ECLI:NL:GHLEE:2009:BI1405

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
31 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.010.743/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Mollema
  • A. Kuiper
  • J. de Hek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering indeplaatsstelling bij huur bedrijfsruimte in verband met bedrijfsoverdracht

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Leeuwarden diende, hebben appellanten [appellant 1] en [appellant 2] hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank. De zaak betreft een vordering tot indeplaatsstelling bij huur van bedrijfsruimte, waarbij de belangen van de huidige huurder, DeeWee Fashion B.V., en de appellanten tegen elkaar zijn afgewogen. Het hof heeft op 31 maart 2009 arrest gewezen, waarbij het vonnis van de rechtbank werd bekrachtigd.

DeeWee had een franchiseovereenkomst met Cecil Modehandel B.V. en wilde deze overeenkomst overdragen aan de appellanten. Het hof constateerde dat de discussie over de franchiseovereenkomst en de mogelijke overname door de appellanten niet voldoende was afgerond. De franchiseovereenkomst stelde strenge eisen aan de nieuwe huurder, en het hof oordeelde dat de appellanten niet voldeden aan de criteria die door Cecil waren gesteld.

Het hof oordeelde dat de belangen van DeeWee bij de indeplaatsstelling zwaarder wogen dan het belang van de appellanten om zelf een nieuwe huurder te kiezen. De appellanten hadden niet aangetoond dat zij een geschikte opvolger konden vinden die aan de eisen van Cecil voldeed. Het hof concludeerde dat de vordering van DeeWee moest worden gehonoreerd, en dat de appellanten in de kosten van het geding in hoger beroep moesten worden veroordeeld.

De uitspraak benadrukt het belang van de belangenafweging in huurkwesties, vooral in het kader van franchiseovereenkomsten, en bevestigt dat een huurder niet zomaar kan overgaan tot overdracht van huurrechten zonder toestemming van de verhuurder.

