ECLI:NL:GHLEE:2009:BI2387

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
7 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
107.002.018/02
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • De Bock
  • Verschuur
  • Breemhaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen eerdere uitspraak over schadeplicht advocaat en gefinancierde rechtsbijstand

In deze zaak heeft [appellant] verzet aangetekend tegen een eerder arrest van het gerechtshof Leeuwarden, gedateerd 16 april 2008, waarin de vordering van VWL Advocaten tegen hem werd toegewezen. De zaak betreft de vraag of de advocaat van [appellant] hem had moeten wijzen op de mogelijkheid van gefinancierde rechtsbijstand. [appellant] had eerder een voorwaardelijke toevoeging aangevraagd, maar deze was niet toegekend. Het hof oordeelt dat, zelfs als de advocaat de gedragsregel had geschonden door niet na te gaan of [appellant] in aanmerking kwam voor gefinancierde rechtsbijstand, dit niet betekent dat [appellant] recht had op deze bijstand. Het hof concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat [appellant] schade heeft geleden door de veronderstelde schending van de gedragsregel. Bovendien heeft [appellant] geen tegenvordering ingesteld of andere juridische stappen ondernomen om zijn claims te onderbouwen. Het hof bekrachtigt het eerdere arrest en wijst het verzet van [appellant] af, waarbij hij wordt veroordeeld in de kosten van de verzetprocedure.

