ECLI:NL:GHLEE:2009:BI2866

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
21 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.010.915/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
  • M. de Bock
  • A. Keur
  • H. Kuiper
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veenhoopfestival en de rechtsgeldigheid van vergunningen voor evenementen in de nabijheid van een jachthaven

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 21 april 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep over het Veenhoopfestival, dat jaarlijks plaatsvindt in het dorp De Veenhoop, gemeente Smallingerland. De appellant, eigenaar van een jachthaven en camping, heeft bezwaar gemaakt tegen de organisatie van het festival op een terrein dat naast zijn eigendom ligt. Hij stelt dat hij en zijn gasten hinder ondervinden van het festival en heeft in eerste aanleg vorderingen ingesteld tegen de gemeente Smallingerland en de Stichting Dorpsfeesten De Veenhoop. In eerste instantie heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden op 1 juli 2008 de vorderingen van de appellant afgewezen, waarna hij hoger beroep heeft ingesteld.

Het hof heeft vastgesteld dat de gemeente niet gebonden is aan een vaststellingsovereenkomst die de appellant in 2006 met de Stichting heeft gesloten, waarin werd afgesproken dat het festival niet meer op de huidige locatie zou plaatsvinden na 2006. Het hof oordeelt dat de gemeente, hoewel zij rekening moet houden met de belangen van de appellant, niet kan worden verboden om het festival op de bestaande locatie toe te staan. De appellant heeft geen gronden aangevoerd die de vorderingen tegen de gemeente en de Stichting kunnen onderbouwen. Het hof concludeert dat er geen toereikende grondslag is voor de vorderingen van de appellant en bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de gemeente om bij vergunningverlening rekening te houden met de belangen van omwonenden, maar bevestigt ook dat de gemeente niet verplicht is om eerdere afspraken tussen de appellant en de Stichting na te leven. De kosten van het geding in hoger beroep worden voor rekening van de appellant gesteld, aangezien hij grotendeels in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

Arrest d.d. 21 april 2009
Zaaknummer 200.010.915/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats en -gemeente appellant]
appellant,
in eerste aanleg: eiser,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. R.C.M. Kamsma, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen
1. Stichting Dorpsfeesten De Veenhoop,
gevestigd te Drachten,
hierna te noemen: de Stichting,
advocaat: mr. M.A. Jansen, kantoorhoudende te Leeuwarden,
2. de gemeente Smallingerland,
zetelende te Drachten,
hierna te noemen: de gemeente,
advocaat: mr. J.B. Dijkema, kantoorhoudende te Leeuwarden,
geïntimeerden,
in eerste aanleg: gedaagden.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het kortgedingvonnis uitgesproken op 1 juli 2008 door de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden, hierna te noemen: de voorzieningenrechter.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 28 juli 2008 is door [appellant] hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van de Stichting en de gemeente tegen de zitting van 6 augustus 2008. In het exploot is ook melding gemaakt van de in diezelfde vonnis besliste procedure tegen [betrokkene] (met rolnummer 89939/KG ZA 08-203), doch het hof gaat er vanuit dat dit op een vergissing berust, nu [appellant] niet als procespartij in hoger beroep is betrokken.
De conclusie van de dagvaarding in hoger beroep luidt:
"het vonnis van de Voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden d.d. 1 juli 2008 te vernietigen en opnieuw rechtdoende de vorderingen van [appellant] ingesteld tegen de gemeente Smallingerland en de Stichting Dorpsfeesten De Veenhoop alsnog toe te wijzen en met betrekking tot laatstgenoemde deze tevens overeenkomstig punt 2.18 van deze dagvaarding te gebieden, op straffe van een dwangsom van € 100.000,--, het Veenhoopfestival duurzaam te organiseren met inachtneming van het bepaalde bij de vaststellingsovereenkomst van 18 juli 2006, althans te gebieden niet toe te staan, dat een andere natuurlijke of rechtspersoon dat of een daarop gelijkend festival organiseert en te gebieden op te treden tegen een ieder die inbreuk maakt op haar auteursrecht alles op straffe van een dwangsom van € 100.000,-- voor ieder jaar, dat zij één van deze geboden overtreedt."
