ECLI:NL:GHLEE:2009:BI0913

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
24 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.016.587/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Mollema
  • A. Kuiper
  • J. Fikkers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake voeging in huurovereenkomst tussen bewindvoerders en Zusterhuis

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Leeuwarden diende, ging het om een hoger beroep dat door [appellant] was ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Assen, sector kanton, locatie Emmen, uitgesproken op 2 juli 2008. Het hoger beroep betrof een incident tot voeging, waarbij [appellant] zich wilde voegen in een procedure tussen het Zusterhuis en de bewindvoerders. De zaak had betrekking op een huurovereenkomst die op 10 november 2006 was gesloten tussen het Zusterhuis en [appellant]. De kantonrechter had in eerste aanleg de incidentele vordering tot voeging afgewezen, wat [appellant] in hoger beroep aanvecht.

Het Gerechtshof oordeelde dat [appellant] niet ontvankelijk kon worden verklaard in zijn hoger beroep. Dit was gebaseerd op het feit dat er bewind was ingesteld over de goederen van [appellant], waardoor hij handelsonbevoegd was en niet zelf in rechte kon optreden. De bewindvoerders waren bevoegd om [appellant] te vertegenwoordigen in deze procedure. Het hof bevestigde dat de beslissing van de kantonrechter in het incident definitief was en dat [appellant] niet in zijn appel kon worden ontvangen.

De uitspraak van het hof leidde tot de conclusie dat [appellant] niet ontvankelijk werd verklaard in zijn hoger beroep, en hij werd veroordeeld in de kosten van de procedure. De beslissing van het hof werd uitgesproken op 24 maart 2009, waarbij de rechters Mollema, Kuiper en Fikkers betrokken waren.

