ECLI:NL:GHLEE:2009:BJ2543

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
14 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.027.008/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
  • A. Breemhaar
  • J. Bosch
  • M. Weening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding inzake ontvankelijkheid en verdeling van roerende zaken tussen gewezen echtgenoten

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Leeuwarden diende, ging het om een hoger beroep in een kort geding dat was aangespannen door [appellant] tegen [geïntimeerde]. De zaak had zijn oorsprong in een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden, uitgesproken op 4 februari 2009. [Appellant] had hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, maar het hof moest eerst de ontvankelijkheid van [appellant] in het hoger beroep beoordelen. Het hof oordeelde dat [appellant] niet had voldaan aan de vereisten van artikel 3:301 lid 2 BW, omdat de inschrijving van het hoger beroep niet tijdig had plaatsgevonden. Hierdoor verklaarde het hof [appellant] niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor het gedeelte van het dictum waartegen zij zich richtte.

Wat betreft de overige geschilpunten, bleek tijdens de pleidooien dat er geen rechtsstrijd meer bestond over de roerende zaken, aangezien beide partijen deze onder zich hadden. Het hof vernietigde het bestreden vonnis voor wat betreft de verdeling van de roerende zaken en bevestigde dat iedere partij de haar toekomende zaken onder zich had. Voor het overige werd het bestreden vonnis bekrachtigd, en de proceskosten werden gecompenseerd, aangezien de partijen gewezen echtgenoten waren.

De uitspraak van het hof vond plaats op 14 juli 2009, waarbij de kosten van het geding in hoger beroep werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij haar eigen kosten droeg. Dit arrest benadrukt de noodzaak voor appellanten om tijdig aan de wettelijke vereisten te voldoen om ontvankelijk te zijn in hun hoger beroep.

Uitspraak

Arrest d.d. 14 juli 2009
Zaaknummer 200.027.008/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de derde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. F.P. van Dalen, kantoorhoudende te Leeuwarden,
die ook heeft gepleit,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiser,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. J.C. Lich, kantoorhoudende te Groningen,
die ook heeft gepleit.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het kortgeding vonnis uitgesproken op 4 februari 2009 door de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 26 februari 2009 is door [appellant] hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis, hierna te noemen het bestreden vonnis, met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van 10 maart 2009.
Het petitum van de dagvaarding in hoger beroep, waaraan producties zijn gehecht, luidt:
"I. te vernietigen het door de Voorzieningenrechter van de Rechtbank te Leeuwarden onder nummer 93342/KG ZA 08-402 op februari 2009 tussen partijen gewezen vonnis waarvan beroep;
II. opnieuw rechtdoende bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, de vorderingen van de man, geïntimeerde, zoals gedaan in het exploot van de dagvaarding d.d. 16 januari 2009 af te wijzen, althans de man in deze vorderingen niet ontvankelijk te verklaren.
III. De kosten te compenseren, aangezien partijen gewezen echtelieden zijn;
IV. Een en ander, voor zover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren."
Bij memorie van antwoord is door [geïntimeerde] verweer gevoerd met als conclusie:
"de vordering van de vrouw, het vonnis van 4 februari 2009 te vernietigen, af
te wijzen en het bestreden vonnis te bekrachtigen voor zover, met uitzondering van het compenseren van de proceskosten. Gezien de proceshouding van de vrouw is de man van mening dat de vrouw veroordeeld dient te worden in de proceskosten."
Voorts heeft [appellant] - onder overlegging van producties - een akte genomen, waarna [geïntimeerde] eveneens - onder overlegging van producties - een akte heeft genomen.
Vervolgens hebben partijen hun zaak doen bepleiten onder overlegging van pleitnota's door hun advocaten.
Tenslotte hebben partijen de stukken gefourneerd en heeft het hof een dag bepaald overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellant] heeft acht grieven opgeworpen.
De beoordeling
Ontvankelijkheid van [appellant] in het door haar ingestelde hoger beroep
1. Het hof is van oordeel dat het bij het bestreden vonnis gaat om een uitspraak, die onder de werking van art. 3:301 lid 1 BW valt. Het is aan [appellant] om door overlegging van een verklaring van de griffier van de rechtbank Leeuwarden aan te tonen dat aan het in art. 3:301 lid 2 BW gestelde voorschrift is voldaan. Nu blijkens het exploot van de appeldagvaarding het hoger beroep op 26 februari 2009 is ingesteld, was het nodig het hoger beroep uiterlijk op 6 maart 2009 in te schrijven in het rechtsmiddelenregister, als bedoeld in art. 433 Rv. Uit de door [appellant] bij akte overgelegde verklaring van de griffier van de rechtbank Leeuwarden valt af te leiden dat de hiervoor bedoelde inschrijving niet tijdig, dat wil zeggen niet vóór 7 maart 2009, heeft plaatsgevonden. Het hof, dat ambtshalve heeft te onderzoeken of de inschrijving van het hoger beroep in het hiervoor bedoelde rechtsmiddelenregister tijdig is geschied, moet daarom [appellant] niet-ontvankelijk verklaren in het door haar ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen het onder I vermelde gedeelte van het dictum van het bestreden vonnis. Voor zover de grieven tegen dat gedeelte van het bestreden vonnis zijn gericht, behoeven zij mitsdien geen behandeling.
Omvang van de rechtsstrijd in hoger beroep voor het overige
2. Ter gelegenheid van de pleidooien is het hof gebleken dat in hoger beroep tussen partijen geen rechtsstrijd bestaat voor wat de roerende zaken betreft, nu iedere partij overeenkomstig het proces-verbaal van de rechtbank Leeuwarden van 9 juli 2008 de haar toekomende roerende zaken onder zich heeft. Het onder II vermelde gedeelte van het dictum van het bestreden vonnis zal daarom worden vernietigd en het hof zal verstaan dat iedere partij overeenkomstig het proces-verbaal van de rechtbank Leeuwarden van 9 juli 2008 de haar toekomende roerende zaken onder zich heeft. Voor zover de grieven tegen dit gedeelte van het bestreden vonnis zijn gericht, behoeven zij geen verdere behandeling. Tegen het onder III vermelde gedeelte van het bestreden vonnis zijn geen grieven gericht, zodat het bestreden vonnis in zover kan worden bekrachtigd.
Proceskosten
3. Nu partijen gewezen echtgenoten zijn, zal het hof de kosten van het geding in hoger beroep compenseren in die zin dat elke partij haar eigen kosten zal dragen.
Beslissing
Het gerechtshof:
verklaart [appellant] niet-ontvankelijk in het door haar ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen het onder I vermelde gedeelte van het dictum van het bestreden vonnis;
vernietigt het bestreden vonnis, voor wat het onder II vermelde gedeelte van het bestreden vonnis betreft, en
verstaat dat iedere partij overeenkomstig het proces-verbaal van de rechtbank Leeuwarden van 9 juli 2008 de haar toekomende roerende zaken onder zich heeft;
bekrachtigt het bestreden vonnis voor het overige;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat elke partij haar kosten draagt.
Aldus gewezen door mrs. Breemhaar, voorzitter, Bosch en Weening, raden, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 14 juli 2009 in bijzijn van de griffier.