ECLI:NL:GHLEE:2009:BI9991
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- M. de Bock
- A. Rowel-van der Linde
- H. Kuiper
- Rechtspraak.nl
Verjaring en stuiting van dwangsommen in civiele procedure
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden, stond de verjaring van dwangsommen centraal. Appellante, Speciaaldrukkerij Lijnco Groningen B.V., had zich beroepen op verjaring met betrekking tot een dwangsom die was opgelegd door de gemeente Groningen. De gemeente had de invordering van de dwangsommen aangekondigd op 9 mei 2005 en gefactureerd op 17 mei 2005, waarna de verjaringstermijn van zes maanden begon te lopen op 18 mei 2005. Het dwangbevel werd op 19 april 2006 aan Lijnco betekend. Het hof diende te beoordelen of de verjaring tijdig was gestuit door stuitingsbrieven van de gemeente en deurwaarderskantoor Pranger.
Het hof constateerde dat Lijnco de ontvangst van verschillende stuitingsbrieven had ontkend, maar dat de ontvangst van de brief van de gemeente van 15 februari 2006 wel vaststond. Deze brief had de verjaring kunnen stuiten, mits de vordering op dat moment nog niet was verjaard. Het hof oordeelde dat de brieven van de gemeente en de deurwaarder, die naar Lijnco waren gestuurd, als ontvangen konden worden beschouwd, ondanks de betwisting van Lijnco. Het hof vond de ontkenning van ontvangst door Lijnco niet geloofwaardig, omdat er geen feiten waren aangedragen die de stelling van Lijnco konden onderbouwen.
Uiteindelijk oordeelde het hof dat de verjaring van de dwangsommen was gestuit door de brief van 15 februari 2006, en dat de gemeente tijdig had gehandeld. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde Lijnco in de kosten van het geding in hoger beroep. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige stuitingshandelingen in het kader van verjaring van vorderingen in civiele procedures.