ECLI:NL:GHLEE:2009:BI9809

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
23 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
107.001.923/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Mollema
  • A. Kuiper
  • J. de Hek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en bewijsvoering in een geschil over de verkoop van schapen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Leeuwarden werd behandeld, stond de vraag centraal of [geïntimeerde] op of omstreeks 2 mei 2006 schapen die toebehoorden aan Stichting Schaap & Co heeft weggevoerd en verkocht. Het hof oordeelde dat uit de beschikbare bewijsmiddelen niet kon worden afgeleid dat [geïntimeerde] onrechtmatig heeft gehandeld. De verklaring van getuige [getuige] werd niet als voldoende bewijs beschouwd, omdat deze niet onder ede was afgelegd en de betrouwbaarheid ervan door [geïntimeerde] was betwist. Het hof benadrukte dat de bewijslast bij Schaap & Co lag en dat er geen aanvullende bewijzen waren die de verklaring van de partijgetuige konden ondersteunen.

Het hof behandelde ook de bewijsopdracht die aan Schaap & Co was gegeven en de getuigen die waren opgeroepen. Uiteindelijk werd slechts één getuige gehoord, wat de bewijsvoering van Schaap & Co verder verzwakte. De rechtbank had eerder de vordering van Schaap & Co afgewezen, en het hof concludeerde dat deze beslissing terecht was. De grieven van Schaap & Co konden niet leiden tot een andere beslissing dan die van de rechtbank.

Het hof bekrachtigde het vonnis waarvan beroep en veroordeelde Schaap & Co in de kosten van het geding in hoger beroep. De uitspraak werd gedaan op 23 juni 2009 door de eerste kamer voor burgerlijke zaken van het Gerechtshof Leeuwarden, met de voorzitter en twee raden.