Uitspraak

Arrest d.d. 24 maart 2009
Zaaknummer 200.016.587/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats appellant],
appellant,
in eerste aanleg: eiser, in het incident tot voeging,
hierna te noemen: [appellant],
toevoeging aangevraagd,
advocaat: mr. P.R. van den Elst, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen
1. "Het Zusterhuis" Weiteveen B.V.,
gevestigd te Weiteveen, gemeente Emmen,
hierna te noemen: Het Zusterhuis,
advocaat: mr. C.H.J. van der Maas, kantoorhoudende te Arnhem,
2. [geïntimeerde 2],
wonende te [woonplaats geïntimeerde 2],
3. [geïntimeerde 3],
wonende te [woonplaats geïntimeerde 3],
advocaat: mr. J.A.M. Reuser, kantoorhoudende te Pijnacker,
geïntimeerden sub 2 en 3 hierna gezamenlijk te noemen:
de bewindvoerders
geïntimeerden,
in eerste aanleg: verweerders in het incident tot voeging.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis uitgesproken op 2 juli 2008 door de sector kanton, locatie Emmen van de rechtbank Assen, verder aan te duiden als de kantonrechter.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 24 september 2008 is door [appellant] hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis, voor zover in het incident tot voeging gewezen, met dagvaarding van het Zusterhuis en de bewindvoerders tegen de zitting van 28 oktober 2008.
Bij de memorie van grieven zijn producties overgelegd. De conclusie van deze memorie luidt:
"bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- te vernietigen het vonnis van de Rechtbank Assen, sector Kanton, locatie Emmen, van 2 juli 2008, gewezen onder zaak- en rolnummer 224216 / CV EXPL 08-1114, waarvan beroep;
- opnieuw rechtdoende te bepalen dat appellant zich mag voegen, althans tussen mag komen, in de procedure aanhangig tussen geïntimeerden;
- te bepalen dat de (interventie) procedure wordt voortgezet op een goede justitie te bepalen wijze door de Rechtbank Assen, sector Kanton, locatie Emmen,
met veroordeling van geïntimeerde sub 1, althans geïntimeerden, in de kosten van beide instanties, meer in het bijzonder de dagvaardingskosten, het vast recht en salaris voor de gemachtigde en procesadvocaat van appellant alsmede de kosten van geïntimeerden sub 2 en 3, standaard forfaitair bepaald."
Bij memorie van antwoord is door het Zusterhuis, onder overlegging van producties, verweer gevoerd met als conclusie:
"dat appellant niet ontvankelijk wordt verklaard in zijn hoger beroep dan wel dat het onder nummer 224216 / CV EXPL 08-1114 op 2 juli 2008 door de rechtbank Assen, sector kanton, locatie Emmen gewezen vonnis (desnoods met verbetering van gronden) wordt bekrachtigd, het een en ander met veroordeling van appellant in de kosten van dit hoger beroep."
Bij memorie van antwoord is door de bewindvoerders verweer gevoerd met als conclusie:
"[appellant] niet ontvankelijk te verklaren in zijn vordering tot voeging of tussenkomst, althans die af te wijzen, met bekrachtiging van het vonnis van de Kantonrechter te Emmen, en om hem te veroordelen in de kosten dezer appèlprocedure."
Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellant] heeft twee grieven opgeworpen.
De beoordeling
1. Het gaat in de onderhavige zaak, kort weergegeven, om het volgende.
Bij de kantonrechter is een zaak aanhangig geweest tussen het Zusterhuis (als eiseres in conventie/verweerster in reconventie) en de bewindvoerders, in hun hoedanigheid van bewindvoerder van [appellant] (als gedaagden in conventie/ eisers in reconventie). De zaak betrof een geschil met betrekking tot een op 10 november 2006 tussen het Zusterhuis en [appellant] gesloten huurovereenkomst.
[appellant] heeft - op de daartoe vereiste wijze - verzocht zich in de procedure te mogen voegen, dan wel in die procedure te mogen tussenkomen.
2. De kantonrechter heeft in het vonnis waarvan beroep de incidentele vordering afgewezen en de hoofdzaak voor verder procederen naar de rol verwezen.
3. Het onderhavige beroep is enkel gericht tegen de beslissing van de kantonrechter in het incident.
Met betrekking tot de ontvankelijkheid van het appel:
4. Anders dan door het Zusterhuis betoogd, staat in beginsel tegen het vonnis waarbij de incidentele vordering is afgewezen voor degene die het incident heeft opgeworpen aanstonds hoger beroep open. Het gaat immers om een door [appellant] ingestelde vordering waarover door de kantonrechter definitief is beslist in het dictum van haar vonnis, waarmee aan het incident een definitief einde is gemaakt (zie HR 19 september 2003, NJ 2005, 454).
5. [appellant] kan echter desondanks niet in zijn appel worden ontvangen. Bij beschikking d.d. 13 september 2006 heeft de rechtbank Assen immers bewind ingesteld over de goederen die aan [appellant] (zullen) toebehoren, met aanstelling van de bewindvoerders als bewindvoerders. Een huurrecht uit een huurovereenkomst is een goed als bedoeld in genoemde beschikking, zodat [appellant], krachtens het bepaalde in artikel 1: 441 lid 1 BW, ter zake dit huurrecht in en buiten rechte wordt vertegenwoordigd door de bewindvoerders.
[appellant] is handelsonbevoegd en kan zelf in deze zaak niet in rechte optreden.
Slotsom
6. [appellant] wordt niet ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep en zal worden veroordeeld in de kosten van deze procedure in hoger beroep (salaris 1 punt tarief II voor elk der geïntimeerden).
Beslissing
verklaart [appellant] niet ontvankelijk in het door hem ingestelde hoger beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van het Zusterhuis begroot op nihil aan verschotten en op € 894,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat en aan de zijde van de bewindvoerders begroot op € 254,-- aan verschotten en op € 894,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat.
Aldus gewezen door mr. Mollema, voorzitter en mrs. Kuiper en Fikkers, raden, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 24 maart 2009 in bijzijn van de griffier.