ECLI:NL:GHLEE:2009:BI2418

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
14 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.006.433/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Kuiper
  • A. Zuidema
  • J. Fikkers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vraag of bijdrage voor opbouw in Vakantiefonds in mindering strekt op vergoeding voor niet-genoten vakantiedagen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Leeuwarden werd behandeld, ging het om een hoger beroep van werknemers tegen Leijdsman Elektro BV. De werknemers, die in dienst waren bij Leijdsman BV, stelden dat de werkgever een onjuiste berekening had gemaakt van hun vakantiedagen en de bijbehorende vergoedingen. De werknemers hadden in eerste aanleg bij de rechtbank Groningen, sector kanton, een vordering ingesteld, die op 3 januari 2008 werd afgewezen. De werknemers stelden dat de bijdrage voor het Vakantiefonds, die door de werkgever was gedaan, niet in mindering mocht worden gebracht op de vergoeding voor niet-genoten vakantiedagen. De kantonrechter had geoordeeld dat de werknemers niet konden claimen dat zij de vakantiefondsuren tweemaal uitbetaald zouden krijgen, omdat deze al door het Vakantiefonds waren uitgekeerd.

In hoger beroep, ingesteld op 1 april 2008, hebben de werknemers hun eis gewijzigd en de omvang van hun vordering aangepast. Het hof oordeelde dat de werknemers terecht de vakantiefondsuren buiten beschouwing hadden gelaten bij hun berekeningen. Het hof volgde de berekeningswijze van de werknemers, die uitging van een opbouw per maand, in plaats van per gewerkte week, zoals Leijdsman BV had betoogd. Het hof oordeelde dat de werknemers recht hadden op de gevorderde bedragen, verminderd met de vakantietoeslag en met wettelijke rente over de toegewezen bedragen vanaf het moment waarop Leijdsman BV in verzuim raakte.

Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter en wees de vorderingen van de werknemers alsnog toe, met inachtneming van de wettelijke verhoging en de proceskosten. Leijdsman BV werd veroordeeld tot betaling van de bedragen aan de werknemers, alsook tot terugbetaling van de proceskosten die de werknemers in eerste aanleg hadden betaald. Dit arrest werd uitgesproken op 14 april 2009.

Uitspraak

Arrest d.d. 14 april 2009
Zaaknummer 200.006.433/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
1. [appellant 1],
wonende te [woonplaats appellant 1],
2. [appellant 2],
wonende te [woonplaats appellant 2],
3. [appellant 3],
wonende te [woonplaats appellant 3],
4. [appellant 4],
wonende te [woonplaats appellant 4],
5. [appellant 5] ,
wonende te [woonplaats appellant 5],
6. [appellant 6],
wonende te [woonplaats appellant 6],
7. [appellant 7],
wonende te [woonplaats appellant 7],
8. [appellant 8],
wonende te [woonplaats appellant 8],
appellanten,
in eerste aanleg: eisers in conventie en verweerders in reconventie,
hierna gezamenlijk te noemen: de werknemers,
advocaat: mr. P Stehouwer, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen
Leijdsman Elektro BV,
gevestigd te Groningen,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiser in reconventie,
hierna te noemen: Leijdsman BV,
advocaat: mr. P.R. van den Elst, kantoorhoudende te Leeuwarden.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis uitgesproken op 3 januari 2008 door de rechtbank Groningen, sector kanton, locatie Groningen, hierna: de kantonrechter.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 1 april 2008 is door de werknemers hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van Leijdsman BV tegen de zitting van 11 juni 2008.
Het petitum van de appeldagvaarding luidt:
"bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis van de rechtbank Groningen, sector kanton, locatie Groningen, gewezen op 3 januari 2008 onder zaak/rolnummer 318983 CV EXPL 07-2445 te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het in eerste instantie gevorderde toe te wijzen en geïntimeerde te veroordelen tot betaling van de kosten van dit geding in beide instanties."
