dit arrest herhalen. De in het arrest van 7 december 2005 genomen beslissing in het principaal appel stond buiten de cassatie en is derhalve in stand gebleven.
7. Omtrent de door de Hoge Raad gereserveerde kosten van de cassatie overweegt het hof dat deze ten laste dienen te komen van [appellanten], nu zij uiteindelijk in het ongelijk zijn gesteld.
De beslissing
Het Gerechtshof:
In het incidenteel appel
gebiedt [appellanten] om in de rechterzijde van hun achtertuin binnen vier weken na het betekenen van dit arrest:
* de berk en de eik te verwijderen;
* de vijf coniferen terug te snoeien naar twee meter hoogte en deze op twee meter hoogte gesnoeid te houden;
* de bomen en de struiken aan de rechterzijde tot aan de fruitboom terug te snoeien naar twee meter hoogte en deze op twee meter hoogte gesnoeid te houden;
* de fruitboom in het midden aan de achterzijde van de tuin terug te snoeien naar twee meter hoogte en deze op twee metere hoogte gesnoeid te houden;
* de blauwspar te verplaatsen;
* wat betreft de hiervoor bedoelde struiken en bomen: zodra deze door uitgroei de twee metergrens te boven zijn gekomen, op eerste verzoek van [geïntimeerden] - bij aangetekend schrijven - tot snoeiing, die uitgroei ongedaan te maken binnen 14 dagen na verzending van dat schrijven;
zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag of gedeelte van een dag dat [appellanten] hieraan geen gevolg geven, met een maximum van € 3.000,00 aan te verbeuren dwangsommen;
verstaat dat bij arrest van 7 december 2005 het bestreden vonnis van 3 december 2003 is vernietigd in zoverre het bovenstaande niet is toegewezen en [appellanten] uitvoerbaar bij voorraad zijn veroordeeld in de kosten van het incidenteel appel ten bedrage van € 894,- aan geliquideerd salaris en dat deze beslissingen in stand zijn gebleven;
veroordeelt [appellanten] in de kosten van de cassatie, tot op de uitspraak in cassatie aan de zijde van [geïntimeerden] begroot op nihil;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mrs. Janse, voorzitter, Knijp en Zandbergen, raden, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 24 maart 2009 in bijzijn van de griffier.