ECLI:NL:GHLEE:2009:BI6032

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
19 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
107.000.103/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Knijp
  • M. de Bock
  • J. Tjallema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conformiteit bij koop en levering van aandelen in scheepswerf

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Leeuwarden diende, ging het om een hoger beroep van Helmers Accommodatie Interieur B.V. tegen Kranendonk Holding B.V. De kern van het geschil betrof de vraag of Helmers B.V. op de hoogte was van de verliesgevendheid van bepaalde werken (Tille en Barkmeijer) vóór de aandelenoverdracht op 11 september 2000. Het hof had eerder in een tussenarrest van 6 februari 2008 deskundigen ingeschakeld om deze kwestie te onderzoeken. De deskundigen concludeerden dat Helmers B.V. inderdaad op de hoogte was van de verliesgevendheid, wat in strijd was met eerdere oordelen van het hof.

Het hof oordeelde dat de eerdere beslissing, die stelde dat Kranendonk B.V. schadeplichtig was jegens Helmers B.V., berustte op een onjuiste feitelijke grondslag. De deskundigen hadden nieuwe informatie gepresenteerd die aantoonden dat Helmers B.V. vóór de aandelenoverdracht op de hoogte was van de verliesgevendheid van de werken. Dit leidde ertoe dat het hof terugkwam op zijn eerdere oordeel en de vordering van Helmers B.V. tot schadevergoeding afwees.

Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank Leeuwarden, met uitzondering van enkele punten die vernietigd werden. Helmers B.V. werd veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep, die aan de zijde van Kranendonk B.V. werden begroot op € 4.824,-- aan verschotten en € 16.315,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat. Het arrest werd uitgesproken op 19 mei 2009.

