ECLI:NL:GHLEE:2009:BJ2294

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
9 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.034.082
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Bosch
  • M. Keur
  • J. Janse
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de gesloten uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdzorg

In deze zaak gaat het om de bekrachtiging van een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Assen, waarbij aan Stichting Bureau Jeugdzorg Drenthe (BJZ) een machtiging is verleend om de minderjarige [appellant], geboren op 2 juli 1995, uit huis te plaatsen in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg. De kinderrechter had deze machtiging verleend op 8 april 2009, en de zaak kwam in hoger beroep voor het Gerechtshof Leeuwarden. De appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. K.B. Brouwer-Porte, verzocht de beschikking te vernietigen en de machtiging tot uithuisplaatsing af te wijzen. De Raad voor de Kinderbescherming, die als geïntimeerde optrad, heeft de bestreden beschikking bestreden en verzocht deze te bekrachtigen.

Tijdens de zitting op 26 juni 2009 werd duidelijk dat de appellant ernstige opvoedingsproblemen had en dat zijn moeder, die alleen belast is met het gezag, niet in staat was om hem de benodigde structuur en begeleiding te bieden. De rapportage van de Raad gaf aan dat de appellant zich niet bewust was van zijn problemen en geen hulp wilde ontvangen. Het hof oordeelde dat ambulante hulpverlening niet voldoende zou zijn en dat er gegronde vrees bestond dat de appellant zich aan de zorg zou onttrekken.