[appellant] heeft een memorie van grieven genomen. Voorts heeft [appellant] ter griffie van het hof een dvd gedeponeerd.
[appellant] heeft een akte houdende overlegging producties genomen.
De Stichting heeft een memorie van antwoord genomen met als conclusie:
"bij arrest, voorzoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, appellant niet-ontvankelijk te verklaren, althans het hoger beroep ongegrond, en het vonnis van de Rechtbank Leeuwarden d.d. 1 juli 2008 te bekrachtigen, zonodig met verbetering van de gronden, en met veroordeling van appellant in de kosten van deze procedure."
De gemeente heeft een memorie van antwoord genomen met als conclusie:
"De vorderingen van [appellant] behoren afgewezen te worden, met, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest, veroordeling van [appellant] in de kosten van deze procedure."
Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellant] heeft twee grieven opgeworpen.
De beoordeling
1. [appellant] heeft geen grieven aangevoerd tegen de door de voorzieningenrechter onder r.o. 2.1 tot en met 2.19 van het bestreden vonnis als vaststaand aangemerkte feiten. Ook het hof zal derhalve van die feiten uitgaan.
2. Het gaat in deze zaak - kort samengevat en voor zover in hoger beroep nog van belang - om het volgende.
2.1. Sinds tientallen jaren vindt in het dorp De Veenhoop (gemeente Smallingerland) het zogeheten Veenhoopfestival plaats. Dit is een vier dagen durend muziekfestival, dat georganiseerd wordt voorafgaand aan en tijdens het SKS-skûtsjesilen.
2.2. Het festival wordt altijd gehouden op een terrein nabij het Grietmansrak. Dit terrein is grotendeels eigendom van de gemeente.
2.3. Direct naast het festivalterrein exploiteert [appellant] een jachthaven en een camping. [appellant] c.q. zijn gasten ondervinden (geluids)overlast van het Veenhoopfestival.
2.4. De organisatie van het festival was tot 2008 in handen van de Stichting.
2.5. Bij besluit van 23 juni 2006 heeft het college van B&W van de gemeente vrijstelling verleend van de op het terrein krachtens het vigerende bestemmingsplan rustende bestemming 'laagveenontginning', voor het jaarlijks organiseren van het Veenhoopfestival voor twee weken per jaar in de periode vanaf 11 juli tot en met 1 augustus, waarvan vier dagen voor het festival en de overige dagen voor het inrichten van het terrein en het op- en afbouwen van voorzieningen voor het festival.
2.6. Ten behoeve van de organisatie van het Veenhoopfestival 2006 heeft de gemeente aan de Stichting verschillende vergunningen verleend (een evenementenvergunning, een standplaatsvergunning, een ontheffing ter zake van geluidsnormen en een brandveiligheidvergunning). [appellant] heeft bij de bestuursrechter verzocht om schorsing van een of meerdere van deze vergunningen en vrijstellingen.
2.7. In het kader van deze schorsingsprocedure hebben [appellant] en de Stichting op 18 juli 2006 een vaststellingsovereenkomst gesloten met de volgende inhoud:
"In aanmerking genomen dat
a) Bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden is een drietal verzoeken om een voorlopige voorziening van de heer [appellant] aanhangig, waaromtrent op donderdag 20 juli a.s. om 11.00 uur een zitting zal plaatsvinden.
b) Partijen zijn in overleg getreden om tot een vergelijk te komen, waarvan het resultaat zou moeten zijn, dat de hierboven onder a) genoemde procedures door de heer [appellant] worden ingetrokken en het Veenhoopfestival, dat de stichting van 29 t/m 31 juli 2006 op de huidige locatie nabij het Grietmansrak bij De Veenhoop doorgang kan vinden, in ruil waarvoor de Stichting garandeert, dat het Veenhoopfestival na het festival van 2006 niet weer op deze locatie zal plaatsvinden, maar op een plek, die veel verder is afgelegen van het bedrijf en de woning van de heer [appellant].
c) Partijen tot een vergelijk zijn gekomen.
