ECLI:NL:GHLEE:2009:BI1778
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- S.H. Wachter
- H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg
- J.A. Wiarda
- Rechtspraak.nl
Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit heroïnehandel
In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 21 april 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Groningen. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel door een veroordeelde die betrokken was bij de handel in heroïne. De rechtbank had eerder vastgesteld dat de veroordeelde een bedrag van € 23.964,- aan de Staat moest betalen, ter ontneming van het voordeel dat hij had verkregen uit zijn strafbare activiteiten. De veroordeelde had hiertegen hoger beroep aangetekend.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 7 april 2009 heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het wederrechtelijk verkregen voordeel zou vaststellen op hetzelfde bedrag van € 23.964,-. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof heeft vastgesteld dat de veroordeelde voordeel had behaald uit de verkoop van heroïne, waarbij de opbrengsten en kosten zijn berekend. De opbrengsten werden geschat op € 54.000,-, terwijl de kosten € 27.672,- bedroegen, wat resulteerde in een netto opbrengst van € 26.328,-.
Het hof heeft ook rekening gehouden met de besparing van kosten door de veroordeelde, die dagelijks één gram heroïne gebruikte tegen een inkoopprijs van € 20,-. Dit resulteerde in een extra voordeel van € 10.800,-. Uiteindelijk heeft het hof de totale ontneming vastgesteld op € 23.964,-, waarbij het hof het verweer van de raadsvrouw heeft verworpen. Het hof heeft geoordeeld dat er geen reden was om aan de draagkracht van de veroordeelde te twijfelen, en heeft de verplichting tot betaling aan de Staat opgelegd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren, en de griffier heeft de zitting bijgewoond.