ECLI:NL:GHLEE:2009:BI0909

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
24 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
107.002.110/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Kuiper
  • J. Breemhaar
  • M. de Hek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijsopdracht en niet-ontvankelijkheid in hoger beroep bij geschil over basisuurtarief en geleverde beveiligingsdiensten

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden, is op 24 maart 2009 een arrest gewezen in hoger beroep. De zaak betreft een geschil tussen twee appellanten en de geïntimeerde, die handelt onder de naam International Security Service Netherlands. In het tussenarrest van 9 december 2008 was de geïntimeerde opgedragen te bewijzen dat partijen een basisuurtarief van € 25,00 waren overeengekomen en dat de beveiligingsdiensten, zoals gefactureerd op 16 mei, 3 juni en 20 juli 2005, daadwerkelijk waren geleverd. De geïntimeerde heeft echter geen getuigen of schriftelijk bewijs kunnen overleggen ter ondersteuning van zijn stellingen.

Het hof oordeelt dat de geïntimeerde zijn bewijsopdracht niet heeft nagekomen. Hierdoor kan het hof niet aan de stellingen van de geïntimeerde voorbijgaan, wat leidt tot de conclusie dat de vorderingen van de geïntimeerde niet toewijsbaar zijn. Het hof vernietigt het vonnis van 28 maart 2007 en wijst de vorderingen van de geïntimeerde af. Tevens wordt de geïntimeerde veroordeeld in de proceskosten van het geding in eerste aanleg en in hoger beroep. De proceskosten worden vastgesteld op een totaalbedrag van € 635,-- aan verschotten en € 1.158,00 voor salaris procureur in eerste aanleg, en € 919,31 aan verschotten en € 1.158,00 voor salaris van de advocaat in hoger beroep. De proceskostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Arrest d.d. 24 maart 2009
Zaaknummer 107.002.110/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
1. [appellant 1],
wonende te [woonplaats en -gemeente appellant 1],
hierna te noemen: [appellant 1],
2. [appellante 2],
wonende te [woonplaats en -gemeente appellante 2],
appellanten,
in eerste aanleg: oorspronkelijk gedaagden/eisers in verzet,
hierna gezamenlijk te noemen: [appellanten],
advocaat: mr. S.L. Elzinga, kantoorhoudende te Heerenveen,
tegen
[geïntimeerde],
handelende onder de naam International Security Service Netherlands,
wonende te [woonplaats geïntimeerde],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiser,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: aanvankelijk mr. J.B. Dijkema, kantoorhoudende te Leeuwarden,
die zich heeft onttrokken.
De inhoud van het tussenarrest d.d. 9 december 2008 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
[geïntimeerde] is in staat van faillissement verklaard. De curator neemt het geding niet over. De procedure wordt thans (buiten bezwaar van de boedel) voortgezet tussen [appellanten] en [geïntimeerde].
In genoemd tussenarrest is aan [geïntimeerde] een bewijsopdracht verstrekt. Nadat het tussenarrest is gewezen, heeft de advocaat van [geïntimeerde] zich onttrokken. Er heeft zich geen andere advocaat gesteld. [geïntimeerde] heeft ook geen opgave gedaan van zijn verhinderdata en van die van de door hem voor te dragen getuigen.
[appellanten] hebben de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest.
De verdere beoordeling
1. In het tussenarrest is [geïntimeerde] opgedragen te bewijzen feiten en omstandigheden waaruit volgt dat:
a. partijen een basisuurtarief van € 25,00 zijn overeengekomen;
b. de bij de facturen van 16 mei, 3 juni en 20 juli 2005 in rekening gebrachte
beveiligingsdiensten daadwerkelijk zijn geleverd.
2. Door [geïntimeerde] zijn geen getuigen voorgebracht. [geïntimeerde] heeft ook geen schriftelijk bewijs bijgebracht. Hij heeft derhalve het door hem te leveren bewijs niet geleverd.
3. Nu [geïntimeerde] niet heeft bewezen zijn stellingen dat partijen een basisuurtarief van € 25,00 zijn overeengekomen en dat de in facturen van 16 mei, 3 juni en 20 juli 2005 in rekening gebrachte beveiligingsdiensten daadwerkelijk zijn geleverd, moet het hof aan deze stellingen voorbijgaan. De vorderingen zijn dan ook niet toewijsbaar.
4. Uit het voorgaande volgt dat de grieven 2 tot en met 4 slagen.
5. Het hof zal het vonnis van 28 maart 2007 vernietigen en opnieuw rechtdoende alsnog het (verstek)vonnis van 9 augustus 2006 vernietigen en de vorderingen van [geïntimeerde] afwijzen.
6. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [geïntimeerde] worden veroordeeld in de proceskosten van het geding in eerste aanleg (salaris procureur 2 punten, tarief III) en in appel (geliquideerd salaris van de advocaat 1 punt, tarief III). Nu gesteld noch gebleken is dat [appellanten] verschoonbaar niet zijn verschenen, waardoor tegen hen verstek is verleend, zal het hof [geïntimeerde] niet veroordelen in de kosten van het betekenen van de verzetdagvaarding in eerste aanleg.
De beslissing
Het gerechtshof:
verklaart [appellanten] niet-ontvankelijk in hun beroep tegen het verstekvonnis van 9 augustus 2006, tussen partijen gewezen;
vernietigt het vonnis van 28 maart 2007, tussen partijen in de verzetzaak gewezen,
en opnieuw rechtdoende:
vernietigt alsnog het verstekvonnis van 9 augustus 2006, tussen partijen gewezen, en wijst alsnog de vorderingen van [geïntimeerde] af;
veroordeelt [geïntimeerde] in de proceskosten van het geding in eerste aanleg en in hoger beroep en bepaalt deze kosten, voor zover tot op heden aan de zijde van [appellanten] gevallen, voor de procedure in eerste aanleg op € 635,-- aan verschotten en op € 1.158,00 voor salaris procureur en voor de procedure in hoger beroep op € 919,31 aan verschotten en op € 1.158,00 voor geliquideerd salaris van de advocaat;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen mrs. Kuiper, voorzitter, Breemhaar en De Hek, raden en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van
24 maart 2009 in bijzijn van de griffier.