Het hof concludeerde dat de gesloten uithuisplaatsing noodzakelijk was om de ontwikkeling van de appellant te waarborgen en dat de machtiging tot uithuisplaatsing moest worden bekrachtigd. De kosten van het geding werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg. De beslissing van het hof werd op 9 juli 2009 uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Beschikking d.d. 9 juli 2009
Zaaknummer 200.034.082
HET GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende te [plaats],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat mr. K.B. Brouwer-Porte, kantoorhoudende te Beilen,
tegen
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Groningen en Drenthe,
gevestigd te Groningen,
geïntimeerde,
hierna te noemen: de raad.
Belanghebbenden:
1. [moeder],
wonende te Smilde,
hierna te noemen: de moeder,
2. Stichting Bureau Jeugdzorg Drenthe,
gevestigd te Assen,
hierna te noemen: BJZ.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 8 april 2009 heeft de kinderrechter in de rechtbank Assen onder meer aan BJZ een machtiging verleend om de minderjarige [appellant], geboren op 2 juli 1995 in de gemeente Groningen, met ingang van 8 april 2009 uit huis te plaatsen in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg voor de termijn van een half jaar.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 29 mei 2009, heeft [appellant] verzocht de beschikking van 8 april 2009 te vernietigen voor zover het de uithuisplaatsing betreft en opnieuw beslissende het verzoek tot machtiging uithuisplaatsing af te wijzen, met veroordeling van de raad in de proceskosten.
Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 16 juni 2009, heeft de raad het verzoek bestreden en verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen, met afwijzing van het verzoek ten aanzien van de proceskosten.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken.
Ter zitting van 26 juni 2009 is de zaak behandeld. Verschenen zijn [appellant], zijn advocaat, de moeder en [medewerkster raad] namens de raad.
Hoewel behoorlijk opgeroepen is geen vertegenwoordiger van BJZ verschenen.
De beoordeling
Inleiding
1. Uit de relatie van de moeder met [vader] (thans zonder bekende woon- en/of verblijfplaats) is [appellant] is geboren. De moeder is alleen belast met het gezag over [appellant].
2. Bij beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Assen van 8 april 2009 is [appellant] onder toezicht gesteld van BJZ, met ingang van 8 april 2009 voor de duur van één jaar.
3. Tevens heeft de kinderrechter in die beschikking aan BJZ een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [appellant], zoals hiervoor, bij 'Het geding in eerste aanleg', nader staat vermeld.
4. [appellant] is - op grond van de hiervoor genoemde machtiging van de kinderrechter - op 3 juni 2009 geplaatst in 'Het Poortje' te Groningen.
5. Het beroep richt zich uitsluitend tegen de verleende machtiging uithuisplaatsing.
Wettelijk kader
6. Een machtiging tot plaatsing in een voorziening voor gesloten jeugdzorg kan op grond van artikel 29b van de Wet op de jeugdzorg (hierna ook: Wjz) - voor zover hier van belang - worden verleend indien de jeugdige onder toezicht is gesteld (lid 2 onder a) en de jeugdige ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen heeft die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan de zorg die hij nodig heeft zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken (lid 3).
Overwegingen van het hof
7. Uit de stukken is zonder meer duidelijk dat er bij [appellant] sprake is van ernstige opvoedingsproblemen in de hiervoor onder 6 bedoelde zin. Het is dus van belang dat [appellant] hulp krijgt.
Hij heeft zich recent schuldig gemaakt aan strafbare feiten, waaronder geweldsdelicten, de plaatselijke jeugdagent beschouwt hem als een leider binnen een groep minderjarigen die eveneens bekend zijn bij de politie en die mensen bedreigt en terroriseert. Zijn moeder is niet goed op de hoogte van zijn doen en laten, heeft er geen vat op en weet ook niet hoe [appellants] gedrag te hanteren en om te buigen. [appellant] ziet, aldus de rapportage van de raad, zelf geen probleem en ziet in hulpverlening geen meerwaarde. Hij gaat zijn eigen gang. Het is voor het hof duidelijk dat [appellants] ontwikkeling naar volwassenheid zonder hulp in een onwenselijke richting zal blijven gaan.
8. Anders dan [appellant] en zijn moeder is het hof daarbij van oordeel dat ambulante of vrijwillige hulpverlening niet aan de orde is. Daarvoor vormt de ter terechtzitting uitgesproken bereidheid tot medewerking - zowel van [appellant] als van zijn moeder - een te wankele basis, mede gelet op het recente verleden waarin aangeboden of verleende hulp niet tot behoorlijk resultaat heeft geleid.
Er is gegronde vrees dat [appellant] zich aan de zorg die hij nodig heeft zal onttrekken.
9. [appellant] heeft verklaard dat hij liever in 'de Ruyterstee' geplaatst wil worden.
Ter zitting is namens de raad daarop gezegd dat de prioriteit ligt bij het hulp bieden aan [appellant] en dat hij de behandeling moet krijgen die hij nodig heeft. Als 'de Ruyterstee' aan [appellant] ook die behandeling en hulp kan bieden, ziet de raad geen bezwaar tegen een plaatsing van [appellant] in die instelling, zeker nu [appellant], zijn moeder, maar ook de medewerkers van 'de Ruyterstee' achter een dergelijke plaatsing lijken te staan.
De gezinsvoogd zal dat op korte termijn moeten onderzoeken, aldus de raad.
10. Voor het hof staat vast dat [appellant] hulp nodig heeft in de vorm van structuur en behandeling. Alleen al het feit dat [appellant] bij de moeder thuis niet naar school gaat, geeft aan dat [appellant] de benodigde structuur niet bij haar thuis kan krijgen.
11. 'Het Poortje' kan [appellant] die structuur wel bieden. Aangezien de gezinsvoogd in juni 2009 is benoemd, zal het in de komende tijd pas duidelijk worden in welke instelling [appellant] zijn verdere behandeling zal moeten ondergaan. Tot die tijd moet worden voorkomen dat [appellant] terugvalt in zijn oude situatie.
12. Het hof is dan ook van oordeel dat, in afwachting van een beslissing over een eventuele vervolgplaatsing van [appellant], er termen aanwezig zijn om de plaatsing in 'het Poortje' te continueren.
Slotsom
13. Op grond van het voorgaande dient de beschikking waarvan beroep te worden bekrachtigd.
Proceskosten
14. Nu het in deze zaak gaat om de belangen van een minderjarig kind, de moeder met het gezag is belast en BJZ met het toezicht, ziet het hof aanleiding de kosten van het geding te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten van het geding in hoger beroep draagt.
Aldus gegeven door mrs. Bosch, voorzitter, Keur en Janse, raden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van donderdag 9 juli 2009 in bijzijn van de griffier.