Komen overeen als volgt:
1. De Stichting garandeert, dat het Veenhoopfestival niet meer op de huidige locatie naast het preceel van de heer [appellant] zal worden georganiseerd na het Veenhoopfestival van 2006.
2. De nieuwe locatie zal niet dichter dan 500 meter vanaf het perceel van de heer [appellant] zijn.
(...)
5. De Stichting past haar aanvraag met betrekking tot de door het College van Burgemeester en Wethouders van Smallingerland op 23 juni 2006 verstrekte vrijstelling ex artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening aan, in die zin, dat nog slechts een vrijstelling voor het festival van 2006 wordt aangevraagd en eerdergenoemd College aldus de vrijstelling aanpast. Dit doet niet af aan de garantie van de Stichting, zoals die hierboven omschreven onder 1, inhoudende dat het Veenhoopfestival na 2006 niet meer op de huidige locatie zal worden georganiseerd.
(...)
7. Na ondertekening van deze overeenkomst door alle partijen trekt de heer [appellant] de hierboven onder a) genoemde drie procedures tot het treffen van een voorlopige voorziening in.
(...)
2.8. Ingevolge punt 5 van de vaststellingsovereenkomst heeft de Stichting bij brief van 19 juli 2006 het College van B&W verzocht de aanvraag voor de vrijstelling aan te passen, in die zin dat slechts een vrijstelling ten behoeve van het festival 2006 wordt aangevraagd.
2.9. Het College heeft het verzoek van de Stichting niet in behandeling genomen en heeft de vrijstelling niet aangepast. Het vrijstellingsbesluit van 23 juni 2006 is onherroepelijk geworden.
2.10. In 2007 heeft [appellant] de Stichting toestemming gegeven om nog eenmaal, in 2007, het Veenhoopfestival te organiseren op het naast zijn woning en bedrijf gelegen terrein.
2.11. De Stichting heeft bij de gemeente een aantal alternatieve locaties aangedragen voor het Veenhoopfestival, maar de gemeente achtte deze locaties niet geschikt en zij zag ook overigens geen mogelijkheden voor een alternatieve locatie.
2.12. De gemeente heeft de Stichting na een daartoe strekkende aanvraag op 11 april 2008 vergunning verleend voor het organiseren van het Veenhoopfestival in juli 2008 op de oude locatie naast het bedrijf van [appellant].
2.13. In april 2008 heeft [betrokkene] de organisatie van het Veenhoopfestival overgenomen van de Stichting. [betrokkene] verzorgde de afgelopen jaren steeds de horeca en de catering van het festival.
2.14. De burgemeester van de gemeente Smallingerland heeft zich in mei - juni 2008 verschillende malen publiekelijk over het al of niet doorgaan van het Veenhoopfestival 2008 uitgelaten, waarbij hij heeft aangegeven dat de gemeente zich niet gebonden acht aan de overeenkomst tussen [appellant] en de Stichting, en dat hij garandeert dat het festival gewoon op de bestaande locatie, naast [appellant], zal plaatsvinden.
2.15. Bij brief van 7 juni 2008 heeft de Stichting de gemeente verzocht om de vergunningen voor het Veenhoopfestival 2008 in te trekken. Bij besluit van 17 juni 2008 heeft het college van B&W de aan de Stichting verleende evenementenvergunning ingetrokken.
2.16. Vervolgens heeft het college van B&W aan [betrokkene] bij besluit van 19 juni 2008 aan [betrokkene] een evenementenvergunning voor het Veenhoopfestival 2008 op de oude locatie naast [appellant] verleend.
3. In eerste aanleg heeft [appellant] zowel vorderingen ingesteld tegen de gemeente, als tegen de Stichting en tegen [betrokkene]. Jegens [betrokkene] heeft [appellant] gevorderd, kort samengevat, dat hem op straffe van een dwangsom verboden wordt het Veenhoopfestival te organiseren op het naast hem gelegen terrein c.q. daaraan medewerking te verlenen. De voorzieningenrechter heeft deze vorderingen afgewezen, waartegen [appellant] geen hoger beroep heeft ingesteld. Deze vorderingen zijn derhalve thans niet meer aan de orde.