De conclusie van de memorie van grieven (met producties) luidt:
"het vonnis van de kantonrechter te Groningen, gewezen op 3 januari 2008, tussen appellanten als eisers in conventie, gedaagden in reconventie, en geïntimideerde als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, te vernietigen voor wat betreft de vordering in conventie en opnieuw rechtdoende, bij arrest. Leijdsman voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te veroordelen:
A. tot betaling van [appellant 1] een bedrag van bruto € 376,38 ter zake het tegoed van niet-genoten vakantiedagen;
tot betaling van [appellant 2] een bedrag van bruto € 1.863,20 ter zake het tegoed van niet-genoten vakantiedagen;
tot betaling van [appellant 3] een bedrag van bruto € 766,35 ter zake het tegoed van niet-genoten vakantiedagen;
tot betaling van [appellant 4] en bedrag van bruto € 1.025,92 ter zake het tegoed van niet-genoten vakantiedagen;
tot betaling van [appellant 5] een bedrag van bruto € 1.002,79 ter zake het tegoed van niet-genoten vakantiedagen;
tot betaling van [appellant 6] een bedrag van bruto € 500,90 ter zake het tegoed van niet-genoten vakantiedagen;
tot betaling van [appellant 7] een bedrag van bruto € 640,28 ter zake het tegoed van niet-genoten vakantiedagen;
tot betaling van [appellant 8] een bedrag van bruto € 916,21 ter zake het tegoed van niet-genoten vakantiedagen
B. tot betaling aan appellanten van de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW ad 50% over de onder A. gevorderde bedragen;
C. tot betaling aan appellanten van de wettelijke rente over de onder A en B gevorderde bedragen, vanaf de dag dat die bedragen verschuldigd zijn, tot de dag der algehele voldoening;
D. tot betaling aan appellanten van de kosten van het geding in eerste aanleg en de kosten van het geding in hoger beroep, alsmede tot terugbetaling aan appellanten van de aan geïntimeerde betaalde proceskosten in eerste aanleg ter hoogte van € 500,--."
Bij memorie van antwoord is door Leijdsman BV verweer gevoerd met als conclusie:
"het vonnis van de rechtbank Groningen, sector kanton, locatie Groningen d.d. 3 januari 2008, zo nodig onder verbetering en aanvulling van de gronden, te bekrachtigen, met veroordeling van appellanten in de kosten van hoger beroep, een en ander in aanvulling op de proceskostenveroordeling zoals deze reeds in prima is uitgesproken."
Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
Werknemers hebben 2 grieven opgeworpen.
De beoordeling
De feiten
1. In hoger beroep kan worden uitgegaan van de door de kantonrechter in het vonnis van 3 januari 2008 onder 1 vastgestelde feiten, waartegen geen grieven zijn gericht. Deze feiten komen, tezamen met wat partijen overigens omtrent de feiten hebben gesteld en niet of niet voldoende hebben weersproken, zakelijk weergegeven op het volgende neer.
1.1 De werknemers zijn allen in dienst geweest bij Leijdsman BV en op verschillende tijdstippen in de periode tussen 1 november 2005 en 1 april 2006 uit dienst getreden. Op hun arbeidovereenkomsten was de CAO voor het Metaalbewerkingsbedrijf van toepassing (verder: de CAO).
1.2 Er is gebruik gemaakt van de destijds in de CAO geboden mogelijkheid om via het Vakantiefonds het salaris te reserveren voor drie weken bedrijfssluiting in de zomervakantie, over welke periode de werkgever dan geen salaris betaalde maar het Vakantiefonds tot uitkering overging. Die reservering vond plaats door maandelijkse afdracht door Leijdsman BV van de loonwaarde voor 1,25 dag. Daarnaast werd de 8% vakantietoeslag afgedragen aan en uitgekeerd door het Vakantiefonds. De opbouw in het fonds liep van 1 juli in enig jaar tot eind juni van het jaar daaropvolgend.
1.3 Naast deze 15 dagen zomervakantie waarvoor het loon op de onder 1.2 bedoelde wijze werd gereserveerd, hadden de werknemers recht op 10 snipperdagen en 13 ADV-dagen per jaar. Hiervoor werd niet gespaard.
