Parketnummer: 24-000597-08
Parketnummer eerste aanleg: 18-654229-07
Arrest van 6 mei 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 20 februari 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1962] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. W.Chr. de Roos, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot straffen, heeft een maatregel opgelegd en heeft een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ten aanzien van het primair ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf van 180 uren subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid van drie maanden. Voorts heeft zij gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen tot een bedrag van € 815,-- met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 juli 2007, in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een door verdachte bestuurde auto tegen een door die [benadeelde] bestuurde fiets is aangereden, althans met een door verdachte bestuurde auto een door die [benadeelde] bestuurde fiets heeft geraakt (ten gevolge waarvan die [benadeelde] ten val is gekomen) terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 19 juli 2007, in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde]), met een door verdachte bestuurde auto tegen een door die [benadeelde] bestuurde fiets is aangereden, althans met een door verdachte bestuurde auto een door die [benadeelde] bestuurde fiets heeft geraakt (ten gevolge waarvan die [benadeelde] ten val is gekomen), waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 19 juli 2007, in de gemeente [gemeente], als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval of door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op of nabij de [gemeentestraat], de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander (te weten [benadeelde]) letsel en/of schade was toegebracht.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 19 juli 2007, in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een door verdachte bestuurde auto tegen een door die [benadeelde] bestuurde fiets is aangereden, (ten gevolge waarvan die [benadeelde] ten val is gekomen) terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
(primair):
poging tot zware mishandeling.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straffen gelet op de aard en de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte. Het hof heeft in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 19 juli 2007 schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van [benadeelde]. Kort daarvoor hadden verdachte en [benadeelde] elkaar getroffen in een verkeerssituatie, waarbij zij zich over en weer aan elkaar hadden geërgerd. Toen[benadeelde] naar verdachte toereed om verdachte - naar eigen zeggen - op zijn gedrag aan te spreken, is verdachte opzettelijk met zijn auto tegen de door [benadeelde] bestuurde fiets aangereden. Het slachtoffer - een toentertijd 68-jarige man - werd hierbij van zijn fiets geslingerd en is op het wegdek terechtgekomen.
Verdachte heeft door zich zo te gedragen een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Door met zijn auto op een fietser - een veel kwetsbaarder verkeersdeelnemer - in te rijden, was de kans dat het letsel bij het slachtoffer aanzienlijk zwaarder zou zijn uitgevallen bovendien aanmerkelijk.
Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte - blijkens een hem betreffend Uittreksel uit het Justitiële Documentatieregister d.d. 14 januari 2009 - niet eerder is veroordeeld.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat aan verdachte een werkstraf - zoals opgelegd door de politierechter en door de advocaat-generaal gevorderd - van na te melden duur dient te worden opgelegd. Daarnaast legt het hof in verband met de bijzondere ernst van het bewezenverklaarde
- net als de politierechter - een voorwaardelijke gevangenisstraf op. Deze straf is mede bedoeld om verdachte ervan te weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan (soortgelijke) strafbare feiten. De door en namens verdachte aangevoerde persoonlijke belangen om een andere strafmodaliteit op te leggen, wegen niet op tegen de ernst van het feit en het algemeen belang dat dat feit op een adequate wijze worden bestraft.
Benadeelde partij [benadeelde]
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat zijn vordering in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
De vordering is van de zijde van verdachte niet weersproken. Derhalve kan deze worden toegewezen in voege als na te melden.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Aan verdachte zal daarnaast de verplichting worden opgelegd tot betaling aan de Staat van het toegewezen bedrag ten behoeve van voornoemd slachtoffer.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c (oud), 22d, 36f (oud), 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van drie maanden;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt verdachte tevens tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van honderdtachtig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van negentig dagen zal worden toegepast;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van achthonderdvijftien euro;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt
- tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van achthonderdvijftien euro ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van zestien dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P. Koolschijn, voorzitter, mr. G. Dam en mr. J. Hielkema, in tegenwoordigheid van mr. M. Zevenhuizen als griffier, zijnde mr. Dam voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.