ECLI:NL:GHLEE:2009:BI7067

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
9 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002853-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens de verkoop van cocaïne met voorwaardelijke gevangenisstraf en werkstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 9 juni 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1981, was eerder veroordeeld tot een langdurige gevangenisstraf, maar had geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke delicten. De zaak betreft de verkoop van 0,2 gram cocaïne op 26 juni 2008. De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de verdachte zou veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week en een werkstraf van dertig uren, subsidiair vijftien dagen hechtenis.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof achtte het ten laste gelegde bewezen, namelijk dat de verdachte opzettelijk 0,2 gram cocaïne heeft verkocht. Het hof heeft de verdachte strafbaar geacht en geen strafuitsluitingsgronden aanwezig geacht. Bij de strafmotivering heeft het hof rekening gehouden met de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte door het dealen van harddrugs het gebruik van cocaïne heeft bevorderd, wat schadelijk is voor de volksgezondheid.

De uitspraak van het hof houdt in dat de verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week, met een proeftijd van twee jaren, en tot een werkstraf van dertig uren. De tijd die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht, wordt in mindering gebracht op de werkstraf. Het hof heeft ook verklaard dat niet bewezen is wat aan de verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd, en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002853-08
Parketnummer eerste aanleg: 17-755227-08
Arrest van 9 juni 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 24 november 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1981] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. G.A. Pots, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot straffen, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een week, met een proeftijd van twee jaren en tot een werkstraf voor de duur van dertig uren, subsidiair 15 dagen hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd, dat:
hij op of omstreeks 26 juni 2008 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, (ongeveer) 0,2 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 0,2 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of (ongeveer) 0,2 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Bewezenverklaring
Het hof acht het ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 26 juni 2008 te [plaats], tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft verkocht 0,2 gram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan - kort gezegd - het dealen van harddrugs. Uit de stukken blijkt dat verdachte samen met zijn mededader aan een persoon een gebruikershoeveelheid cocaïne heeft verkocht.
Door het plegen van dit feit heeft verdachte het gebruik van cocaïne, een stof die schadelijk is voor de volksgezondheid, bevorderd en de gezondheid van de gebruiker in gevaar gebracht.
Het hof houdt rekening met een verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 24 februari 2009, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten, maar dat aan hem wel eerder een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur is opgelegd. Laatstgenoemde straf heeft verdachte er niet van weerhouden om, kort nadat hij weer op vrije voeten was gesteld, het onderhavige delict te plegen.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat, naast een voorwaardelijke gevangenisstraf, oplegging van een taakstraf van na te melden duur passend en noodzakelijk is.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10a van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 47 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van één week;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt verdachte tevens tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van dertig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van vijftien dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de voormelde werkstraf geheel in mindering wordt gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. A.J. Rietveld, voorzitter, mr. H.J. Deuring en mr. S.H. Wachter, in tegenwoordigheid van mr. A. Meester als griffier.