1.4 Bij Leijdsman BV kregen de werknemers, uitgaande van een volledig dienstverband, per 1 januari van elk jaar de 15 zomervakantiedagen, 10 snipperdagen en 13 ADV-dagen in de vorm van respectievelijk 120 (vakantiefonds-), 80 (snipper-) en 104 (ADV-)uren (dus samen 304 uren) bijgeschreven op hun verlofkaart. Bij het uit dienst treden heeft Leijdsman BV de na 1 juli 2005 opgebouwde vakantiefondsuren en de in het jaar van uitdiensttreding opgenomen snipper- en ADV-uren in mindering gebracht op de uren op de verlofkaart en het saldo is opgenomen in de eindafrekening met de werknemers.
Geding in eerste aanleg
2. De werknemers hebben zich in conventie op het standpunt gesteld dat Leijdsman BV een onjuiste berekening heeft gemaakt en zij hebben hun berekening daar tegenover gesteld. In hun berekening lieten zij de vakantiefondsuren zowel bij het tegoed als bij de afrekening buiten beschouwing en zij kwamen daarmee op een, per werknemer verschillend, aantal door Leijdsman BV nog te betalen uren, vermeerderd met vakantietoeslag en nog te vermeerderen met wettelijke rente, wettelijke verhoging en incassokosten.
3. Leijdsman BV heeft in conventie gepersisteerd bij de juistheid van haar berekeningsmethode en daarvoor ook gewezen op een brief van de Stichting Vakantiefonds voor de Metaalnijverheid d.d. 18 mei 2007, waarin wordt opgemerkt:
"In de maand juni keert het Vakantiefonds het vakantiegeld uit en in die maand houdt de werkgever 15 dagen loon in. Indien de werkgever zelf zijn dagen per kalenderjaar heeft lopen, d.w.z. hij geeft iedere werknemer in de maand januari 24 dagen op de verlofkaart, dan gaat de werkgever ook 15 dagen van de verlofkaart inhouden. Bij het uit dienst treden van de werknemer gebeurt dit naar rato. Bijvoorbeeld een werknemer gaat per 1 februari uit dienst, hij heeft dan gespaard (7*1,25 dag) is 8,75 dag. Dit betaalt het Vakantiefonds in de maand juni uit en de werkgever haalt 8,75 dag van de verlofkaart af."
4. De kantonrechter heeft in conventie de vordering van werknemers afgewezen. Daartoe heeft zij overwogen dat door de werknemers niet is betwist dat de opgebouwde vakantiefondsuren na uitdiensttreding in de maand juni door het Vakantiefonds zijn uitbetaald en dat toewijzing van de vordering van de werknemers er dus op zou neerkomen dat zij de uren tweemaal kregen uitbetaald.
De vordering van Leijdsman BV in reconventie is afgewezen. Werknemers zijn in de kosten van de procedure veroordeeld.
Wijziging van eis in hoger beroep
5. De werknemers hebben bij memorie van grieven, tevens akte wijziging eis, hun eis in die zin gewijzigd dat zij de omvang van de vordering van zeven van de acht werknemers hebben gewijzigd: in drie gevallen heeft dit geleid tot een vermeerdering en in vier gevallen tot een vermindering van eis. Daarnaast vorderen werknemers terugbetaling van de proceskosten die zij op basis van het vonnis in eerste aanleg aan Leijdsman BV hebben betaald. De werknemers hebben niet herhaald dat zij ook in hoger beroep aanspraak maken op incassokosten. In zoverre is sprake van een vermindering van eis.
6. Het hof verwerpt het verweer van Leijdsman BV dat niet duidelijk is wat er, na eiswijziging, wordt gevorderd. Het gaat om een geldvordering in verband met verrekening van vrije dagen, welke vordering wordt onderbouwd met een berekening. Onenigheid tussen partijen over de uitgangspunten voor die berekening brengt niet mee dat het voor Leijdsman BV niet kenbaar is waartegen zij zich moet verweren.
De beoordeling van de grieven
7. Met hun eerste grief richten de werknemers zich tegen de motivering waarmee de kantonrechter hun vorderingen heeft afgewezen. Ter toelichting voeren zij aan dat onjuist is dat zij bij toewijzing tweemaal de vakantiefondsuren krijgen uitbetaald. Bij de berekening van hun vorderingen hebben zij juist géén rekening gehouden met de vakantiefondsuren. De gevorderde uren hebben slechts betrekking op de snipper- en ADV-uren. Leijdsman BV trekt volgens werknemers een verkeerde conclusie uit de laatste zin van de onder 2.2 geciteerde brief. Hiermee wordt niet bedoeld dat de werkgever na einde dienstverband mag overgaan tot verrekening. Dat heeft Leijdsman BV al gedaan door in het saldo over 2005 vakantiefondsuren af te schrijven over de periode dat de werknemers door het Vakantiefonds uitbetaald krijgen. Leijdsman BV heeft de uren tweemaal afgeboekt.