Uitspraak

Arrest d.d. 31 maart 2009
Zaaknummer 200.010.743/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
1. [appellant 1],
wonende te [woonplaats appellant 1],
2. [appellant 2],
wonende te [woonplaats appellant 2],
appellanten,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna gezamenlijk te noemen: [appellanten],
advocaat: mr. R.C.M. Kamsma, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen
DeeWee Fashion B.V.,
gevestigd te Leeuwarden,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: DeeWee,
advocaat: mr. R. Glas, kantoorhoudende te Leeuwarden.
De inhoud van het tussenarrest d.d. 9 december 2008 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop in de hoofdzaak
DeeWee heeft een akte, houdende overlegging producties genomen, waarna [appellanten] een antwoordakte hebben genomen.
Vervolgens heeft DeeWee de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest.
De verdere beoordeling in de hoofdzaak
1. In bedoeld tussenarrest heeft het hof geconstateerd dat de discussie rond de franchiseovereenkomst en de mogelijke overname daarvan door [appellanten] dan wel door een door [appellanten] aan te zoeken nieuwe huurder niet voldoende was afgerond, zodat het hof de stukken in handen van partijen heeft gesteld, teneinde zich dienaangaande nader uit te laten.
2. DeeWee heeft bij akte een brief overgelegd van Kiveld advocaten, welke de belangen van Cecil Modehandel B.V. (verder: Cecil) zegt te behartigen. In de brief wordt aangegeven dat K.A.P.E.N. Mode B.V. (verder: Kapen Mode) reeds veertien andere Cecil winkels exploiteert en voor Cecil een vertrouwde relatie is met aantoonbare vakbekwaamheid en textielachtergrond, criteria welke relevant zijn voor een "store-partner-keuze". Uit de brief komt verder naar voren dat Cecil geen belangstelling zou hebben gehad enige relatie met [appellanten] aan te gaan en haar toestemming zou hebben onthouden aan een verzoek van DeeWee om de rechten en de plichten uit de franchiseovereenkomst aan [appellanten] over te dragen.
3. Alhoewel niet concreet wordt aangegeven waarom Cecil geen belangstelling zou hebben gehad enige relatie met [appellanten] aan te gaan, blijkt uit de brief duidelijk dat vakbekwaamheid en textielachtergrond voor Cecil relevante keuze- criteria zijn. Het hof stelt vast dat [appellanten] zelf niet aan die criteria voldoen, zodat enkel als mogelijkheid resteerde dat [appellanten] een opvolgend huurder zouden hebben gevonden die wel aan die criteria voldeed. Dat [appellanten] een zodanige huurder op korte termijn zouden kunnen vinden, is gesteld noch gebleken.
4. Uit de reeds eerder (bij akte d.d. 20 augustus 2008) door DeeWee overgelegde Cecil-Store-overeenkomst, zoals die tussen Cecil en DeeWee is gesloten, blijkt dat zeer stringente eisen worden gesteld aan de vormgeving en inrichting van de winkel en dat alleen bij Cecil in te kopen producten mogen worden verkocht door geschoold personeel (vakkundig en deskundig).
5. Voorts is in bedoelde overeenkomst uitdrukkelijk bepaald dat overdracht van de rechten door de franchisenemer niet anders mogelijk is dan met uitdrukkelijke toestemming van Cecil. De overeenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd (vijf jaren) telkens met de mogelijkheid van verlenging met vijf jaren. Ingeval van tussentijdse beëindiging zonder toestemming van Cecil, heeft de franchisenemer geen recht op vergoeding voor het interieur van de winkel. DeeWee wijst er terecht op dat eenzijdige tussentijdse beëindiging van een overeenkomst voor bepaalde tijd in beginsel toerekenbaar tekortschieten oplevert, zodat de wederpartij recht heeft op schadevergoeding.
6. Onder verwijzing naar hetgeen het hof in zijn tussenarrest onder 10 heeft overwogen, moet derhalve worden geconcludeerd dat niet valt in te zien dat tussentijdse opzegging door DeeWee naar verwachting wel zonder veplichting tot schadevergoeding (of ander financiëel nadeel) voor DeeWee door Cecil zou zijn geaccepteerd en al evenmin dat [appellanten], dan wel een door haar te zoeken nieuwe huurder, gemakkelijk toestemming van Cecil zou hebben gekregen de franchiseovereenkomst over te nemen. Het hof tekent daarbij nog aan dat de bereidheid van [appellanten] om te bewerkstelligen dat de franchiseovereenkomst wordt overgenomen weinig overtuigend klinkt in het licht van de bij herhaling door [appellanten] gemaakte opmerking dat een kledingzaak vanwege de locatie niet de beste bestemming voor het betreffende winkelpand is (zie laatstelijk in de akte van 17 februari 2009 onder 13).
7. Het hof stelt verder vast dat als gesteld en niet betwist vaststaat dat DeeWee niet alleen haar winkel in Leeuwarden, maar ook haar Cecil Store in Groningen aan Kapen Mode heeft verkocht. Wat daar verder ook van zij, het hof onderkent dat de belangen van DeeWee worden gediend door het doorgaan van deze dubbele transactie, nu dit - zoals zij heeft gesteld en niet door [appellanten] is betwist - voor haar en voor Kapen Mode een win-win situatie opleverde.
8. [appellanten] heeft in haar akte van 17 februari 2009 herhaald dat haar belang is gelegen in het feit dat zij haar eigen huurder wil kunnen uitkiezen. Hetgeen zij daaraan nog heeft toegevoegd omtrent het tijdig betalen van de huur door DeeWee, is - wat daar verder ook van zij - in het licht van hetgeen het hof in zijn tussenarrest onder 7 heeft overwogen, een gepasseerd station.
9. De wederzijdse belangen van partijen afwegend, is het hof in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, van oordeel dat het belang van DeeWee bij de in de plaatsstelling zwaarder weegt dan het belang van [appellanten] om in vrijheid een nieuwe huurder uit te kunnen kiezen.
10. De grief treft derhalve geen doel.
Slotsom
11. Het vonnis waarvan beroep dient te worden bekrachtigd met veroordeling van [appellanten] als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding in hoger beroep in de hoofdzaak (salaris advocaat: 1,5 punten tarief II).
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellanten] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die aan de zijde van DeeWee tot aan deze uitspraak op € 254,-- aan verschotten en € 1.341,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat.
verklaart dit arrest, voor wat de kostenveroordeling betreft, uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mrs. Mollema, voorzitter, Kuiper en De Hek, raden, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 31 maart 2009 in bijzijn van de griffier.