Uitspraak

Arrest d.d. 7 april 2009
Zaaknummer 107.002.018/02
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de derde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats appellant],
opposant,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [appellant],
toevoeging aangevraagd,
advocaat: mr. A. Speksnijder, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen
VWL Advocaten N.V.,
gevestigd te Drachten,
geopposeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: VWL,
advocaat: mr. H.P. de Lange, kantoorhoudende te Drachten.
Het procesverloop
Bij exploot van 14 mei 2008 is [appellant] in verzet gekomen van het arrest van het gerechtshof Leeuwarden d.d. 16 april 2008, gewezen tussen VWL als appellante en [appellant] als geïntimeerde, met dagvaarding van VWL tegen de zitting van 11 juni 2008.
Het petitum van de verzetdagvaarding luidt:
[appellant] vordert hem te ontheffen van de veroordeling, tegen hem uitgesproken bij voornoemd arrest en te bevestigen het vonnis van de rechtbank Leeuwarden, tussen partijen in eerste aanleg gewezen, één en ander met de veroordeling van VWL in de kosten van beide instanties.
VWL heeft bij akte verweer gevoerd en geconcludeerd tot:
In het licht van bovenstaande verzoekt VWL Advocaten uw Gerechtshof om de vordering van [appellant] af te wijzen, en aldus het arrest d.d. 16 april 2008 in stand te laten, met dien verstande dat [appellant] tevens in de kosten van deze verzetprocedure wordt veroordeeld.
Hierna heeft [appellant] nog een antwoord-akte genomen.
Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De beoordeling
1. Het gaat in deze zaak - kort samengevat - om het volgende.
1.1. [advocaat] is werkzaam als advocaat bij VWL, in welke hoedanigheid zij omstreeks maart 2005 werkzaamheden, bestaande uit het verstrekken van juridisch advies, heeft verricht voor [appellant].
1.2. Na een intakegesprek op 4 maart 2005 heeft [advocaat] bij brief van d.d. 17 maart 2005, aan [appellant] onder meer het volgende bericht:
"(...)
Inmiddels ben ik begonnen met het bestuderen van de door u meegebrachte stukken. (...)
Afgesproken is dat ik mijn uurtarief van € 185 exclusief 8% kantoorkosten en BTW, bij u in rekening zal brengen. Tijdens de bespreking hebt u mij laten weten dat u met deze prijsafspraak instemt.
U komt niet in aanmerking voor gefinancierde rechtshulp in verband met het feit dat de WOZ-waarde van uw huis ruim € 180.000 bedraagt terwijl uw hypotheek nog ongeveer € 80.000 bedraagt. De overwaarde in uw woning is, met andere woorden, te hoog om in aanmerking te kunnen komen voor gefinancierde rechtshulp. U zou nog ter verificatie contact met de Raad voor Rechtsbijstand opnemen. Ik ga er vanuit dat ik u hiermee voldoende heb geïnformeerd."
1.3. Voor de door [advocaat] verrichte werkzaamheden heeft VWL bij facturen van 8 april 2005 en 10 mei 2005 bedragen van respectievelijk € 1.379,02 en € 71,33 bij [appellant] in rekening gebracht, tezamen derhalve € 1.450,35.
1.4. [appellant] heeft deze declaraties onbetaald gelaten.
1.5. [appellant] heeft voor dezelfde vragen waarover hij het advies van [advocaat] heeft ingewonnen, al eerder bij andere advocaten advies ingewonnen. In verband daarmee is hem, na een aanvraag op 28 december 2004 en op 11 april 2005, een voorwaardelijke toevoeging verstrekt door de Raad voor Rechtsbijstand voor door mr. Visser te verlenen rechtsbijstand.
1.6. [appellant] heeft over de hoogte van de declaratie van VWL een klacht ingediend bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Leeuwarden.
1.7. De deken heeft bij brief van 13 juni 2005 de klacht ongegrond verklaard,
waarbij hij heeft overwogen "dat mr. [advocaat] heeft voldaan aan het vereiste, dat zij de cliënt heeft gewezen op de mogelijkheid van gefinancierde rechtsbijstand." Wel, zo vervolgt de deken, "wil ik mr. [advocaat] aanraden om in het vervolg, ter voorkoming van problemen, de beoordeling omtrent eventuele toevoeging van de Raad van Rechtsbijstand te laten."
2. VWL heeft een vordering ingesteld tegen [appellant] tot betaling van de openstaande facturen, vermeerderd met rente en kosten. Bij vonnis van 22 mei 2007 heeft de kantonrechter te Leeuwarden de vordering afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft VWL hoger beroep ingesteld. Het gerechtshof Leeuwarden heeft bij arrest van d.d. 16 april 2008 het vonnis van de kantonrechter vernietigd en de vordering van VWL toegewezen, in totaal tot een bedrag van € 1.838,92 te vermeerderen met de wettelijke rente over de hoofdsom van € 1.450,35, vanaf 15 november 2006.
De onderhavige procedure betreft het verzet dat [appellant] tegen het arrest van 16 april 2008 heeft ingesteld.
3. Het hof stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat [advocaat] de in r.o. 1.1 omschreven diensten heeft verricht voor [appellant].
Het verweer van [appellant], zoals het hof dat begrijpt, komt er in de kern op neer dat [advocaat] verzuimd zou hebben om op de voet van gedragsregel 24 van de Nederlandse Orde van Advocaten na te gaan of [appellant] in aanmerking kwam voor gefinancierde rechtshulp.
4. Het hof overweegt hierover dat zelfs al zou veronderstellenderwijs worden aangenomen dat gedragsregel 24 is geschonden door [advocaat],
daaruit nog niet volgt dat [appellant] recht op gefinancierde rechtsbijstand zou hebben gehad. Naar 's hofs oordeel zijn er volstrekt onvoldoende aanwijzingen dat zulks het geval zou zijn geweest. Het hof verwijst daarbij met name naar de gedetailleerde weergave van de gang van zaken met betrekking tot de achteraf alsnog door [appellant] aangevraagde (maar niet toegekende) toevoeging, door VWL in haar akte van 17 april 2007 (dat er meerdere malen contact door de Raad voor Rechtsbijstand met [advocaat] is opgenomen; dat de voorwaardelijk toevoeging op naam van mr. Visser niet kon worden gemuteerd; dat [appellant] niet in aanmerking kwam voor een toevoeging, met name omdat voor dezelfde zaal al eerder een toevoeging was verstrekt). [appellant] heeft het daar vermelde niet gemotiveerd weersproken. Weliswaar stelt [appellant] thans in zijn verzetdagvaarding dat de voorlopige toevoeging die was verstrekt ten behoeve van door mr. Visser te verlenen rechtsbijstand, kon worden gemuteerd op naam van [advocaat], maar deze stelling is niet verder onderbouwd met enig bewijsstuk of anderszins aannemelijk gemaakt. Ook de brief van de deken van 13 juni 2005 wijst er niet op dat [appellant] in aanmerking kwam voor gefinancierde rechtshulp.
Al met al is er geen enkele aanwijzing dat [appellant] schade heeft geleden door de veronderstelde schending van gedragsregel 24, nog daargelaten dat [appellant] in het geheel geen tegenvordering heeft ingesteld, noch zich heeft beroepen op verrekening, noch de ontbinding van de overeenkomst heeft gevorderd.
5. In het licht van het voorgaande kan verder in het midden blijven wat precies wel of niet besproken is tijdens het intakegesprek van 4 maart 2005 over de mogelijkheid voor [appellant] om gefinancierde rechtsbijstand te verkrijgen.
6. Evenmin is verder doorslaggevend of [appellant] de brief van 17 maart 2005 heeft gekregen, noch of de daarin opgenomen weergave van de gemaakte prijsafspraak wel of niet juist was.
[appellant] zal immers hoe dan ook moeten betalen voor de hem geleverde adviesdiensten, nu niet gesteld of gebleken is dat die diensten ondeugdelijk waren en/of dat het door VWL gedeclareerde bedrag onredelijk hoog is.
7. Op het voorgaande stuit af al hetgeen door [appellant] in zijn verzetdagvaarding heeft aangevoerd.
Het hof komt niet toe aan enige bewijsopdracht.
Slotsom
8. Het verzet is ongegrond. Het geopposeerde arrest zal worden bekrachtigd met veroordeling van [appellant] als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van de verzetprocedure (tarief I, 1 punt).
De beslissing
Het gerechtshof:
verklaart het verzet ongegrond;
bekrachtigt het arrest van dit hof van 16 april 2008;
veroordeelt [appellant] in de kosten van de verzetprocedure en begroot die aan de zijde van VWL tot aan deze uitspraak op nihil aan verschotten en € 632,00 aan geliquideerd salaris voor de advocaat.
Aldus gewezen De Bock, Verschuur en Breemhaar, raden, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 7 april 2009 in het bijzijn van de griffier.