8. Leijdsman BV acht het vanzelfsprekend dat de opgebouwde maar nog niet uitgekeerde vakantiefondsuren worden verrekend zoals zij heeft gedaan. Wanneer dat niet zou gebeuren, zou een werknemer die uren dubbel krijgen uitbetaald: via het Vakantiefonds en via Leijdsman BV.
9 De eerste grief van werknemers treft doel. In de berekening, die de werknemers aan hun vordering in eerste aanleg ten grondslag hebben gelegd, hebben zij terecht de vakantiefondsuren geheel buiten beschouwing gelaten, zodat reeds daarom van een dubbele betaling geen sprake is. Dàt zij bij de berekening van niet genoten verlofuren die (pro rato-aanspraak op) 120 vakantiefondsuren buiten beschouwing lieten, is ook geheel in lijn met de regeling omtrent te weinig genoten vakantiedagen in de destijds geldende CAO. Dit brengt mee dat in de eindafrekening deze 15 dagen (ofwel 120 uur) over het kalenderjaar waarin de arbeidsovereenkomst eindigt, geheel buiten de berekening van openstaande uren moeten blijven.
10. Deze wijze van berekening is niet in tegenspraak met de onder overweging 3 gegeven uitleg in de brief van de Stichting Vakantiefonds voor de Metaalnijverheid, waarnaar Leijdsman BV verwijst. Indien het verbroken dienstverband aansluitend wordt voortgezet bij een nieuwe werkgever die ook gebruik maakt van het Vakantiefonds, zal de verdere opbouw van de reserveringen door de nieuwe werkgever geschieden, die zijn pro rato-aandeel in de opbouw voor deze 15 vakantiedagen en de reserveringen voor de volgende 15 dagen vanaf 1 juli weer kan afboeken van de vakantiekaart.
11. Omdat de grief gegrond is, moet het hof onderzoeken of de gewijzigde vordering toewijsbaar is. Het hof begrijpt dat Leijdsman BV haar bij conclusie van antwoord onder punt 16 gevoerde verweer op het punt van de ontvankelijkheid niet heeft gehandhaafd, nu zij bij conclusie van dupliek niet meer heeft gereageerd op hetgeen de werknemers ter zake hebben aangevoerd onder 13 van hun repliek.
Met betrekking tot de berekening van de opgebouwde aanspraken op snipper- en ADV-uren in het jaar van uitdiensttreding hanteren partijen een verschillende methodiek. Werknemers gaan uit van een opbouw per maand terwijl Leijdsman BV uitgaat van een opbouw per gewerkte week. Daarna past Leijdsman BV een afronding toe. Het hof is van oordeel dat, nu het salaris per maand wordt betaald, ook de opbouw van verlofaanspraken per maand moet worden berekend, zoals de werknemers doen. Bij het aldus berekende aantal uren dient te worden opgeteld het tegoed aan niet-genoten snipper- en ADV-uren uit voorafgaande kalenderjaren (hierna: de bijtelling) en hiervan dient te worden afgetrokken het in het lopende kalenderjaar opgenomen aantal snipper- en ADV-uren, inclusief eventuele wachtdagen (hierna: de aftrek).Werknemers hebben dat in eerste aanleg en in hoger beroep op deze wijze gedaan en het hof volgt deze berekeningswijze. Leijdsman BV is noch in eerste aanleg, noch in hoger beroep ingegaan op de concrete bijtelling en aftrek per werknemer, zodat het hof van de juistheid van de (in hoger beroep gewijzigde) uitkomsten per werknemer uitgaat. De werknemers hebben op basis van deze, tot op twee decimalen achter de komma berekende, uitkomst hun aanspraak gebaseerd. Alleen bij [appellant 1] hebben de werknemers een afronding toegepast. Het hof ziet daarvoor geen reden en gaat van de nauwkeurige uitkomst uit. Anders dan werknemers aannemen is over die aanspraak geen vakantiegeld verschuldigd. Het hof zal met inachtneming hiervan de gevorderde bedragen per werknemer bijstellen zoals nader in het dictum bepaald.