4. Jegens de gemeente en de Stichting heeft [appellant] gevorderd, samengevat, (1) dat de gemeente op straffe van een dwangsom verboden wordt nu en in de toekomst, het naast [appellant] gelegen terrein ter beschikking te stellen of zelf te gebruiken voor het Veenhoopfestival op een vergelijkbaar festival; (2) dat de Stichting en de gemeente op straffe van een dwangsom wordt verboden nu en in de toekomst op het terrein het Veenhoopfestival of een vergelijkbaar festival te organiseren, en (3) dat de Stichting wordt verboden op straffe van een dwangsom eraan mee te werken dat het Veenhoopfestival of een vergelijkbaar festival of bedoeld terrein plaatsvindt. Ook deze vorderingen zijn door de voorzieningenrechter afgewezen. Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen richten zich de grieven van [appellant].
5. Aan zijn vorderingen in eerste aanleg heeft [appellant] in hoger beroep toegevoegd (4) dat de Stichting tevens zal worden geboden, op straffe van een dwangsom, het Veenhoopfestival duurzaam te organiseren met inachtneming van het bepaalde bij de vaststellingsovereenkomst van 18 juli 2006, althans niet toe te staan dat een andere natuurlijke of rechtspersoon een daarop gelijkend festival organiseert, en (5) de Stichting zal worden geboden, op straffe van een dwangsom, dat de Stichting zal optreden tegen een ieder die inbreuk maakt op haar auteursrecht.
6. In hoger beroep heeft de gemeente betwist dat [appellant] een spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen, nu het Veenhoopfestival 2008 inmiddels achter de rug zijn. Het hof kan dit standpunt niet onderschrijven. De strekking van de vorderingen van [appellant] is immers te voorkomen dat het Veenhoopfestival, dat elk jaar plaatsvindt en dus ook in 2009, wordt gehouden op het naast hem gelegen terrein. Bij deze vorderingen heeft [appellant] ook thans nog een spoedeisend belang, zeker nu aannemelijk is dat de voorbereidingen voor het festival in 2009 al in volle gang zijn.
7. Het hof overweegt het volgende.
Naar het voorlopig oordeel van het hof ontbreekt in deze zaak een toereikende grondslag tot toewijzing van één van de door [appellant] ingestelde vorderingen jegens de gemeente, die erop neerkomen dat de gemeente het naast [appellant] gelegen terrein niet ter beschikking mag stellen voor het Veenhoopfestival en/of dat de gemeente niet meer mag toestaan dat dit festival op die locatie plaatsvindt.
Het hof overweegt daartoe dat de gemeente geen partij was bij de vaststellingsovereenkomst die [appellant] met de Stichting heeft gesloten op 18 juli 2006 en op zich zelf dan ook niet gebonden is aan de afspraken die in die overeenkomst zijn neergelegd. Hoewel dit niet betekent dat de gemeente ook geen plicht zou hebben om rekening te houden met de gerechtvaardigde belangen van [appellant] - waaronder zijn belang dat de Stichting zich houdt aan de met hem gesloten overeenkomst -, kan in die plicht naar 's hofs oordeel geen grondslag worden gevonden om de gemeente te verbieden, nu en in de toekomst, toe te staan dat op het betreffende terrein het Veenhoopfestival plaatsvindt en/of toe te staan dat op die locatie het festival plaatsvindt.
Het hof merkt hierbij op dat in de toekomst te verlenen publiekrechtelijke vergunningen door de bestuursrechter zullen moeten worden beoordeeld op hun rechtmatigheid, en dat mogelijk onrechtmatig handelen bij vergunningverleningen - zo daarvan sprake zou zijn - in het verleden zich oplost in een schadevergoedingsplicht van de gemeente jegens [appellant].
