ECLI:NL:GHLEE:2009:BI1770
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg
- S.H. Wachter
- J.A. Wiarda
- Rechtspraak.nl
Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 21 april 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een verdachte die eerder was veroordeeld voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De politierechter had de vordering van de officier van justitie tot ontneming van het voordeel afgewezen, waarop de officier van justitie in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 7 april 2009 werd de vordering van de advocaat-generaal besproken, die het hof verzocht om het wederrechtelijk verkregen voordeel vast te stellen op € 51.009,-. Het hof heeft echter vastgesteld dat het voordeel, op basis van de beschikbare bewijsmiddelen, op € 46.009,- moet worden geschat. De verdediging had kosten van € 54.750,- opgevoerd ter vermindering van de opbrengsten, maar het hof oordeelde dat de overgelegde nota's onvoldoende onderbouwing boden voor deze kosten.
Het hof heeft de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op de opbrengsten van de hennepkwekerij, die op € 60.909,- werden geschat, minus de kosten die op € 14.900,- werden vastgesteld. De verdediging stelde dat de kosten integraal in mindering moesten worden gebracht, maar het hof volgde deze redenering niet. Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte verplicht om € 46.009,- aan de Staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.