Uitspraak

Arrest d.d. 23 juni 2009
Zaaknummer 107.001.923/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
Stichting Schaap & Co,
gevestigd te Tytsjerk,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: Schaap & Co ,
advocaat: mr. W.M. Sturms, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen
1. [geïntimeerde],
wonende te Leeuwarden,
2. Stichting E. Meijer,
gevestigd te Leeuwarden,
geïntimeerden,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna gezamenlijk te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. E. Meijer, kantoorhoudende te 's-Gravenhage.
De inhoud van het tussenarrest d.d. 20 augustus 2008 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
Ter voldoening aan de haar gegeven bewijsopdracht heeft Schaap & Co haar bestuurder [getuige] als getuige doen horen.
Schaap & Co heeft vervolgens een memorie na enquête genomen, waarbij zij negen producties heeft overgelegd.
[geïntimeerde] heeft een antwoord memorie na enquête/antwoord akte vemeerdering van eis genomen.
Vervolgens hebben partijen de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest.
De verdere beoordeling
1. Bij bedoeld tussenarrest is Schaap & Co toegelaten tot het bewijs van haar stelling dat [geïntimeerde] onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door op 2 mei 2006 73 aan Schaap & Co in eigendom toebehorende, dan wel door haar beheerde schapen uit het natuurgebied De Groene Ster wederrechtelijk weg te voeren en te verkopen.
2. Alhoewel Schaap & Co bij memorie van grieven nog heeft aangeboden [betrokkene 1], [betrokkene 2], [betrokkene 3] en een Inspecteur van de AID als getuigen te doen horen, en aanvankelijk drie getuigen heeft opgeroepen voor de daarvoor door het hof bepaalde datum, is er uiteindelijk slechts één getuige, te weten [getuige], bestuurder van de Stichting Schaap & CO, gehoord.
Deze getuige is een partijgetuige als bedoeld in artikel 164 lid 2 Rv.
3. Het hof stelt voorop dat uit art. 164 lid 2 Rv volgt dat hetgeen door een partijgetuige, op wie de bewijslast rust, is verklaard geen bewijs in haar voordeel kan opleveren indien geen aanvullende bewijzen voorhanden zijn die zodanig sterk zijn en zodanig essentiële punten betreffen, dat zij die partij verklaring (voldoende) geloofwaardig maken.
4. Het hof zal eerste bezien wat de bewijskracht is van het door Schaap & Co bij memorie na enquête - ten aanzien van het probandum - overgelegde schriftelijke bewijsmateriaal.
* Productie 1 is een vervoersdocument van 6 juni 2005. Uit bedoeld document blijkt dat vervoerder Rogier op genoemde datum 137 schapen met het UBN nummer 2609904 en 27 schapen met UBN nummer 1165683 heeft vervoerd naar Schaap & Co p/a Grienedijk 4 te Wirdum. Als UBN nummer van Schaap & Co vermeldt het document 6007904.
* Dat nummer 6007904 het UBN nummer van Schaap & Co is vindt bevestiging in de als productie 2 overgelegde brief van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
* Productie 3 is een brief van de politie Fryslan aan de advocaat van Schaap & Co waarin onder meer het volgende staat vermeld:
De afdeling Archiefzaken heeft mij zojuist medegedeeld dat de door U gevraagde stukken niet meer aanwezig zijn. Dit betreft de vervoersdocumenten van de veemarkt Leeuwarden naar Harmelen en de lijst met UBN- en volgnummers (oormerken van de schapen).
* Productie 4 is een proces-verbaal van een telefonisch door een hoofdagent van de politie Fryslan afgenomen verhoor van [betrokkene 3]. De verklaring houdt - zakelijk weergegeven - het volgende in:
Ik, [betrokkene 3] heb op 2 mei 2006 een kudde schapen gekocht van Dhr. [betrokkene 4]. Ik weet niet of [betrokkene 4] deze schapen die dag had gekocht en of hij met de schapen naar de markt is gekomen. Ik weet wie [geïntimeerde] is, maar ken hem niet persoonlijk. Op 2 mei 2006 heb ik niet met hem gesproken. De 108 schapen die ik heb gekocht hebben een nummer. Een gedeelte van die schapen heeft het nummer 6007904.
5. Uit deze bewijsmiddelen - in onderling verband en samenhang bezien - kan niet worden afgeleid dat [geïntimeerde] op of omstreeks 2 mei 2006 schapen die aan Schaap & Co toebehoorden heeft weggevoerd en verkocht, zodat hetgeen [getuige] op dat punt heeft verklaard ("Ik maak uit alle omstandigheden waaronder de diefstal heeft plaatsgevonden op dat het niet anders kan zijn dan dat [geïntimeerde] onze schapen heeft weggehaald") niet dusdanig wordt ondersteund dat het hof die conclusie als vaststaand kan aannemen.
Cruciaal is immers of onder de schapen die op 2 mei 2006 door [geïntimeerde] aan [betrokkene 4] zijn verkocht (zie de verklaring van [geïntimeerde] ter comparitie in eerste aanleg) zich schapen hebben bevonden die toebehoorden aan Schaap & Co. Uit de verklaring van [betrokkene 3] kan dat weliswaar worden opgemaakt, maar nu het daarbij gaat om een niet onder ede afgelegde verklaring, waarvan de juistheid en betrouwbaarheid door [geïntimeerde] expliciet ter discussie is gesteld, levert deze verklaring onvoldoende bewijskracht op, nog daargelaten dat uit die verklaring niet kan worden opgemaakt om hoeveel schapen - met het USB nummer van Schaap & Co - het volgens [getuige] ging.
6. Nu ook overigens geen bewijs is geleverd dat zodanig sterk is dat het de door [getuige] in zijn verklaring als getuige neergelegde gevolgtrekking (zie hiervoor onder rechtsoverweging 5) voldoende ondersteunt, moet worden geconcludeerd dat de rechtbank de vordering van Schaap & Co terecht heeft afgewezen.
7. Het hiervoor overwogene brengt mede dat aan het begroten van de schade niet wordt toegekomen, zodat de in dat verband door Schaap & Co overgelegde producties geen nadere bespreking behoeven. Ook het antwoord op de vraag of Schaap & Co in dit stadium van de procedure haar vordering nog kan vermeerderen, kan in het midden blijven.
8. De grieven kunnen, wat daar verder ook van zij, niet leiden tot een andere beslissing dan die in het vonnis waarvan beroep, zodat verdere behandeling achterwege kan blijven.
De slotsom.
9. Het vonnis waarvan beroep dient te worden bekrachtigd met veroordeling van Schaap & Co als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding in hoger beroep (salaris advocaat: 2,5 punt tarief I).
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Schaap & Co in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die aan de zijde van [geïntimeerde] tot aan deze uitspraak op € 402,-- aan verschotten en € 1.580,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat.
Aldus gewezen door mr. Mollema, voorzitter en mrs. Kuiper en De Hek, raden, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 23 juni 2009 in bijzijn van de griffier.