ECLI:NL:GHLEE:2009:BJ0724
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- G. Dam
- P.J.M. van den Bergh
- J. Hielkema
- Rechtspraak.nl
Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in het kader van de Opiumwet
In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 29 juni 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Groningen. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel door een verdachte die betrokken was bij de kwekerij van hennepplanten. De rechtbank had eerder vastgesteld dat de verdachte een wederrechtelijk voordeel van € 90.000,- had verkregen en hem de verplichting opgelegd om dit bedrag aan de Staat te betalen. De verdachte ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 15 juni 2009 heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het wederrechtelijk verkregen voordeel zou vaststellen op € 95.877,-. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte niet gedurende de gehele periode van vier jaar optimaal gebruik heeft gemaakt van de kwekerij. De verzorging van de planten was in handen van de echtgenote van de verdachte, die door haar zorg voor de kinderen niet altijd in staat was om de kwekerij optimaal te onderhouden. Hierdoor heeft het hof het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op € 50.000,-.
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte de verplichting opgelegd om € 50.000,- aan de Staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De uitspraak is gedaan op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat betrekking heeft op de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Het hof heeft de berekening van het openbaar ministerie als uitgangspunt genomen, maar heeft het bedrag aangepast op basis van de omstandigheden van de zaak.