Uitspraak

Arrest d.d. 19 mei 2009
Zaaknummer 107.000.103/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de vierde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
Helmers Accommodatie Interieur B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante,
in eerste aanleg: eiseres in conventie en verweerster in reconventie,
hierna te noemen: Helmers B.V.,
advocaat: mr. R.S. van der Spek,
tegen
C. Kranendonk Holding B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiseres in reconventie,
hierna te noemen: Kranendonk B.V.,
advocaat: mr. W.H.C. Bulthuis
De inhoud van het tussenarrest d.d. 6 februari 2008 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
Ingevolge het tussenarrest van 6 februari 2008 hebben de deskundigen [deskundige 1], [deskundige 2] en [deskundige 3] een op 29 augustus 2008 gedateerd deskundigenbericht uitgebracht.
Hierna heeft Helmers B.V. een memorie na deskundigenbericht genomen.
Vervolgens heeft Kranendonk B.V. een antwoord-memorie na deskundigenbericht genomen.
Tenslotte hebben partijen de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest.
De verdere beoordeling
1. In het tussenarrest van 6 februari 2008 heeft het hof de deskundigen de volgende vragen voorgelegd:
a. Indien Helmers B.V. vóór de definitieve aankoop van Fritimco op
11 september 2000 op de hoogte was geweest van de verliesgevendheid van de werken Tille en Barkmeijer ten belope van respectievelijk
f 95.370,-- en f 114.106,--, zou zulks dan grond hebben opgeleverd om te komen tot een lagere koopsom dan het bedrag van f 1.200.000,--, mede gelet op de inhoud van de voorovereenkomst en de daarbij behorende bijlagen?
b. Zo ja, wat zou een redelijke koopsom zijn geweest?
c. Heeft u voor het overige nog opmerkingen die voor deze zaak van belang zijn?
2. Aan deze vragen lag ten grondslag, zoals blijkt uit het eerdere tussenarrest van
9 mei 2007, dat Kranendonk voor wat betreft de verliesgevendheid van de werken Tille en Barkmeijer haar mededelingsplicht jegens Helmers B.V. heeft geschonden, en om die reden schadeplichtig is jegens Helmers B.V.
Dragend voor deze beslissing was, zoals eveneens in het tussenarrest van 9 mei 2007 is neergelegd, dat - kort samengevat - er onvoldoende aanwijzingen waren dat Helmers B.V. vóór de aandelenoverdracht op 11 september 2000 wist dat de werken Tille en Barkmeijer verliesgevend zouden worden afgesloten.
3. In het deskundigenbericht van 29 augustus 2008 hebben de deskundigen onder punt 3, sub e melding van gemaakt van een brief van [betrokkene 1] van Kranendonk B.V. d.d. 11 augustus 2000, gericht aan PricewaterhouseCoopers. Uit bijlage III, p. 5, die bij deze brief behoort, blijkt dat de werken Tille en Barkmeijer verliesgevend zouden worden afgesloten. Na ontvangst van deze brief, zo melden de deskundigen, heeft PricewaterhouseCoopers haar bevindingen uit het due-diligenceonderzoek gefinaliseerd bij brief van 18 augustus 2000. In deze brief, die gericht was aan [betrokkene 2] van Helmers B.V., is onder meer het volgende te lezen:
"Ten aanzien van de bijdrage hebben wij vastgesteld dat tot en met week 32 een bijdrage is gerealiseerd van NLG 741.000 als gevolg van opgeleverde werken. Van deze werken is een tweetal werken verliesgevend geweest, zijnde bouwnummer 1910 (Tille) met een negatieve bijdrage van bijna NLG 25.000 en bouwnummer 1898 (Barkmeijer) met een negatieve bijdrage van ruim NLG 56.000,--. (...)"
Voorts, zo stellen de deskundigen, blijkt uit de brief van Helmers B.V. van
23 augustus 2000, dat zij op de hoogte is van de brief van 11 augustus 2000, omdat zij daarin aansluit op de berekeningswijze van [betrokkene 1] in zijn brief d.d. 11 augustus 2000. Helmers B.V. maakt daarbij namelijk geen melding van de werken Tille en Barkmeijer.
De deskundigen komen dan ook tot de conclusie dat Helmers B.V. "in ieder geval uit deze werken geen resultaat meer verwachtte om reden dat hij op de hoogte was van het feit dat deze werken al waren opgeleverd".
Voorts stellen de deskundigen vast dat op 23 augustus 2000 het verlies op de werken Tille en Barkmeijer in de financiële administratie was verwerkt.
4. Het hof overweegt het volgende.
Hoewel het hof reeds bindend had beslist over de vraag of Helmers B.V. al dan niet op de hoogte was van de verliesgevendheid van de werken Tille en Barkmeijer - in die zin dat dat niet het geval was -, blijkt op grond van de thans aan het deskundigenadvies gehechte brief van PricewaterhouseCoopers d.d.
18 augustus 2000, dat Helmers B.V. wél op de hoogte was van de verliesgevendheid van de werken Tille en Barkmeijer. Deze brief was niet eerder in het geding gebracht en bevat essentiële nieuwe feitelijke informatie.
Deze brief - in samenhang met de daaraan voorafgaande brief van [betrokkene 2] van 11 augustus 2000 en het latere schrijven van Helmers B.V. van 23 augustus 2000 - laat geen andere conclusie toe dan dat hetgeen het hof hierover in het tussenarrest van d.d. 9 mei 2007 heeft geoordeeld, onjuist is en dat de betreffende kennis wel aanwezig was bij Helmers B.V. Wat hierover thans nog wordt opgemerkt door Helmers B.V. in haar memorie na deskundigenbericht onder punt 14, kan daaraan niet afdoen.
Het hof merkt hierbij nog op dat door Helmers B.V. niet bestreden is dat zij de betreffende brief heeft ontvangen.
5. Het hof ziet dan ook aanleiding terug te komen op hetgeen zij eerder heeft beslist in het tussenarrest van 9 mei 2007, nu op grond van de bij het deskundigenbericht aan het licht gekomen informatie moet worden aangenomen dat die beslissing berust op een onjuiste feitelijke grondslag. Het hof gaat er thans vanuit dat Helmers B.V. vóór de aandelenoverdracht bekend was met de verliesgevendheid van de werken Tille en Barkmeijer.
Daarmee is de grondslag ontvallen aan 's hofs oordeel dat Kranendonk B.V. schadeplichtig is jegens Helmers B.V.
Een verdere behandeling van de vraag hoe groot de schade van Helmers B.V. is
- mede op basis van hetgeen de deskundigen daarover nader voren hebben gebracht - is dan ook niet meer aan de orde.
6. Volledigheidshalve overweegt het hof nog dat er geen aanleiding is om partijen nog in de gelegenheid te stellen te reageren op het voornemen van het hof terug te komen op zijn eerdere beslissing omtrent de bekendheid van Helmers B.V. met de verliesgevendheid van de werken Tille en Barkmeijer, nu de deskundigen in hun rapportage al expliciet en onder vermelding van al hetgeen daaraan ten grondslag lag, hebben vermeld dat het aan de vraagstelling van het hof ten grondslag liggende uitgangspunt niet juist is, omdat Helmers B.V. wél bekend was met de verliesgevendheid van de werken Tille en Barkmeijer, en beide partijen zich daarover vervolgens hebben kunnen uitlaten - en ook feitelijk hebben uitgelaten - in de nadien door hen genomen aktes. Een nadere aktewisseling zou derhalve neerkomen op een herhaling van zetten.
7. Het voorgaande leidt ertoe dat de vordering van Helmers B.V. tot schadevergoeding zal worden afgewezen.
8. De grieven van Helmers B.V. falen grotendeels; voor zover zij slagen kunnen zij niet leiden tot vernietiging van het bestreden vonnis in de door Helmers B.V. gewenste zin.
9. Uit hetgeen hiervoor is overwogen, volgt dat de zaak materieel geheel is beslist. Helmers B.V. heeft derhalve geen belang meer bij een terugverwijzing naar de rechtbank. Voor zover in het bestreden vonnis de zaak op het punt van de 'garantie 2000' is aangehouden en is verwezen naar de parkeerrol, zal het hof het vonnis op die punten vernietigen.
De slotsom
10. Het bestreden vonnis zal met inachtneming van hetgeen is overwogen in r.o. 9, worden bekrachtigd met veroordeling van Helmers B.V. als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding in hoger beroep (tarief VI; 5 punten). Ook de kosten van het deskundigenbericht zullen voor rekening van Helmers B.V. worden gebracht.
Anders dan door Kranendonk B.V. is gevorderd, zal geen kostenveroordeling worden uitgesproken ter hoogte van twee maal het liquidatietarief, nu het liquidatietarief leidend is.
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 6 augustus 2003, met uitzondering van de daarin onder punt 3 en 4 van het dictum vermelde aanhouding en rolverwijzing;
vernietigt het genoemde vonnis voor zover daarin onder punt 3 van het dictum in conventie de beslissing terzake van de 'garantie 2000' is aangehouden en onder punt 4 de zaak naar de parkeerrol is verwezen;
veroordeelt Helmers in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die aan de zijde van Kranendonk B.V. tot aan deze uitspraak op € 4.824,-- aan verschotten en € 16.315,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat.
verklaart dit arrest voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen mrs. Knijp, voorzitter, De Bock en Tjallema, raden, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 19 mei 2009 in bijzijn van de griffier.