12. Werknemers maken daarnaast aanspraak op 50% wettelijke verhoging en op wettelijke rente over de aan hen toekomende bedragen. Leijdsman BV heeft in eerste aanleg afwijzing hiervan bepleit omdat zij, met verwijzing naar de brief onder overweging 3, meent naar eer en geweten te hebben gehandeld.Het hof vindt matiging van de wettelijke verhoging tot 10% in dit geval billijk. Voor een matiging tot nihil is geen reden: Leijdsman BV had zich niet alleen moeten laten informeren over vakantiekaarten maar ook over haar loonverplichtingen bij de eindafrekening, gelet op haar deelname aan het Vakantiefonds. Op de gevorderde wettelijke rente hebben de werknemers onverkort recht vanaf de datum waarop Leijdsman BV met betaling in verzuim is.
13. De tweede grief van werknemers richt zich tegen de door de kantonrechter uitgesproken proceskostenveroordeling in conventie en reconventie. In conventie zijn zij ten onrechte in het ongelijk gesteld, aldus werknemers in hun toelichting. Voorts is in reconventie de vordering van Leijdsman BV weliswaar afgewezen, maar Leijdsman BV is niet in de kosten van reconventie veroordeeld en evenmin zijn de proceskosten in conventie en reconventie gecompenseerd.
14. De gegrondheid van deze grief vloeit, voor wat de oorspronkelijke vordering in conventie betreft, uit de gegrondheid van de eerste grief voort. De proceskosten in reconventie in eerste aanleg dienden voor rekening van Leijdsman BV te komen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij. Het hof zal daartoe alsnog beslissen.
De slotsom
15.1 Het vonnis van de kantonrechter wordt vernietigd en het hof zal de, in hoger beroep gewijzigde, vorderingen van werknemers alsnog toewijzen, verminderd met de vakantietoeslag en onder matiging van de wettelijke verhoging tot 10%, met wettelijke rente over de toegewezen bedragen vanaf het moment waarop Leijdsman BV met betaling in verzuim raakte.
15.2 Leijdsman BV zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in beide instanties, in eerste aanleg te bepalen op € 283,31 voor verschotten en € 500,- salaris gemachtigde in conventie, en € 200,- salaris gemachtigde in reconventie. In appel bedragen de geliquideerde proceskosten aan de zijde van werknemers € 339,44 voor verschotten en € 632,- salaris advocaat
(1 punt, tarief I).
De beslissing
Het gerechtshof:
- vernietigt het vonnis waarvan beroep
en opnieuw rechtdoende:
- veroordeelt Leijdsman BV om wegens tegoed aan niet-genoten vakantiedagen te betalen aan
1. [appellant 1]: € 348,29 bruto
2. [appellant 2]: € 1.725,18 bruto
3. [appellant 3]: € 709,59 bruto
4. [appellant 4]: € 934,18 bruto
5. [appellant 5]: € 928,51 bruto
6. [appellant 6]: € 463,38 bruto
7. [appellant 7]: € 463,38 bruto
8. [appellant 8]: € 592,85 bruto;
steeds te vermeerderen met wettelijke verhoging ex art. 7:625 BW ad 10 % en te vermeerderen met wettelijke rente over genoemde bedragen en de wettelijke verhoging vanaf de datum waarop Leijdsman BV met betaling in verzuim raakte;
- veroordeelt Leijdsman BV tot terugbetaling aan de werknemers van de aan haar betaalde proceskosten in eerste aanleg van € 500,-;
- veroordeelt Leijdsman BV in de kosten van het geding in beide instanties en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van werknemers:
in eerste aanleg op € 283,31 aan verschotten en € 700,- aan geliquideerd salaris voor de gemachtigde,
in hoger beroep op € 339,44 aan verschotten en € 632,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
- verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mrs. Kuiper, voorzitter, Zuidema en Fikkers, raden, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 14 april 2009 in bijzijn van de griffier.