8. Voor zover [appellant] in hoger beroep aan zijn vorderingen ook ten grondslag heeft gelegd dat sprake is van onrechtmatige hinder, overweegt het hof dat een kort geding procedure als de onderhavige zich niet leent voor de beoordeling van de vraag of overlast als gevolg van het Veenhoopfestival onrechtmatige hinder oplevert. Deze vraag kan ook niet worden beantwoord aan de hand van de in het geding gebrachte dvd, waarvan het hof kennis heeft genomen. Het hof tekent hierbij aan dat nu het gaat om een festival dat eens per jaar plaats vindt, en dan vier dagen dagen duurt, niet snel kan worden aangenomen dat de overlast die daardoor veroorzaakt wordt zodanige hinder oplevert dat dit uitmondt in een algeheel verbod voor het plaatsvinden van het festival op de bewuste locatie. Dit laat onverlet dat de gemeente gehouden kan zijn maatregelen te nemen ter beperking van overlast en/of schade van [appellant] c.q. zijn gasten, en/of hem zonodig schadeloos te stellen.
9. Voor wat betreft de vorderingen van [appellant] jegens de Stichting, die erop neerkomen dat de Stichting op het naast [appellant] gelegen terrein geen Veenhoopfestival mag organiseren en niet haar medewerking mag verlenen aan de organisatie van het festival op die locatie, is het hof voorshands van oordeel dat ook daarvoor een toereikende grondslag ontbreekt. Inderdaad is het de Stichting niet toegestaan deze handelingen te verrichten, uit hoofde van de door haar met [appellant] in 2006 gesloten overeenkomst. Er zijn echter geen aanwijzingen dat de Stichting voornemens is de bepalingen uit die overeenkomst te overtreden, noch dat zij doende is een festival te organiseren, te meer nu blijkens de in dit geding naar voren gekomen feiten, [betrokkene] inmiddels de organisatie van het festival ter hand heeft genomen. Daarmee ontbreekt een basis voor toewijzing van het gevorderde verbod.
10. Voor zover het handelen van de Stichting in de eerste maanden van 2008 (zie hierover de overwegingen van de voorzieningenrechter in r.o. 4.7 van het bestreden vonnis) als een schending van de overeenkomst zou zijn aan te merken, overweegt het hof dat dit mogelijk leidt tot een schadevergoedingsplicht van de Stichting jegens [appellant], maar niet een toereikende grondslag is om de gevorderde verboden toe te wijzen.
11. Ook toewijzing van een gebod aan de Stichting om het Veenhoopfestival te organiseren met inachtneming van hetgeen in de overeenkomst is opgenomen - dus op een andere locatie -, acht het hof niet mogelijk. Ook daarvoor ontbreekt een rechtsgrond; noch op de overeenkomst noch op ander gronden kan een rechtsplicht van de Stichting om het festival te organiseren worden gegrond. Dit zelfde geldt, mutatis mutandis, ook voor de vordering van een gebod tot handhaving van het auteursrecht op het Veenhoopfestival; zelfs al zou de Stichting dat hebben, dan is daarmee niet gegeven dat zij verplicht is dit recht te handhaven. Het hof tekent hierbij nog aan dat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat de Stichting bewust de overeenkomst die zij met [appellant] heeft gesloten heeft gefrusteerd of wil frustreren. Uit de feiten zoals die thans voorshands naar voren gekomen zijn uit het dossier, volgt veeleer dat de Stichting geen medewerking heeft verkregen van de gemeente om het Veenhoopfestival op een andere locatie te organiseren, zodat het voor haar de facto onmogelijk was het festival elders te organiseren, zoals dit partijen voor ogen stond.
12. Op het voorgaande strandt het hoger beroep van [appellant]; de grieven behoeven geen verdere bespreking meer.
Slotsom
13. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. Als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij zal [appellant] worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep, zowel aan de zijde van de gemeente (tarief II, 1 punt) als aan de zijde van de Stichting (tarief II, 1 punt).
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden van 1 juli 2008;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot deze tot aan deze uitspraak:
- aan de zijde van de gemeente op € 303,- aan verschotten en € 894,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
- aan de zijde van de Stichting op € 303,- aan verschotten en € 894,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
verklaart dit arrest voor wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen mrs. De Bock, voorzitter, Keur en Kuiper, raden, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare zitting van dit hof van dinsdag 21 april 2009 in bijzijn van de griffier.